Enter your email Address

  • Log in
  • Registreer
dinsdag, 27 mei, 2025
  • Eigen HTML
Doneren
Het Spurgeon Archief
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Dag
    • Voor Iedere Avond
    • Bank Des Geloofs
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Dagelijkse Hulp
    • Nabij De Zon
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Onderwerpen
  • Contact
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Dag
    • Voor Iedere Avond
    • Bank Des Geloofs
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Dagelijkse Hulp
    • Nabij De Zon
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Onderwerpen
  • Contact

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie
Het Spurgeon Archief
Home Preken

Het leven en sterven van de oprechte mens

Door Charles Haddon Spurgeon
25 april
uit Preken
Leestijd: 37 minuten
A A
THE-MUSIC-HALL-ROYAL-SURREY-GARDEN, C.H. SPURGEON

Een preek gehouden op zondagochtend, 16 augustus 1857,
door C.H. Spurgeon in de Music Hall, Royal Surrey Gardens.

Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst. Filippenzen 1:21

Hoe rijk aan betekenis zijn de woorden ‘leven’ en ‘dood’, die elkaar in de tekst opvolgen! Er is slechts een komma tussen beiden, en zeker, net zoals het met deze woorden is, zo is het ook in de werkelijkheid. Hoe kort is de afstand tussen leven en dood! Eigenlijk is er geen afstand. Het leven is enkel de voorhof van de dood, en onze pelgrimstocht op aarde is slechts een reis naar het graf. De polsslag die ons leven doet voortduren, slaat onze doodsmars, en het bloed dat ons leven circuleert, stuwt het voorwaarts naar de diepten van de dood.

Vandaag zien we onze vrienden gezond, morgen horen we van hun overlijden. Gisteren gaven we een sterke man de hand, en vandaag sluiten we zijn ogen. Nog maar een uur geleden zaten we in een comfortabele wagen en een paar uur later zal de zwarte lijkwagen ons naar onze laatste rustplaats brengen. O, hoe nauw is het leven met de dood verbonden! Het lam dat op het veld dartelt, moet spoedig de stoot van het mes voelen. De os die in de weide loeit, wordt vet gemaakt voor de slacht.

Bomen groeien enkel om geveld te worden. Ja, nog grotere dingen dan deze voelen de dood. Koninkrijken ontstaan en bloeien, maar ze bloeien enkel om te vergaan; ze rijzen om te vallen. Hoe vaak nemen we het geschiedenisboek ter hand en lezen we over de opkomst en de val van heerschappijen! We horen van de kroning en de dood van koningen. De dood is de zwarte dienaar die achter de strijdwagen van het leven rijdt. Zie het leven! en de dood is vlak erachter. De dood reikt ver door deze wereld en heeft alle aardse dingen gemarkeerd met de scherpe pijl van het graf.

Zelfs sterren sterven wellicht. Het is gezegd dat er op grote afstanden, in het verre luchtruim, branden zijn gezien, sterrenkundigen hebben de uitvaart van werelden opgemerkt – de val van die machtige lichamen die wij ons voorstelden als eeuwig op kandelaren van zilver geplaatst te zijn, om te blinken als de lampen der eeuwigheid. Maar God zij dank is er één plek waar de dood niet de broeder is van het leven, maar waar alleen het leven heerst. Leven is daar niet de eerste uitdrukking, die wordt gevolgd door de tweede: sterven. Er is een land waar de doodsklok nooit wordt geluid, waar geen begrafeniskleren worden geweven en waar geen graven worden gegraven. Gezegend land boven de wolken! Om daar te komen moeten we sterven. Maar als we na de dood een gelukzalige onsterfelijkheid krijgen, dan is onze tekst inderdaad waar: dan is het sterven voor mij winst.

Wanneer men een waarachtige inschatting van iemands geluk wil maken, dient men hem te beschouwen in twee nauw verweven fasen: zijn leven en zijn sterven. Solon, de heiden, sprak: ‘Noem niemand gelukkig vóór zijn dood, want men weet niet welke wendingen het lot nog in petto heeft’. Hieraan kunnen wij toevoegen: ‘Noem niemand gelukkig vóór zijn dood, omdat een ellendig hiernamaals ver zal onderdoen voor zelfs het meest gezegende aardse bestaan.’ Om iemands ware toestand te doorgronden, moeten we deze in haar volledige omvang overzien. We dienen niet slechts de levensdraad te meten die zich uitstrekt van wieg tot graf, maar verder te kijken; voorbij de dood, door de opstanding heen, tot in de eeuwigheid. Om de waarde van onze daden te bepalen, volstaat het niet hun onmiddellijke gevolgen te overwegen, maar moeten we hun impact beschouwen in het licht van de oneindige tijd die voor ons ligt. Laten we zaken niet afwegen op de weegschaal van het tijdelijke, noch tellen in uren, minuten en seconden. In plaats daarvan behoren we de dingen te waarderen naar de maatstaf van de eeuwigheid, want alleen zo kunnen we hun ware betekenis en gewicht doorgronden in het grote geheel van ons bestaan.

Komt dan, geliefden! Voor ons ligt het portret van een man die, aan beide kanten van zijn bestaan, de toets der kritiek kan doorstaan. We hebben zijn leven voor ons, we hebben zijn dood voor ons. Van zijn leven hebben we het gezegde: ‘Leven is Christus,’ en van zijn dood: ‘Sterven is winst.’ En als hetzelfde nu van een van jullie gezegd kan worden, o dan mag je je verblijden; je behoort tot dat drievoudig gelukkige aantal van hen die de Heere liefheeft en die Hij tot Zijn vreugde wil verheerlijken. Vandaag zullen we onze tekst heel eenvoudig in deze twee punten verdelen: Het leven en sterven van de oprecht mens.

