Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen. Lukas 2:14
Het getuigt van bijgeloof als we engelen aanbidden. Maar toch is het niet verkeerd om ze lief te hebben. Hoewel het een grote zonde zou zijn en een misdrijf tegen het hooggerechtshof van de hemel om maar de geringste verering aan de machtigste engel toe te brengen, zou het toch onvriendelijk en ongepast zijn als we de heilige engelen geen harteljke gevoelens van liefde toekennen. Wie immers nadenkt over de natuur van de engelen en hun vele vormen van meeleven met de mensen, en hun vriendelijkheid jegens hen, opmerkt, kan de impuls tot liefde voor ze niet tegenhouden. Die ene gebeurtenis uit de geschiedenis van de engelen waar onze tekst naar verwijst, is genoeg om ons hart voor altijd voor ze te laten smelten.
Wat waren de engelen vrij van afgunst! Christus is niet uit de hemel neergedaald om hun medegenoten te redden toen die vielen. Toen satan, die machtige engel, een derde deel van de sterren van de hemel met zich meesleurde, boog Christus Zich niet neer van Zijn troon om voor ze te sterven. Hij wilde echter dat zij geketend in de duisternis gehouden zouden worden tot de jongste dag. Toch waren de engelen niet jaloers op de mensen. Hoewel ze zich realiseerden dat Hij geen engelen aangenomen had, hebben ze toch niet geklaagd toen Hij het zaad van Abraham aannam. En hoewel de heilige Meester Zich nooit verwaardigd had om de vorm van een engel aan te nemen, vonden ze het toch niet beneden hun waardigheid om hun blijdschap uit te drukken toen ze Hem aantroffen in het lichaam van een baby.
Wat waren ze ook vrij van trots! Ze schaamden zich er niet voor om het nieuws aan eenvoudige herders te gaan vertellen. Volgens mij waren ze net zo blij om hun liederen die nacht uit te storten over de herders, die de wacht hielden over hun kudde, als wanneer ze door hun Meester bevolen waren om hun lied in het paleis van de keizer te zingen. Gewone stervelingen, mensen die bezeten zijn van trots, denken dat het geweldig is om voor koningen en prinsen te preken en vinden het een hele vernedering als ze af en toe een eenvoudige menigte moeten bedienen. Dat geldt niet voor de engelen. Ze spreidden hun vleugels gewillig uit en haastten zich blij van hun blinkende zetels daarboven om de herders ’s nachts in het open veld het wonderlijke verhaal van de mensgeworden God te vertellen.
En let eens op hoe goed zij het verhaal vertelden, dan kan het niet anders of u hebt ze lief! Niet op de manier van iemand die al stotterend een verhaal vertelt waarin hij helemaal niet geïnteresseerd is. Ook niet met de gemaakte interesse van iemand die op de gevoelens van anderen wil werken terwijl hij er zelf geen enkele sympathie voor heeft. Maar juist met een vreugde en blijdschap die alleen de engelen kennen. Ze zongen het verhaal, want ze konden zich er niet toe brengen om het in zwaar proza te vertellen. Ze zongen: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.” Volgens mij zongen ze het met een twinkeling in de ogen, met een hart brandend van liefde, met een gemoed vol vreugde alsof de blijde boodschap voor de mensen ook een blijde boodschap voor henzelf was. En het was ook echt een blijde boodschap voor ze, want een meelevend hart zorgt dat een blijde boodschap voor anderen ook een blijde boodschap voor zichzelf is.
Hebt u de engelen niet lief? El zult zich niet voor ze neerbuigen, en daar hebt u gelijk in, maar wilt u ze niet liefhebben? Is het niet een deel van uw vooruitzicht op de hemel dat u daar met de heilige engelen zult wonen, samen met de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen?
