Gebed.
O GOD onze Vader, wij herinneren het ons nog goed toen wij tot U werden geroepen, met vele zoete en wenkende stemmen werden wij gesmeekt om terug te keren. Gij hebt zelf de lichten van barmhartigheid aangestoken opdat wij de weg naar huis zouden kennen en Uw lieve Zoon kwam zelf naar beneden om ons te zoeken. Maar wij dwaalden nog steeds. Het brengt de tranen in onze ogen als wij bedenken dat wij zo dwaas en zo goddeloos zijn geweest, want wij hebben dikwijls het licht in ons binnenste gedoofd en ons geweten trachtten wij te verharden en wij zondigden tegen het licht en de kennis met een opgestoken hand tegen onze God.
Gij hebt ons dikwijls zeer laag gebracht, zelfs tot op onze knieën en wij riepen om genade, maar wij stonden weer op om te zondigen. Gezegend was de dag dat Gij de genadestoot hebt uitgedeeld – de genadeklap. Toen hebt Gij onze sierlijkheid verdord en al onze volmaaktheid in het stof geworpen. Wij zagen onszelf als gedood door de wet, als verloren, geruïneerd en afgedaan, wij werden heen en weer geschut in de stormen van onze gedachten en wankelden als dronken mannen en waren ten einde raad; toen riepen wij tot U in onze benauwdheid, en gezegend zij Uw Naam voor eeuwig, Gij hebt ons verlost.
O gelukkige dag die ons de vergeving bezegelde met het kostbare bloed van Jezus, door het geloof. We willen deze gezegende tijd in herinnering brengen door het te herhalen. We komen nu weer bij het kruis waar de Heiland bloedde. We slaan Hem gade met een blik van geloof. We hopen onze ogen nooit meer van Hem af te wenden, en als we dat wel zouden doen, zullen we opnieuw kijken. We kijken naar het lichaam van de Zoon van God, doorboord met spijkers, uitgedroogd van dorst, bloedend, stervend, omdat “Het den HEERE behaagde Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem krank gemaakt”.
Heere God, wij zien in Uw gekruisigde Zoon een offer voor de zonde. Wij zien hoe Gij Hem zonde hebt doen zijn voor ons, opdat wij zouden worden tot gerechtigheid Gods in Hem en wij aanvaarden Hem opnieuw alles voor ons te zijn. Dit is het Slachtoffer door Wiens bloed het verbond wordt gesloten door het geloof. Dit is het Paaslam, door de besprenkeling van Zijn bloed is geheel Israël veiliggesteld, want Gij hebt gezegd: “wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan.” Dit is het bloed dat ons toegang geeft tot datgene wat binnen het voorhangsel is. Dit is het bloed dat nu voor onze zielen drank is, en wij verheugen ons in de vreugde die deze nieuwe wijn van het verbond aan onze zielen heeft geschonken.
Wij zouden de beker van verlossing opnieuw nemen en de Naam van de Heere aanroepen. Wij willen onze geloften nu betalen in het midden van al het volk van de Heere en in de voorhoven van Zijn huis. Dit is slechts een deel van de betaling van onze gelofte dat wij de Heere Jezus zullen loven Die onze zonde heeft weggedaan. Wij loven Hem dat Hij ons voor Zichzelf heeft verlost, niet met vergankelijke dingen als zilver en goud, maar met Zijn eigen kostbaar bloed en wij belijden vandaag dat wij van de Heere zijn.
Wij zijn niet van onszelf. Wij zijn gekocht met een prijs. Heere Jezus, vernieuw Uw greep op ons, neem ons weer aan, want wij geven ons zelfs met meer gretigheid dan ooit tevoren aan U over, en zo “Bindt het feestoffer met touwen tot aan de hoornen van het altaar.” O Heere, ik ben Uw dienaar en de zoon van Uw dienstmaagd. Gij hebt mijn banden losgemaakt. De Heere leeft, en gezegend zij mijn Rots. Voortaan verberg ik mij in die Rots. Voor Hem leef ik. Heere laat al Uw volk met oprechte harten, met onverdeelde harten, zich zo opnieuw aan Jezus overgeven, en stelt Gij in hen opnieuw de merktekenen en tekenen van Uw bezit, totdat een ieder van ons zal zeggen, zoals velen van ons kunnen zeggen: “Voorts, niemand doe mij moeite aan; want ik draag de littekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.”
Wij loven U, Heere, voor dat merkteken waarop sommigen van ons met veel vreugde kunnen terugkijken. Het is niet in onze hand, noch in ons voorhoofd, noch op onze voet, noch op ons hart alleen. Ons hele lichaam is met Christus begraven in de doop tot de dood en nu behoort het hele lichaam, de ziel en de geest, door onze gewillige toewijding, aan Christus toe, van nu af aan tot in alle eeuwigheid.