I. Wat betreft zijn leven, dat wordt kort beschreven met deze woorden: ‘Want het leven is mij Christus.’ De gelovige heeft niet altijd voor Christus geleefd. Toen hij voor het eerst in deze wereld werd geboren, was hij een slaaf van de zonde en een erfgenaam van de toorn, net als anderen. Hoewel hij later misschien de grootste van de heiligen is geworden, blijft hij, totdat de Goddelijke genade zijn hart binnendringt, ‘in de gal van bitterheid en in de banden der ongerechtigheid.’ Hij begint pas voor Christus te leven wanneer God de Heilige Geest hem overtuigt van zijn zonde en van zijn diep verdorven natuur, en wanneer hij door genade tot het inzicht wordt gebracht van de stervende Heiland die verzoening doet voor zijn schuld. Vanaf dat moment, wanneer hij door geloof het geslachte offer op Golgotha ziet en zijn hele leven op Hem werpt – om gered, verlost, bewaard en gezegend te worden door de kracht van Zijn verzoening en de grootheid van Zijn genade – vanaf dat moment begint de mens voor Christus te leven.

En nu zullen wij u, zo beknopt als wij kunnen, uitleggen wat het betekent: in Christus te leven.

Het betekent ten eerste dat het leven van een christen zijn oorsprong vindt in Christus. ‘Want het leven is mij Christus.’ De rechtvaardige heeft twee levens. Hij heeft een leven dat hij van zijn ouders heeft geërfd; hij kijkt terug op een voorouderlijk geslacht waarvan hij een tak is, en hij herleidt zijn leven tot de ouderlijke stam. Maar daarnaast heeft hij een tweede leven, een geestelijk leven, een leven dat net zo ver verheven is boven het puur mentale leven als het mentale leven verheven is boven het leven van een dier of een plant.

Voor de bron van dit geestelijke leven kijkt hij niet naar vader of moeder, noch naar een priester of mens, noch naar zichzelf; hij kijkt naar Christus. Hij zegt: ‘O Heere Jezus, Eeuwige Vader, Vredevorst, Gij zijt mijn geestelijke ouder; ware het niet dat Uw Geest in mijn neusgaten de adem van een nieuw, heilig en geestelijk leven had geblazen, dan was ik tot op deze dag ‘dood door overtredingen en zonden.’ Ik ben mijn derde beginsel, mijn geest, verschuldigd aan de inplanting van Uw genade. Ik ontving een lichaam en een ziel van mijn ouders, maar ik heb het derde beginsel, de geest, van U ontvangen. In U leef ik, beweeg ik mij en ben ik. Mijn nieuwe, mijn beste, mijn hoogste en meest hemelse leven is geheel afkomstig van U. Aan U schrijf ik het toe. Mijn leven is met Christus verborgen in God. Het is niet langer ik die leef, maar Christus die in mij leeft.’

En zo zegt de christen: ‘Want het leven is mij Christus,’ omdat voor mij leven betekent een leven leiden waarvan de oorsprong niet menselijk is, maar Goddelijk, afkomstig van Christus zelf. Hij bedoelde ook te zeggen dat Christus het levensonderhoud is van zijn leven, het voedsel waarop zijn nieuwgeboren geest zich voedt. De gelovige heeft drie delen die onderhouden moeten worden:

  • Het lichaam, dat zijn eigen voedsel nodig heeft;

  • De ziel, die kennis en gedachten nodig heeft om gevoed te worden;

  • De geest, die zich moet voeden met Christus.

Zonder brood zal ik vermageren tot een skelet en uiteindelijk sterven; zonder gedachten krimpt mijn geest en wordt hij klein, totdat ik een idioot word met een ziel die niet of nauwelijks leeft. En zonder Christus moet mijn pasgeboren geest een vage, schimmige leegte worden. Hij kan niet leven tenzij hij zich voedt met dat hemelse manna dat uit de hemel is neergedaald.

Nu kan de christen zeggen: ‘Het leven dat ik leef is Christus’, want Christus is het voedsel waarmee hij zich voedt en het levensonderhoud van zijn pasgeboren geest. De apostel bedoelde ook dat het voorbeeld voor zijn leven Christus was. Ik veronderstel dat elk levend persoon een voorbeeld heeft dat hij probeert te gebruiken om zijn leven vorm te geven. Als we aan ons leven beginnen, kiezen we meestal een persoon, of meerdere personen, wiens gecombineerde deugden een spiegel van perfectie voor ons vormen. ‘Nu,’ zegt Paulus, ‘als je me vraagt welk voorbeeld ik volg in mijn leven en met welk model ik mijn wezen zou willen vergelijken, dan zeg ik je: dat is Christus. Ik heb geen ander voorbeeld, geen andere vorm of model waaraan ik mijn wezen gelijkstel, behalve de Heere Jezus Christus.’

De ware christen kan, als hij oprecht is, hetzelfde zeggen. Begrijp echter wat ik bedoel met het woord oprecht. Een oprecht man betekent een rechtschapen man – een man die niet kruipt, buigt of neerknielt aan de voeten van anderen; een man die niet op andere mensen leunt voor hulp, maar rechtop staat met zijn hoofd naar de hemel gekeerd, in alle waardigheid van zijn onafhankelijkheid, leunend op niets anders dan de arm van de Almachtige. Zo’n man zal Christus als zijn enige model en voorbeeld nemen.