O, wat een zoete gedachte om te weten dat deze heilige en lieflijke wezens op elk moment onze beschermers zijn! Zij houden de wacht over ons, zowel in de brandende hitte van de middag als in de duisternis van de nacht. Zij bewaren ons op al onze wegen. Zij dragen ons op de handen, zodat wij onze voeten aan geen steen stoten. Onafgebroken dienen zij ons, die de zaligheid beërven. Dag en nacht zijn zij onze bewakers en beschermers, want u weet toch dat “de engel van de Heere zich legert rondom hen die Hem vrezen”?
Maar laten we nu even pas op de plaats maken. Nadat we zojuist over de engelen hebben nagedacht, laten we ons nu echter richten op dit lied in plaats van op de engelen zelf. Hun lied duurde niet lang, maar, zoals Kitto terecht opmerkte, het was “precies hoe de engelen de meest heilige waarheid zouden uitdrukken, met zo weinig woorden dat ze tot een scherp bevattingsvermogen komen, dat bijna ondraaglijk is door de volheid van hun betekenis.”
“Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.” Met de hulp van de Heilige Geest hopen we in vier gedachten stil te staan bij deze woorden van de engelen: als eerste enkele leerzame gedachten; ten tweede enkele ontroerende gedachten; daarna enkele profetische gedachten; en ten slotte één of twee voorschrijvende gedachten.
I. Als eerste bevat de tekst veel leerzame gedachten.
De engelen zongen iets wat de mensen zouden kunnen begrijpen, iets wat de mensen zouden moeten begrijpen, iets wat de mensen veel beter zal maken als ze het begrijpen. De engelen zongen over Jezus, Die in de kribbe geboren was. We moeten naar hun lied kijken als gebouwd op dit fundament. Ze zongen over Christus en de zaligheid die Hij in deze wereld kwam uitwerken. En wat zij over deze zaligheid zeiden, was dit: zij zeiden als eerste dat ze eer aan God gaf; als tweede dat ze vrede aan de mensen gaf; en als derde dat ze een teken was van Gods welbehagen jegens de mensheid.
1. Als eerste zeiden zij dat deze zaligheid eer aan God gaf. Ze waren bij veel doorluchtige gebeurtenissen aanwezig geweest en hadden vaak eerbiedig meegezongen tot eer van hun almachtige Schepper. Ze waren getuige van de schepping, “toen de morgensterren samen vrolijk zongen, en al de kinderen van God juichten.” Ze hadden menige planeet gevormd zien worden tussen de handpalmen van God en door Zijn eeuwige handen gewenteld zien worden door de oneindigheid van de ruimte heen. Ze hadden plechtige liederen gezongen over de vele werelden die de Allerhoogste had geschapen.
We twijfelen er niet aan dat ze dit lied vaak hebben gezongen: “Aan Hem Die op de troon zit, zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid, de majesteit, de kracht, de heerschappij en de macht”, waarmee Hij Zich openbaarde in het werk van de schepping. Ik twijfel er ook niet aan dat hun liederen door de eeuwen heen in kracht toegenomen zijn. Toen zij geschapen werden, was hun eerste ademtocht een lied. Toen ze God nieuwe werelden zagen scheppen, kreeg hun lied nog een andere toon; ze stegen weer een beetje op de schaal van de aanbidding. Maar deze keer, toen ze God zagen neerbuigen van Zijn troon en een Kindje worden, hangend aan de borst van een vrouw, verhieven zij hun stem nog meer. En terwijl ze zich tot de uiterste grens van de engelenmuziek uitstrekten, bereikten ze de hoogste noten van de Goddelijke toonladder van de lofprijzing en zongen: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen.”
Zij voelden dat God niet hoger in goedheid zou kunnen gaan. Zij gaven de hoogste lofprijzing aan Hem in de hoogste daad van Zijn Godheid. Als het waar is dat de engelen een hiërarchie kennen, waarbij ze van tree naar tree kunnen opklimmen in verhevenheid en waardigheid; als de apostel ons leert dat er “engelen, overheden, krachten, tronen en heerschappijen” zijn onder deze gezegende bewoners van de wereld boven, dan kan ik me voorstellen dat toen de engelen die aan de rand van de hemelse gewesten verblijven het bericht hoorden en uit de hemel neerkeken op het pasgeboren Kind, zij het nieuws, al zingend, doorstuurden naar de plaats vanwaaruit het wonder ontstaan was.
