En Zacharias zeide tot de engel: Waarbij zal ik dat weten? Lukas 1:18
De twijfel die Zacharias uitte, had nu juist te maken met de zaak waarover zijn smeekbeden gingen. Toen de engel tot hem zei: ‘Uw gebed is verhoord’, was dat het antwoord op zijn eigen vraag. Ik verwonder me over zijn geloof, dat hij volhardde in het gebed om een zegen die naar het scheen – als je op zijn leeftijd lette en op die van zijn vrouw – buiten de loop van de natuur lag, en buiten het domein van de hoop. Maar ik verwonder me er veel meer over dat Zacharias niet kon geloven, toen juist op dat gebed antwoord kwam. Zo is het heel vaak ook bij ons. Niets zou sommigen van ons méér verbazen dan antwoord te krijgen op bepaalde gebeden die we doen. Ook al geloven we aan de kracht van het gebed, dan is dat geloof op bepaalde tijden zo zwak, dat wanneer het antwoord komt, wanneer het écht komt, we verbaasd zijn en helemaal in de war raken. We kunnen het ons nauwelijks voorstellen dat dit Gods bedoeling is; het komt ons veeleer voor als een gelukkige samenloop van omstandigheden. Het is wel zeker dat dit de zonde van het ongeloof erg verzwaart. Als we om genade hebben gevraagd zonder die te verwachten, en pleiten op de beloften terwijl we wantrouwen koesteren, is elk gebed dat we deden alleen maar de herhaling geweest van een heimelijke daad van ongeloof. Het is Gods trouw, die dat onverenigbare in ons aan het licht brengt.