Dit is bij uitstek het tijdperk van conventies en gewoonten. Tegenwoordig durven mensen niets meer te doen als niet iedereen hetzelfde doet. Je vraagt niet vaak: ‘Is dit goed?’ Je vraagt meestal: ‘Doet die en die het ook?’ Misschien heb je wel een belangrijk persoon in je familiekring die wordt gezien als de maatstaf van alle fatsoen; en als hij het doet, denk je dat jij het ook veilig kunt doen.

En o, wat een ophef ontstaat er wanneer iemand anders durft te zijn, wanneer hij gelooft dat sommige van jullie regels niets meer zijn dan ketens en boeien die hij verbreekt, terwijl hij uitroept: ‘Ik ben vrij!’ De wereld stort zich onmiddellijk op hem; alle honden van kwaadwilligheid en laster vallen hem aan omdat hij zegt: ‘Ik zal jullie voorbeeld niet volgen! Ik zal de eer van mijn Meester verdedigen en jullie grote meesters niet als mijn eeuwige voorbeeld nemen.’

Oh! Ik zou willen dat ieder staatshoofd, iedere predikant en iedere christen vrij was om te geloven dat zijn enige vorm en voorbeeld voor navolging het karakter van Christus moet zijn. Ik zou willen dat we alle bijgelovige gehechtheid aan de oude dwalingen van onze voorouders konden verachten. En terwijl sommigen altijd met eerbied opzien naar ouderdom en grijze haren, zou ik willen dat we de moed hadden om een zaak niet te beoordelen op haar leeftijd, maar op haar juistheid.

Laten we alles afwegen, niet op basis van nieuwheid of ouderdom, maar op basis van haar overeenstemming met Jezus Christus en Zijn heilig Evangelie. Laten we verwerpen wat daarmee onverenigbaar is, zelfs als het oud en eerbiedwaardig lijkt, en geloven in wat daarmee verenigbaar is, zelfs als het nieuw is. Laten we met overtuiging zeggen: ‘Voor mij is leven niet om deze of gene mens na te volgen, maar ‘voor mij is leven Christus.’

Ik geloof dat de kern van Paulus’ gedachte hier ligt: het uiteindelijke doel van zijn leven is Christus. Stel je voor dat Paulus aan land komt bij de kust van Filippi. Daar, aan de rivier, liggen schepen aangemeerd en zijn kooplieden druk in de weer. Je ziet een koopman, geconcentreerd bezig met het controleren van zijn handelsregister en lading. Hij pauzeert even, wrijft over zijn voorhoofd en zegt, terwijl hij zijn geldbuidel stevig vasthoudt: ‘Voor mij is het leven goud.’

Niet ver daarvandaan zie je zijn nederige bediende, hard werkend voor zijn meester. Terwijl hij zwoegt en zweet, mompelt hij tussen geklemde tanden: ‘Voor mij is het leven gewoon overleven.’ Even verderop staat een man met een bleke huid en een nieuwsgierige blik op zijn gezicht, die een boekrol vol mysterieuze tekens in zijn handen houdt. Hij zegt vol overtuiging: ‘Voor mij is het leven kennis.’

Plotseling klinkt een krachtige stem. Een man in harnas en een helm op zijn hoofd, roept uit: ‘Ik veracht jullie levenswijze; voor mij is het leven roem!’ Maar dan verschijnt Paulus, de nederige tentenmaker. Zijn Joodse gelaatstrekken verraden zijn afkomst terwijl hij hen benadert en zegt: ‘Want het leven is mij Christus.’

De reacties laten niet lang op zich wachten. Ze lachen hem uit en bespotten hem om zijn keuze. Paulus herhaalt steeds: ‘Want het leven is mij Christus’. Maar wat bedoelt hij daarmee? De geleerde man fronst zijn wenkbrauw en vraagt: ‘Christus? Wie is dat? Is dat die Man die ik heb horen noemen – die op Golgotha werd geëxecuteerd als een oproerkraaier?’ Het antwoord klinkt zacht maar vastberaden: ‘Hij is Jezus van Nazareth, de Koning der Joden, Die stierf om ons te redden.’

De Romeinse soldaat kijkt hem spottend aan en zegt: ‘Leef je voor een Man die als een slaaf stierf? Wat voor eer kun je bereiken door voor Hem te strijden?’ De koopman voegt eraan toe: ‘Wat levert jouw prediking op? Hoe onderhoud je je gezin als je alles opgeeft om Christus te eren?’ Zelfs de bediende schudt zijn hoofd en denkt dat Paulus dwaas is.

Maar Paulus weet wat hij doet. Hij heeft een wijsheid die hen allen overstijgt. Hij kent de weg naar de hemel en weet welk doel werkelijk betekenis heeft. Of men hem nu begrijpt of niet, Paulus’ ziel is volledig vervuld van één overtuiging: ‘Het leven is mij Christus.’