Zingt aarde en hemel,
zingt nu eng ’lenkoren,
zingt alle scharen
rondom de troon:
Glorie aan God en vrede voor de mensen!
Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden,
komt, laten wij aanbidden die Koning.
En terwijl het bericht zich van de ene rang naar de andere spoedde, namen uiteindelijk de vier cherubs die onafgebroken de wacht houden rondom de troon van God -die wielen vol ogen- de melodie over. En terwijl ze het lied van al de lagere rangen engelen samenbrachten, vermengden ze het toppunt van Goddelijke harmonie met hun eigen plechtige lofgezang, waarop de hele legermacht uitriep: “De hoogste engelen loven U.” “Eer zij aan God in de hoogste hemelen.”
Ach, er is geen sterveling die zich ooit zou kunnen voorstellen hoe indrukwekkend dat lied geklonken moet hebben. Maar als de engelen ook juichten voordat en terwijl de wereld geschapen werd, dan moeten hun halleluja’s wel veel voller, veel sterker, veel indrukwekkender en misschien wel veel hartelijker geweest zijn toen ze zagen dat Jezus Christus, als de Zaligmaker van de mensen, uit de maagd Maria geboren werd. “Eer zij aan God in de hoogste hemelen.”
Wat is de les die we uit de eerste woorden van het lied van de engelen kunnen leren? Wel dit, dat de zaligheid de hoogste eer van God is. Hij wordt verheerlijkt in elke dauwdruppel die fonkelt in de morgenzon. Hij wordt verhoogd in elk bosbloempje dat in het kreupelhout tot bloei komt, hoewel het leeft om ongezien tot kleur te komen en zijn zoete geur in de boslucht te laten verdampen. God wordt verheerlijkt in elke vogel die op een takje zingt, in ieder lammetje dat in de wei springt. Loven de vissen in de zee Hem niet? Loven en prijzen alle schepselen die in het water zwemmen Hem niet, van de kleine witvis tot de reusachtige leviathan? Roemen alle schepselen Hem niet?
Is er iets onder de hemel, behalve de mens, waardoor God niet verheerlijkt wordt? Verhogen de sterren Hem niet als zij Zijn naam in gouden letters op de blauwe hemelgewelven schrijven? Aanbidden de bliksemflitsen Hem niet als zij Zijn glans weerkaatsen met lichtpijlen die ’s nachts de duisternis doorklieven? Roemen de donderslagen Hem niet als zij als trommels roffelen bij het optrekken van de God van de legermachten? Wordt I lij niet geprezen door alle dingen, van de kleinste tot de grootste?
Zing dan, zing, o hemel en aarde, tot u erbij neervalt. U kunt zich niet veroorloven om een lied zo liefelijk als het lied van de Menswording niet mee te zingen. Hoewel de schepping een majestueus orgel voor de lofprijzing mag zijn, kan ze niet tippen aan de registers van het gouden hooglied, de Menswording! Er zit daar meer in dan in de schepping. Er zit meer melodie in Jezus in de kribbe dan in de werelden die na elkaar hun indrukwekkende pracht rondom de troon van de Allerhoogste laten dreunen.
Sta hier eens even bij stil, christen, en denk hier eens over na. Kijk eens hoe iedere eigenschap hier verhoogd wordt. Zie, wat een wijsheid hierin ligt. God wordt mens zodat Hijzelf rechtvaardig zou zijn én de goddeloze zou rechtvaardigen. Zie, wat een kracht, want waar is de kracht zo groot als wanneer die zwijgt over zijn kracht? Wat een kracht, dat de Godheid Zich ontkleedt en mens wordt! Zie, wat een liefde zo aan ons geopenbaard wordt wanneer Jezus mens wordt. Zie, wat een trouwl Hoeveel beloften worden er vandaag gehouden? Aan hoeveel heilige plichten wordt er op dit uur voldaan? Noem één eigenschap van God die zich niet in Jezus openbaart – uw onkunde zal de reden zijn waarom dat u niet opgevallen is. Alles van God wordt in Christus verheerlijkt. En hoewel een deel van de naam van God geschreven staat in het heelal, kan die hier het beste gelezen worden in Hem, Die de Zoon des mensen was en ook de Zoon van God.