Onze Vader, er is één gebed dat ons steeds weer in de mond komt, terwijl wij zo tot U spreken. Het komt uit ons hart. Het is: Breng anderen tot U. Hebt Gij niet gezegd, o God van Jakob: “Ik zal tot hem nog meer vergaderen, nevens hen, die tot hem vergaderd zijn?” Hebt Gij niet aan Uw Zoon de heidenen tot Zijn erfdeel gegeven en de uiterste delen der aarde tot Zijn bezit? Heere, geef Uw Zoon het loon van Zijn arbeid. Geef Hem een deel van dat loon op deze dag, waar Hij ook gepredikt wordt. O! dat sommigen bewogen zouden worden met de liefde van Christus.
Heere, sommigen weten niet wie Gij zijt. Overtuig hen van Uw goddelijkheid en Uw macht om te redden. Heere, velen van hen denken niet na. Zij leven alsof zij zullen sterven en er een einde aan hen zal zijn. O goddelijke Geest, overtuig hen van het komende oordeel. Laat ieder onoplettend oog die dag van verschrikkelijke pracht zien, waarop de mensen rekenschap zullen moeten afleggen voor elk ijdel woord dat zij spreken. O goddelijke Geest, leer onredelijke mensen het ware verstand. Leer de koppige gevoeligheid. Kijk naar hen, Jezus, zoals Gij deedt naar diegenen van de synagoge, niet met toorn, maar nog steeds bedroefd vanwege de hardheid van hun hart. “Vader, vergeef het hun, zij weten niet wat zij doen,” en breng velen, velen, velen vandaag nog aan de voeten die aan het kruis genageld waren. O, wat verlangen we daarnaar. Ontzeg ons wat Gij wilt, maar breng zondaars tot Uzelf.
Heere Jezus, Gij zijt van ons heengegaan. Wij verheugen ons daarover, want Gij hebt ons geleerd dat het goed voor ons is dat Gij heengaat en dat de Trooster bij ons is, maar laten wij de beloofde aanwezigheid van de Trooster niet missen. Moge Hij hier zijn om te helpen en bij te staan in alle werken van geloof en arbeid van liefde, en mogen wij voelen dat Hij onder ons is gekomen en bij ons woont, omdat Hij de wereld overtuigt van zonde, van gerechtigheid, en van het komende oordeel.
O Geest van God, breng de mensen ertoe de grote verzoening te aanvaarden, hun zonden te zien wegwassen in de purperen vloed waarvan de bron werd geopend toen het hart van Christus werd doorboord, en moge de met bloed gewassen zondaars op aarde de eeuwige hymne beginnen te zingen die door alle verlosten in de hemel zal worden gezongen.
Wij smeken U nu, Heere, om naar Uw hele volk te kijken en iedereen een zegen te schenken. Sommigen zijn in grote moeilijkheden. Verlos hen, bidden wij U. Anderen kunnen in groot gevaar verkeren, hoewel zij geen moeilijkheden hebben. De Heere behoedt Zijn volk voor het kwaad van voorspoed. Het kan zijn dat sommigen van Uw eigen volk het moeilijk vinden om te aanbidden vanwege zorgen. Mogen zij in staat zijn, zoals Abraham, toen de vogels op het offer afkwamen, om hen te verjagen.
O Geest van God, maak ons allen heiliger. Werk in ons meer volledig het beeld van Christus. Wij verlangen ernaar te zijn als de Heere Jezus Christus in geest en karakter, en in onzelfzuchtigheid van leven. Geef ons het karakter van Christus, bidden wij U. Verlossing van de macht der zonde is gekocht met Zijn bloed en wij hunkeren ernaar, en bidden dat wij het dagelijks mogen ontvangen. Laat de gehele strijdbare Kerk van Christus gezegend zijn. Geef kracht aan alle trouwe bedieningen. Bekeer dit land. Red het van de overvloedige zonde. Laat alle volken van de aarde de Heere kennen, maar zegen vooral die volken die onze eigen dierbare moedertaal spreken, waar dezelfde Heere en Christus vandaag op dezelfde wijze wordt aanbeden.
De Heere zegene Zijn volk. Breng de Kerk ertoe alle banden van nationaliteit, alle grenzen van sekten af te breken, en mogen wij de gezegende eenheid voelen die de eigenlijke heerlijkheid is van de Kerk van Christus. Ja, laat de hele aarde vervuld worden met Zijn heerlijkheid. Ons gebed kan nooit eindigen totdat wij dit punt bereiken: “Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.” Niets minder dan dit kunnen wij vragen. En hoor ons nu als wij bidden voor de vorst en allen die gezag hebben, en wij vragen U of Gij Uw zegen wilt laten rusten op dit land, en laat Uw zegen zich uitstrekken over de gehele aarde. Wij vragen het om Christus’ wil.
Amen.