Broeders en zusters, kunnen jullie, als belijdende christenen, zeggen dat je leeft volgens het voorbeeld van de apostel Paulus? Kunnen jullie eerlijk zeggen dat Christus jullie leven is? Ik zal jullie vertellen wat ik van velen van jullie denk. Jullie sluiten je aan bij onze kerken, jullie zijn zeer respectabele mensen; we accepteren jullie als ware en oprechte christenen, maar in alle eerlijkheid en waarheid geloof ik niet dat Christus jullie leven is. Ik zie velen van jullie wier gedachten volledig in beslag worden genomen door aardse zaken; het louter vergaren van geld, het vergaren van rijkdom lijkt jullie enige doel te zijn. Ik ontken niet dat jullie vrijgevig zijn, ik durf niet te zeggen dat jullie niet goedgeefs zijn en dat jullie chequeboekje vaak een bijdrage bevat aan heilige doelen, maar ik durf wel te zeggen dat jullie uiteindelijk niet eerlijk kunnen zeggen dat jullie helemaal voor Christus leven. Je weet dat als je naar je winkel of magazijn gaat, je niet denkt dat je zaken doet voor Christus; je durft niet zo hypocriet te zijn om dat te zeggen. Je moet toegeven dat je het doet voor je eigen geluk en voor het welzijn van je gezin. ‘Nou!’ zegt de een, ‘en is dat een gemene grond?’ Absoluut niet; niet voor jou, als je zo gemeen bent om die vraag te stellen, maar wel voor de christen. Hij belijdt voor Christus te leven; hoe kan het dan dat hij durft te belijden voor zijn Meester te leven en dat toch niet doet, maar louter voor werelds gewin leeft?

Laat ik me richten tot de vele dames hier. Jullie zouden geschokt zijn als ik jullie christendom zou ontkennen. U beweegt zich in de hoogste kringen van het leven en u zou verbaasd zijn als ik uw vroomheid in twijfel zou durven trekken na uw vele gulle giften aan religieuze doelen; maar ik durf het toch te doen. Wat doet u? U staat laat op: u laat u brengen door de koets en gaat op bezoek bij vrienden, of u laat een kaartje achter als u een vervanger bent. ’s Avonds gaat u naar een feestje, praat onzin, komt weer thuis en gaat naar bed. En dat is je leven van het begin tot het einde van het jaar. Het is gewoon één vaste routine. Er is een diner of een bal, en aan het eind van de dag zegt u: Amen. Zo gaat het, steeds maar weer. U leeft niet voor Christus. Ik weet dat u regelmatig naar de kerk gaat of een dienst bijwoont in een dissidentenkapel; allemaal goed en wel. Ik zal uw vroomheid in de gebruikelijke zin van het woord niet ontkennen, maar ik ontken dat u ook maar in de buurt komt van de plaats waar Paulus stond toen hij zei: ‘Voor mij is het leven Christus.’ Ik weet, mijn broeders, dat ik er met veel oprechte inspanning niet in geslaagd ben om de volheid van volledige toewijding aan de Heere Jezus te realiseren. Elke predikant moet zichzelf soms berispen en zich afvragen: ‘Verdraai ik mijn uitspraken soms niet een beetje? Heb ik niet geprobeerd in een preek een groots idee naar voren te brengen in plaats van een waarheid te verkondigen? Heb ik niet een waarschuwing achtergehouden die ik had moeten uitspreken omdat ik bang was voor de mening van mensen?’ Hebben we niet allemaal goede redenen om onszelf te kastijden omdat we moeten zeggen dat we niet voor Christus hebben geleefd zoals we hadden moeten doen? En toch, vertrouw ik erop, zijn er een paar nobele mensen, de elite van Gods uitverkorenen, een paar uitverkoren mannen en vrouwen op wier hoofden de kroon en het diadeem van toewijding rusten, die echt kunnen zeggen: ‘Ik heb niets in deze wereld dat ik niet aan Christus kan geven – ik heb gesproken en ik meen wat ik heb gesproken.’

‘Neem mijn ziel en lichaam,
Al mijn goederen en mijn tijd,
Alles wat ik heb, en alles wat ik ben.’

‘Neem mij, Heere, en neem mij voor altijd.’ Dit zijn de mannen die onze zendelingen worden, en de vrouwen die zorg dragen voor de zieken als toegewijde verpleegsters. Dit zijn zij die de dood voor Christus durven trotseren, die bereid zijn hun bezit te geven voor Zijn zaak. Dit zijn zij die zichzelf volledig willen geven, zich willen uitputten, en bereid zijn smaad, hoon en schande te dragen, zolang ze maar de belangen van hun Meester kunnen bevorderen. Hoeveel van dit soort toegewijde mensen heb ik hier vanmorgen? Zou ik niet vele banken moeten tellen voordat ik er twintig kan vinden? Velen onder ons leven dit principe in zekere mate na, maar wie van ons kan werkelijk zeggen dat hij volledig voor Christus heeft geleefd, zoals de apostel Paulus deed? Ik ben ervan overtuigd dat niemand hier in deze preekstoel dat durft te beweren.

En toch, totdat er meer Paulussen opstaan en meer mensen zich volledig aan Christus wijden, zullen we nooit Gods koninkrijk zien komen, noch Zijn wil op aarde zien geschieden zoals het in de hemel gebeurt. Dit is het ware leven van een christen: zijn bron, zijn voeding, zijn vorm en zijn doel, alles samengevat in één woord – Christus Jezus. En laat ik eraan toevoegen: zijn vreugde en zijn heerlijkheid liggen volledig in Christus. Maar ik zal jullie niet langer ophouden.