Maar laat ik nog één aspect noemen voordat ik dit punt afsluit. We moeten hiervan leren dat als de zaligheid God verheerlijkt, Hem verheerlijkt in de hoogste mate en ervoor zorgt dat de hoogste schepselen Hem prijzen, we dit niet onvermeld moeten laten. De leerstelling die de mens in het heil verheerlijkt, kan het Evangelie niet zijn. Want het heil verheerlijkt God. De engelen waren geen arminianen, want ze zongen: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen.” Zij geloven niet in een leerstuk dat Christus onttroont en een kroon op het hoofd van stervelingen zet. Ze hangen geen geloofssysteem aan waarin de zaligheid afhangt van het schepsel en de eer aan het schepsel wordt gegeven. Want als de hele zaligmaking afhangt van de vrije wil van de mens, dan kan de mens zichzelf toch redden?
Nee, gemeente. Er zijn misschien dominees die graag een preek houden waarin de mens verheerlijkt wordt. Maar in zo’n preek vinden de engelen geen vreugde. De enige blijde boodschap die de engelen liet zingen, was er een die God op de eerste plaats zette, God op de laatste plaats, God in het midden, God voor eeuwig, wat betreft de zaligheid van Zijn volk. Die zette de kroon ook enkel en alleen op het hoofd van Hem Die zalig maakt zonder helper. “Eer zij aan God in de hoogste hemelen”, is het lied van de engelen.
2. Toen ze dit gezongen hadden, zongen ze iets wat ze nooit eerder gezongen hadden. “Eer zij aan God in de hoogste hemelen”, was een bekend lied. Dat hadden ze al gezongen van voor de grondlegging van de wereld. Maar nu zongen ze als het ware een nieuw lied voor de troon van God, want ze voegden er dit vers aan toe: “vrede op aarde.”
In de hof hebben ze dat niet gezongen. Daar was vrede, maar dat leek daar zo natuurl ijk dat het het nauwelijks waard was om erover te zingen. Er was daar meer dan vrede, want daar was eer aan God. Maar nadat de mens in zonde gevallen was en de cherubs de mens met een vlammend zwaard uitgedreven hadden, is er geen vrede meer op aarde geweest, behalve in de harten van enkele gelovigen, die vrede uit de levende fontein van deze Menswording van Christus hadden verkregen. Oorlogen hebben gewoed van de einden van de aarde. De ene mens heeft de andere afgeslacht, één hoop, twee hopen. Er zijn oorlogen vanbinnen gevoerd en oorlogen vanbuiten. Het geweten heeft met de mens gevochten. Satan heeft de mens gekweld met zondige gedachten.
Sinds Adam in zonde viel, is er geen vrede meer op aarde geweest. Maar nu de pasgeboren Koning is verschenen, werd de doek waarin Hij gewikkeld was de witte vlag van de vrede. Die kribbe was de plaats waar het verdrag getekend werd waardoor de strijd tussen het geweten van de mens en hemzelf, en tussen het geweten van de mens en zijn God, moest stoppen. Het was toen, die dag, dat er op de bazuin geblazen werd: “Steek uw zwaard in de schede, o mens, steek uw zwaard in de schede, o geweten, want God leeft nu in vrede met de mens en de mens in vrede met God.”
