Toen Jezus dan den edik genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf den geest. Johannes 19:30
Toen Christus zei: “Het is volbracht,” hadden die woorden gevolgen in de hemel. Voorheen waren de heiligen als het ware gered op krediet. Ze kwamen in de hemel omdat God geloofde in Zijn Zoon Jezus. Als Christus Zijn werk niet volbracht had, hadden ze zeker hun stralende omgeving moeten verlaten om voor hun eigen zonden te lijden. Ik zou de hemel weergeven, als mijn verbeelding dat toestaat, als op punt om te wankelen als Christus Zijn werk niet volbracht had. De stenen zouden los geraakt zijn. Hoe massief en kolossaal haar bolwerken ook zijn, toch zouden ze vallen zoals aardse steden wankelen onder de trillingen van aardbevingen. Maar Christus zei: “Het is volbracht!” En de eed, het verbond en het bloed bevestigen de woonplaats van de verlosten. Dit maakt hun huizen veilig en eeuwig hun bezit. Dit zorgt er voor dat hun voeten onwrikbaar op de rots staan. Maar dit woord, “Het is volbracht!” had ook gevolgen in de donkere grotten en diepten van de hel. Satan beet op zijn ijzeren ketting van razernij, huilend riep hij: “Ik ben verslagen door de Man die ik dacht te overwinnen, mijn hoop is vergaan. Nooit zal er een uitverkorene in mijn gevangenhuis komen, nooit zal iemand die met bloed gekocht is te vinden zijn in mijn woonplaats.” Verloren zielen treurden die dag want ze zeiden: “Het is volbracht! En als Christus zelf, de plaatsvervanger, het niet toegestaan werd om vrijuit te gaan tot Hij Zijn straf volbracht had, dan zullen wij nooit vrij komen.” Het was hun dubbele doodsklok want zeiden ze: “Pijn wacht ons! Het recht wat de Verlosser niet liet ontsnappen zal ook ons nooit vrijuit laten gaan. Het recht is klaar met Hem en daarom zal het nooit klaar zijn met ons.”