II. Ik moet naar het tweede punt gaan, de dood van de christen. Helaas, helaas, dat de goeden moeten sterven; helaas, dat de rechtvaardigen moeten vallen! Dood, waarom hak je niet de giftige upasboom om? Waarom maai je niet de giftige hemlock? Waarom raak je de boom aan onder wiens uitgestrekte takken de vermoeide rust vindt? Waarom raak je de bloem aan wiens geur de aarde verheugd heeft? Dood, waarom neem je de besten van de aarde weg, in wie al onze vreugde ligt? Als je je bijl zou willen gebruiken, gebruik hem dan op de onvruchtbare gronden, de bomen die voeding opnemen maar geen vrucht dragen; dan zou je dank ontvangen. Maar waarom hak je de ceders om, waarom vel je de prachtige bomen van Libanon? O Dood, waarom spaar je de Kerk niet? Waarom moet de preekstoel in het zwart worden gehuld; waarom moet de zendingspost vol tranen zijn? Waarom moet het vrome gezin zijn priester verliezen, en het huis zijn hoofd? O Dood, wat ben je aan het doen? Raak de heilige dingen van de aarde niet aan; je handen zijn niet geschikt om het Israël van God te bezoedelen. Waarom leg je je hand op het hart van de uitverkorenen? O, Dood blijf staan, spaar de rechtvaardigen en neem de slechten!

Maar nee, het mag niet zo zijn; de dood komt en slaat de besten van ons allen neer; de meest vrijgevige, de meest gebedsvolle, de meest heilige, de meest toegewijden moeten sterven. Wee, wee, wee, O kerk, want u hebt uw martelaren verloren; wee, O kerk, want u hebt uw belijders verloren, uw heilige mannen zijn gevallen. Ween, spar, want de ceder is gevallen, de vromen vallen, en de rechtvaardigen worden afgesneden. Maar wacht even; ik hoor nog een andere stem. Zeg  tegen de dochteren van Juda: spaar uw tranen. Zeg zo tegen de kudde van de Heere: Houd op, houd op met uw verdriet; uw martelaren zijn dood, maar ze zijn verheerlijkt; uw dienaren zijn heengegaan, maar ze zijn opgestegen naar uw Vader, en naar hun Vader; uw broeders zijn begraven in het graf, maar de bazuin van de aartsengel zal hen wekken, en hun geesten zijn nu al bij God.

Hoort de woorden van de tekst bij wijze van troost: ‘Sterven is gewin.’ Niet de winst die gij wenst, gij zoon van de vrek, niet de winst waarnaar gij jaagt, gij mens van hebzucht en eigenliefde; een hogere en betere winst is dat wat de dood een christen brengt.

Mijn beste vrienden, toen ik sprak over het eerste deel van het vers, was alles helder en eenvoudig. Er was geen bewijs nodig; jullie geloofden het, want jullie zagen het duidelijk: ‘Het leven is mij Christus’ bevat geen paradox. Maar ‘Sterven is voor mij winst’ is een van de raadsels van het Evangelie die alleen een christen werkelijk kan begrijpen. Als we alleen naar het zichtbare kijken, is sterven geen winst; sterven lijkt eerder verlies te zijn.

Heeft de dode zijn rijkdom niet verloren? Hoeveel hij ook bezat, kan hij iets meenemen? Staat er niet geschreven: ‘Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren’? ‘Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren.’ Geen enkel bezit kan met hem meegaan. De man had een prachtig landgoed en een schitterend huis, maar dat alles moest hij achtergelaten. Hij kan nooit meer door die beschilderde zalen lopen of over die groene gazons wandelen. Hij had roem en eer in overvloed, maar ook dat heeft hij verloren – althans voor zover hij dat zelf nog zou kunnen ervaren – hoewel zijn naam misschien nog steeds geroemd wordt. Zijn rijkdom is verdwenen, en zelfs als hij begraven wordt in een kostbare tombe, is hij net zo arm als de bedelaar die hem ooit met jaloezie aankeek. Dit is geen winst; dit is verlies.

En wat te zeggen over zijn vrienden? Hij heeft hen achtergelaten: een rouwende vrouw en kinderen die nu vaderloos zijn, zonder zijn beschermende zorg. Hij heeft de vriend van zijn hart verloren, de metgezel van zijn jeugd. Zijn vrienden huilen om hem, maar ze kunnen de rivier niet samen met hem oversteken; ze laten tranen in zijn graf vallen, maar ze kunnen hem niet volgen. En heeft hij niet al zijn kennis verloren? Hoeveel moeite hij ook deed om zijn brein te vullen met wijsheid en kennis, wat betekent dat nu nog? Wat onderscheidt hem nu van de nederigste slaaf, zelfs als hij alle aardse kennis heeft verworven? Is het niet gezegd…

‘Hun herinnering en liefde zijn vergaan,
Alsof zij nooit waren, in stilte opgegaan‘

Zeker, de dood is verlies. Heeft hij niet het gezang van het heiligdom en de gebeden van de rechtvaardigen verloren? Is hij niet de plechtige samenkomst en de grote vergadering van het volk kwijtgeraakt? Nooit meer zal de belofte zijn oor betoveren, nooit meer zal de blijde boodschap van het Evangelie zijn ziel laten zingen. Hij slaapt in het stof; de sabbatsklok luidt niet meer voor hem, en de sacramentele tekenen liggen wel op tafel, maar niet voor hem. Hij is naar zijn graf gegaan en weet niet wat er na hem zal komen. In het graf, waarheen wij allen ons spoeden, is geen werk en geen doel. Ja, de dood is ontegenzeggelijk verlies.