Merkt u niet, geliefden, dat het Evangelie van God vrede betekent voor de mens? Waar anders kan vrede gevonden worden dan in de boodschap van Jezus? Werkheilige, ga maar hard aan de slag voor de vrede totdat het u pijn doet, maar u zult haar niet vinden. U die op de wet vertrouwt, ga maar naar de Sinaï. Kijk maar naar de vlammen die Mozes zag, en deins terug, en huiver, en geef de hoop maar op. Want vrede kan nergens anders gevonden worden dan alleen in Hem, van Wie geschreven staat: “Hij zal Vrede zijn.” En wat voor vrede is het, geliefden! Het is een vrede als een rivier en een gerechtigheid als de golven van de zee. Het is de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, die onze harten en gedachten bewaakt in Christus Jezus. Deze heilige vrede tussen een verzoende ziel en God de Verzoener, deze wonderlijke verzoening tussen een zondaar en zijn Rechter, dat bedoelden de engelen toen ze “vrede op aarde” zongen.
3. En daarna beëindigden zij hun lied wijselijk met een derde vers. Ze zeiden: “in mensen een welbehagen.” Theologen hebben beweerd dat God een welbehagen in mensen heeft, maar ik ken niemand die veel troost aan hun theologische stelling heeft ontleend. Op basis van wat we bij de schepping gezien hebben, hebben wijzen wel gedacht dat God veel welbehagen had in de mens, want anders zouden Zijn werken niet op zo’n manier tot hun vertroosting gevormd zijn. Maar ik ken niemand die de vrede van zijn ziel in gevaar zou willen brengen op basis van zo’n zwakke hoop.
Maar ik heb het niet alleen van duizenden mensen gehoord, en ik ken hen die er zeker van zijn dat God in mensen een welbehagen heeft. En als je vraagt hoe ze dat weten, dan geven ze een volledig antwoord. Zij zeggen dat Hij in mensen een welbehagen heeft, want Hij heeft Zijn Zoon gegeven. Er is waarschijnlijk geen groter bewijs van goedertierenheid van de Schepper over Zijn onderdanen denkbaar dan dat de Schepper Zijn eniggeboren en geliefde Zoon overgeeft om te sterven. Hoewel het eerste vers Goddelijk is, en het tweede vers vol vrede, doet dit derde vers mijn hart het meest smelten. Sommige mensen denken dat God een nors Wezen is Dat de hele mensheid zou haten. Anderen stellen Hem voor alsof Hij een of ander abstract bestaan leidt en geen belangstelling voor onze omstandigheden heeft.
Luister goed: God heeft “in mensen een welbehagen.” U weet wat een welbehagen inhoudt. Welnu, vloeker, u hebt God vervloekt, maar Hij heeft Zijn vloek over u niet in vervulling doen gaan. Hij heeft een welbehagen in u, hoewel u geen welbehagen in Hem hebt. Ongelovige, u hebt veel en grof tegen de Allerhoogste gezondigd. Maar Hij heeft geen harde zaak jegens u gesproken, want Hij heeft een welbehagen in mensen. Arme zondaar, u hebt Zijn wetten overtreden. U bent zo bang om tot Zijn genadetroon te naderen uit vrees dat Hij u zou verwerpen. Luister dan goed en wees getroost: God heeft in mensen een welbehagen.
Dit welbehagen is zodanig dat Hij gezegd heeft, en nog wel met een eed: “Zo waar Ik leef, spreekt de Heere Heere, Ik schep immers geen behagen in de dood van een stervende, maar daarin dat hij zich tot Mij bekeert en leeft!” Bovendien is het welbehagen zodanig dat Hij het zelfs niet beneden Zich geacht heeft om te zeggen: “Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de Heere. Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.”
En als u zegt; “Heere, hoe kan ik weten dat U ook in mij een welbehagen hebt?”, dan wijst Hij op die kribbe daar en zegt: “Zondaar, als Ik geen welbehagen in u had, zou Ik Mijn Zoon dan afgestaan hebben? Als Ik geen welbehagen in de mensheid had, zou Ik Mijn Zoon dan hebben overgegeven om een van hen te worden zodat Hij hen zou verlossen van de dood?”