Als ik naar jou kijk, koude, kleiachtige dode, en zie dat je op het punt staat het paleis van verrotting en het feestmaal voor wormen te worden, kan ik niet geloven dat je hebt gewonnen. Wanneer ik zie dat je ogen hun licht hebben verloren, je lippen hun woorden, je oren hun gehoor, je voeten hun beweging, en je hart zijn vreugde; wanneer de kiezen niet meer malen en geen geluiden van tamboerijn of harp je vreugde wekken – o koude, kleiachtige dode, dan lijkt het alsof je alleen maar hebt verloren. Verloren, en dat op onmetelijke wijze.

En toch zegt mijn tekst dat dit niet zo is. Het zegt: ‘Sterven is voor mij winst.’ Het lijkt onmogelijk, en zeker is het dat niet als ik alleen met mijn ogen kijk. Maar neem de telescoop van het geloof ter hand, gebruik dat magische glas dat door het gordijn heen kijkt dat ons scheidt van het onzichtbare. Smeer je ogen in met oogzalf zodat ze helder worden en door de ether kunnen dringen om de onbekende werelden te zien. Kom, baad jezelf in deze zee van licht en leef in heilige openbaring en geloof. Kijk dan opnieuw – en oh, hoe verandert het tafereel! Hier ligt het lichaam, maar daar is de geest; hier is de klei, maar daar is de ziel; hier is het karkas, maar daar is de seraf.

Hij is ultiem gezegend; zijn dood is winst. Kom, laten we eens kijken: wat heeft hij verloren? Ik zal laten zien dat hij in alles wat hij verloor, veel meer heeft gewonnen. Heeft hij zijn vrienden verloren? Zijn vrouw, zijn kinderen, zijn broeders in de gemeenschap van de kerk, allen blijven achter om te treuren om zijn verlies. Ja, hij heeft hen verloren, maar, mijn broeders, wat heeft hij gewonnen? Hij heeft meer vrienden gewonnen dan hij ooit verloren heeft. Hij had er velen verloren tijdens zijn leven, maar hij ontmoet hen allemaal weer. Ouders, broeders en zusters die in hun jeugd of op latere leeftijd gestorven waren en de stroom vóór hem waren overgestoken, begroeten hem allemaal aan de andere oever. Daar ontmoet de moeder haar kind, daar ontmoet de vader zijn kinderen, daar begroet de eerbiedwaardige patriarch zijn familie tot in de derde en vierde generatie. Daar sluit de broer zijn broer in de armen, en ontmoet de man zijn vrouw – niet langer om te trouwen of uitgehuwelijkt te worden, maar om samen te leven zoals de engelen van God.

Sommigen van ons hebben meer vrienden in de hemel dan op aarde. Wij hebben meer dierbare verwanten in heerlijkheid dan hier bij ons. Dat geldt niet voor iedereen, maar voor sommigen wel; er zijn er meer die de stroom zijn overgestoken dan er zijn achtergebleven. Maar zelfs als dat niet zo is, wat een vrienden wachten ons daar op! O, ik verheug mij op de dag van de dood, al was het alleen maar om de heldere geesten te zien die nu voor de troon staan; om de hand van Abraham, Isaäk en Jakob te drukken; om in het gezicht van Paulus, de apostel, te kijken en de hand van Petrus te schudden; om in bloeiende velden te zitten met Mozes en David; om te genieten van het zonlicht van gelukzaligheid met Johannes en Maria Magdalena, o wat een geluk! Het gezelschap van arme, onvolmaakte heiligen op aarde is goed, maar hoe veel beter is de gemeenschap van de verlosten. De dood is geen verlies wat vrienden betreft. We laten hier beneden een kleine groep achter en zeggen tegen hen: ‘Vrees niet, klein kuddeke,’ en we stijgen op om de legers van de levende God te ontmoeten, de scharen van zijn verlosten. ‘Sterven is winst.’ Arm stoffelijk overschot! Je hebt je vrienden op aarde verloren; neen, heldere geest, gij hebt het honderdvoudige ontvangen in de hemel.

Wat hebben we nog meer gezegd dat hij verloor? We zeiden dat hij al zijn bezit, al zijn rijkdom en welvaart verloor. Ja, maar hij heeft oneindig veel meer gewonnen. Al was hij zo rijk als Croesus, dan nog zou hij zijn rijkdom graag opgeven voor datgene wat hij heeft verkregen. Waren zijn vingers versierd met parels en heeft hij hun glans verloren? De parelmoeren poorten van de hemel schitteren veel helderder. Had hij goud in zijn voorraadkamer? Let op, de straten van de hemel zijn geplaveid met goud, en hij is nu veel rijker. De woningen van de verlosten zijn veel stralender verblijfplaatsen dan de huizen van de rijksten hier beneden.

Maar dat geldt niet voor velen van jullie. Jullie zijn niet rijk, jullie zijn arm. Wat kunnen jullie verliezen door de dood? Jullie zijn hier arm, maar daar zullen jullie rijk zijn. Hier lijden jullie onder zware arbeid, daar zullen jullie voor eeuwig rusten. Hier verdienen jullie je brood met het zweet op je voorhoofd, maar daar is geen arbeid. Hier werpen jullie je uitgeput op bed aan het einde van de week en zuchten naar de sabbat, maar daar kennen de sabbatten geen einde. Hier ga je naar het huis van God, maar word je vaak afgeleid door wereldse zorgen en gedachten aan lijden. Maar daar, in de hemel, is er geen gekerm dat zich vermengt met de liederen die uit onsterfelijke tongen klinken. De dood zal voor jou een ware winst zijn, zowel in rijkdom als in bezittingen.