U die twijfelt aan de liefde van de Meester, kijk eens naar die kring engelen, naar hun glorieuze heerlijkheid. Luister naar hun lied en laat uw twijfels wegsterven in die liefelijke muziek en ze begraven in een sluier van harmonie. Hij heeft in mensen een welbehagen. Hij is bereid Zich met u te verzoenen. Hij vergeeft de ongerechtigheid, de overtreding en de zonde. En als satan tot u zegt: “Maar hoewel God een welbehagen heeft, kan Hij toch Zijn gerechtigheid geen geweld aandoen, waardoor Zijn genade geen effect heeft en u zult sterven”, luister dan maar naar dat eerste vers van het lied: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen.” En antwoord satan en al zijn verzoekingen maar dat wanneer God welbehagen toont aan een berouwvolle zondaar, er niet alleen vrede komt in het hart van de zondaar, maar dat het ook eer aan elke eigenschap van God toebrengt. Zo kan Hij rechtvaardig zijn, en tegelijk de zondaar rechtvaardigen en Zichzelf verheerlijken.
Ik zal nu niet doen alsof ik alle leerzame gedachten die in deze drie zinnen opgesloten zitten, heb geopend, maar misschien heb ik u een gedachtegang gewezen die u deze week van dienst mag zijn. Ik hoop dat u de hele week door een waarlijk gezegend kerstfeest mag beleven doordat u de kracht van deze woorden voelt en de zalving ervan kent. “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.”
II. Vervolgens zal ik u enkele ontroerende gedachten voorstellen.
Vrienden, wekt dit vers, dit lied van de engelen, uw hart niet op van geluk? Toen ik het zat te lezen en ontdekte dat de engelen het zongen, dacht ik bij mezelf: “Als de engelen het grote nieuws van het Evangelie met zingen ingeluid hebben, zou ik dan niet zingend moeten preken? En zouden mijn toehoorders niet zingend moeten leven? Zou hun hart zich niet moeten verblijden en hun geest zich niet moeten verheugen?”
Ik weet dat er sombere vromen zijn, op een donkere avond in december geboren, die denken dat een glimlach op het gezicht goddeloos is. Ze geloven dat het een christen niet past om blij en verheugd te zijn. Ach, ik wilde wel dat deze heren de engelen gezien hadden toen deze over Christus zongen. Want als engelen over Zijn geboorte zongen, hoewel die niet van belang voor ze was, dan moeten de mensen er zeker over zingen zolang zij leven. Zij moeten erover zingen als zij sterven. Zij moeten erover zingen als zij voor eeuwig in de hemel zijn.
Ik hoop in de kerk meer van een zingend christendom te zien. De laatste jaren hebben we in ons midden een groeiend christendom waargenomen van zuchters en ongelovigen. Welnu, ik twijfel niet aan hun oprechtheid, maar ik vraag me af of het gezond is. Ik zeg dat het misschien waar en echt genoeg is. God verhoede dat ik iets zou zeggen over de oprechtheid van degenen die dit zo beoefenen. Maar toch is het ook een ziekelijke godsdienst. Watts had het bij het juiste eind toen hij zei:
De godsdienst is nooit uitgedacht om
onze genoegens te verminderen.
Zij is uitgedacht om enkele van onze genoegens weg te nemen, zeker, maar zij geeft er ook zo veel meer voor terug, om zo te compenseren wat zij wegneemt. Dus ze worden per saldo niet minder.
O, u die Christus alleen maar ziet als middel om uw twijfels te prikkelen en de tranen over uw wangen te laten lopen. O, u die altijd zegt:
Hoelang verlaat G ‘ons in de nood?
Gij spijst Uw volk met tranenbrood.
Kom hierheen en kijk naar de engelen. Vertellen zij hun verhaal met zuchten, kreunen en tranen? Welnee. Zij roepen het uit: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen.” Welnu, doe hen maar na, geliefde broeders. Als u uw godsdienst beoefent, probeer dat altijd te doen met een opgewekt gemoed. Laat anderen maar treuren, maar
De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren
zolang de Bruidegom bij hen is?