En wat betreft de genademiddelen die we achterlaten, wat zijn die in vergelijking met wat we hierna zullen ontvangen? Oh, als ik op dit moment zou sterven, denk ik dat ik zoiets zou zeggen als dit: ‘Vaarwel, sabbatten, ik ga naar de eeuwige sabbat van de verlosten. Vaarwel, dominee; ik zal geen kaars of zonlicht nodig hebben, want de Heere God zal mij licht geven en voor eeuwig en altijd mijn leven zijn. Vaarwel, liederen en lofzangen van de gezegenden; vaarwel, ik zal jullie melodieuze uitingen niet langer nodig hebben; ik zal de eeuwige en onophoudelijke halleluja’s van de gelukzaligen horen. Vaarwel, gebeden van Gods volk; mijn geest zal voor altijd de voorspraak van mijn Heere horen en zich aansluiten bij het nobele leger van martelaren in het roepen: ‘O Heere, hoe lang nog?’ Vaarwel, o Sion! Vaarwel, huis van mijn liefde, huis van mijn leven! Vaarwel, tempels waar Gods volk zingt en bidt; vaarwel, tenten van Jakob, waar zij elke dag offers brengen! Ik ga naar een beter Sion dan jullie, naar een stralender Jeruzalem, naar een tempel met fundamenten waarvan de bouwer en maker God is!’ Oh mijn lieve vrienden, als we aan deze dingen denken, voelen sommigen van ons zich dan niet alsof we kunnen sterven?

‘Reeds nu, door geloof, slaan wij de handen
Met hen die eerder zijn gegaan,
En groeten de met bloed besprenkelde scharen
Op de eeuwige oever aan.

Eén leger van de levende God,
Op Zijn bevel buigen wij neer,
Een deel heeft reeds de stroom doorstaan,
Een ander steekt hem over, keer op keer.’

We hebben de oever nog niet bereikt, maar we zullen er spoedig zijn; het moment van sterven nadert snel. En dan nog een gedachte. We zeiden dat mensen hun kennis verliezen wanneer ze sterven, maar dat moeten we corrigeren. Oh nee, als de rechtvaardigen sterven, verkrijgen ze een oneindig grotere kennis dan ze ooit op aarde zouden kunnen bezitten.

‘Daar zal ik zien, daar zal ik horen,
Alles wat ik hier heb leren begeren.
En elke gave vindt blijdschap en vreugd,
In die eeuwige wereld van geluk en deugd.’

‘Nu immers kijken wij door middel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht.’ ‘Daar zal wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord’ volledig aan ons geopenbaard worden. Daar zullen raadsels worden opgelost, mysteries duidelijk worden, donkere teksten verlicht, en moeilijke voorzienigheden als wijsheid verschijnen. De nederigste ziel in de hemel weet meer van God dan de grootste heilige op aarde. Van de grootste heilige op aarde kan gezegd worden: ‘Toch is hij die het minste is in het Koninkrijk der hemelen, groter dan hij.’ Zelfs onze machtigste theologen begrijpen niet zoveel van de theologie als de lammeren van de kudde der heerlijkheid. Zelfs de grootste genieën op aarde begrijpen niet het miljoenste deel van de machtige betekenissen die ontdekt zijn door zielen die bevrijd zijn van hun aardse omhulsel.

Ja, broeders, ‘Sterven is winst.’ Weg met die lijkwagen, verwijder dat doodskleed; kom, zet witte pluimen op de hoofden van de paarden en laat gouden versieringen om hen heen hangen. Weg met die fluit, dat schelle geluid van de dodenmars. Geef mij de trompet en de trommel. O halleluja, halleluja, halleluja! Waarom zouden we treuren om de heiligen die naar de hemel gaan? Waarom zouden we klagen? Ze zijn niet dood, ze zijn ons slechts voorgegaan. Stop, stop dat rouwen, houd je tranen in; klap in je handen, klap in je handen!

‘Zij zijn buitengewoon gelukkig,
Hebben afgerekend met zorg en zonde en wee.
En hebben rust gevonden bij hun Verlosser.’

Wat! Huilen? Huilen om hoofden die gekroond zijn met de kronen van de hemel? Huilen om handen die de gouden harpen vasthouden? Wat, huilen om ogen die de Verlosser aanschouwen? Huilen om harten die van zonde zijn gewassen en kloppen van eeuwige vreugde? Wat, huilen om mensen die rusten in de schoot van de Heiland? Nee, huil om jezelf, omdat jij hier bent. Huil omdat het bevel nog niet is gekomen dat jou oproept te sterven. Huil omdat je moet wachten. Maar huil niet om hen. Ik zie hen met liefdevolle verwondering naar je terugkijken, terwijl zij u toeroepen: ‘Waarom weent u?’

Wat, huilen om armoede die nu is bekleed met rijkdom? Huilen om ziekte die nu eeuwige gezondheid heeft geërfd? Huilen om schaamte die nu is verheerlijkt? En huilen om zondige sterfelijkheid die vlekkeloos is geworden? O, huil niet, maar verheug je. Als gij wist wat ik u gezegd heb en waarheen ik gegaan ben, zoudt gij u verheugen met een vreugde die niemand u kan ontnemen.’ ‘Sterven is winst.’ Ah, dit doet de christen verlangen naar de dood – het doet hem zeggen:

‘O, dat het bevel werd gegeven!
O Heere der heerscharen, laat de golven breken,
Om ons allen veilig naar de hemel te voeren!’

En nu, vrienden, geldt dit voor jullie allemaal? Kunnen jullie aanspraak maken op dit voorrecht? Leef jij voor Christus? Leeft Christus in jou? Want als dat niet zo is, zal uw dood geen winst zijn. Bent u een gelovige in de Heiland? Is je hart vernieuwd en je geweten gewassen in het bloed van Jezus? Zo niet, mijn hoorder, dan ween ik voor jou. Ik zou mijn tranen bewaren voor verloren vrienden; ja, met deze zakdoek zou ik voor altijd mijn ogen drogen voor mijn meest geliefde die zal sterven, als die tranen jou konden redden. Oh, als je sterft, wat een dag zal dat zijn! Als de wereld gehuld zou zijn in rouwdoeken, zou ze de pijn die je zou voelen nog niet kunnen uitdrukken. Je bent stervende. O dood! O dood, wat ben je verschrikkelijk voor hen die niet in Christus zijn! En toch, mijn hoorder, zul je spoedig sterven.

Spaar me je sterfbed van gejammer, je blik vol bitterheid, je woorden van wanhoop! O, dat je de angst voor het hiernamaals bespaard kon blijven! O, deze toekomende toorn! De naderende gramschap! Wie kan daarover preken? Verschrikkingen treffen de schuldige ziel! Ze beeft aan de rand van de dood, nee, aan de rand van de hel. Ze kijkt over de afgrond, klampt zich wanhopig vast aan het leven en hoort daar de sombere kreten, de holle zuchten en kreten van gekwelde geesten die opstijgen uit de bodemloze put. Zich stevig vastklampend aan het leven grijpt ze de arts vast en smeekt hem haar te redden, anders valt ze in de brandende afgrond.

De ziel kijkt naar beneden en ziet alle demonen van de eeuwige straf en deinst terug. Maar hij moet sterven. Hij zou alles wat hij heeft willen ruilen voor nog maar één uur leven, maar nee, de demon heeft hem in zijn greep en hij moet naar beneden storten. Wie kan het afschuwelijke geschreeuw van een verloren ziel beschrijven? Hij kan de hemel niet bereiken, maar als dat wel kon, zou je je kunnen voorstellen dat hij de melodieën van engelen zou onderbreken en zelfs Gods verlosten aan het huilen zou maken als ze het gejammer van een verdoemde ziel konden horen.

Helaas, mannen en vrouwen, jullie hebben wel eens gehuild, maar als jullie sterven zonder herboren te worden, zal er geen verdriet zijn zoals dit, geen geschrei zoals dit, geen gejammer zoals dit. Moge God ons behoeden om het ooit zelf te horen of uit te drukken! O, hoe worden de sombere spelonken van Hades opgeschrikt, en hoe wordt de duisternis van de nacht verschrikt, als het gejammer van een verloren ziel opstijgt uit de vlammen als hij afdaalt in de put. ‘Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël?’ Christus wordt aan jullie verkondigd.’ Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken, van wie ik de voornaamste ben.‘

Geloof in Hem en leef, jullie schuldigen, verdoemden en stervenden; geloof en leef. Maar weet dit – als je mijn boodschap verwerpt en mijn Meester veracht, dan zal ik op die dag waarop Hij de wereld in gerechtigheid zal oordelen door die Man, Jezus Christus, een snelle getuige tegen je moeten zijn. Ik heb het je gezegd – als je het verwerpt is je ziel in gevaar. Aanvaard je mijn boodschap, dan ben je gered. Als je het verwerpt – dan draag je zelf de verantwoordelijkheid. Zie, mijn handen zijn schoon van jouw bloed. Als je verdoemd wordt, zal dat niet zijn door gebrek aan waarschuwing. O, God geve dat je niet verloren gaat!

Download PDF
XFacebookWhatsApp
Vorige Artikel

De Heere is waarlijk opgewekt

Volgende Artikel

Ongelukken, geen Straffen

Archief

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie

Meest Gelezen

  • Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

    Wat is er met Petrus gebeurd?

    7 Gedeeld
    Deel 3 Tweet 2
  • De jonge predikant van de Fens

    3 Gedeeld
    Deel 1 Tweet 1
  • Werp uw zorg op de Heere, want Hij zorgt voor u

    21 Gedeeld
    Deel 11 Tweet 4
  • De dame die om gebed vroeg

    5 Gedeeld
    Deel 2 Tweet 1
  • Zijn kruis dragen

    4 Gedeeld
    Deel 2 Tweet 1
Steun ons met een donatie

Donatie

 
FacebookXInstagram
  • Privacybeleid en voorwaarden

© Het Spurgeon Archief

Welkom Terug!

Log hieronder in op uw account

Wachtwoord vergeten? Registreren

Maak een nieuw account!

Vul de onderstaande formulieren in om te registreren op Het Spurgeon Archief

Alle velden zijn verplicht. Log In

Haal uw wachtwoord op

Voer uw gebruikersnaam of e-mailadres in om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.

Log In

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie
  • Donatie | Steun ons
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Avond
    • Voor Iedere Dag
    • Bank Des Geloofs
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Nabij De Zon
    • Dagelijkse Hulp
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Anekdotes
  • Onderwerpen
  • Contact
  • Log in
  • Registreren
  • Giften

© Het Spurgeon Archief