Zalf uw hoofd en was uw gezicht. Laat het niet door de mensen gezien worden alsof u vast. Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u. Schaamt u er zich vooral deze week niet voor om blij te zijn. U moet niet denken dat blij zijn zondig is. Boetedoening, geseling en ellende zijn per slot van rekening geen grote deugden. Wie verloren gaan, zijn ellendig. Laten de uitverkorenen blij zijn. Waarom zou u gemeenschap koesteren met die verloren gaan door gevoelens van oneindige smart? Waarom zou u niet liever vooruitlopen op de hemelse vreugde en al op aarde het lied gaan zingen dat nooit op hoeft te houden? Dus de eerste ontroering die we in ons hart moeten koesteren, is die van vreugde en blijdschap.
De volgende ontroering is die van vertrouwen. Ik weet niet of ik er goed aan doe dit een ontroering te noemen, maar volgens mij ligt het er zo dicht bij dat ik gewoon het risico neem om ernaast te zitten. Als God, toen Christus naar deze aarde kwam, een of ander zwart wezen uit de hemel had gezonden (als er daar zulke wezens zijn) om ons te zeggen: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen”, en als hij de boodschap met gefronste wenkbrauwen en al stotterend over zou brengen, als ik daarbij was geweest, dan zou ik hebben geaarzeld om hem te geloven. Ik zou dan gezegd hebben: “U ziet er niet uit als een boodschapper die God zou sturen, een stotteraar als u, met zo’n blijde boodschap.” Maar toen de engelen kwamen, was er geen twijfel of wat ze zeiden ook waar was, want ze vertelden het op hun manier: al zingend, met vreugde en blijdschap.
Een vriend van u had gehoord dat u een nalatenschap zou krijgen en hij kwam dit met een ernstig gezicht en een grafstem vertellen: “Weet u, die en die heeft u 25.000 gulden nagelaten.” U zou dan waarschijnlijk zeggen: “Ja, dat zal wel”, en hem hartelijk uitlachen. Maar als uw broer ineens luid de kamer binnen zou stormen: “Luister goed! Je bent rijk! Die en die heeft je 25.000 gulden nagelaten!”, dan zou u waarschijnlijk zeggen: “Dat zou best eens waar kunnen zijn, want hij brengt het zo overtuigend.”
Welnu, toen deze engelen uit de hemel kwamen, vertelden ze het nieuws op precies dezelfde manier als ze het geloofden. En hoewel ik vaak boosaardig heb getwijfeld aan het welbehagen van mijn Heere, denk ik toch dat ik er niet aan getwijfeld zou hebben als ik die engelen had horen zingen. Nee, ik moet het anders zeggen: “De boodschappers zelf zijn het bewijs van de waarheid, want het lijkt wel alsof ze het uit de mond van God gehoord hebben. Ze twijfelen er niet aan, want kijk eens hoe blij ze het nieuws vertellen.”
Arme ziel, u die bang bent dat God u te gronde zal richten en denkt dat God u nooit genadig zal zijn, kijk eens naar de zingende engelen, en waag het niet om nog langer te twijfelen. Ga niet naar de gebedshuizen van naargeestige huichelaars om naar een dominee te luisteren die door zijn neus praat, met ellende op zijn gezicht geschreven, terwijl hij u vertelt dat God in mensen een welbehagen heeft. Ik weet dat u niet zult geloven wat hij zegt, want hij preekt niet met blijdschap op zijn gezicht. Hij vertelt u de blijde boodschap al zuchtend, en u bent daar zeer waarschijnlijk niet ontvankelijk voor. Maar ga rechstreeks naar het veld waar de herders uit Bethlehem zich ’s nachts ophielden. En als u de engelen het Evangelie hoort uitzingen, zult u, door de genade van God over u uitgestort, wel moeten geloven dat zij laten zien dat zij de kostbaarheid van hun verhaal wél aanvoelen. Wat een gezegende Kerst, als zulke schepselen als de engelen ons geloof in Gods welbehagen in de mensen komen versterken!
III. Ik moet nu overgaan op het derde punt. Er zijn profetische gedachten vervat in deze woorden.
De engelen zongen: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.” Maar als ik om me heen kijk, wat zie ik dan in de wijde, wijde wereld? Ik zie dat God niet geëerd wordt. Ik zie dat de heidenen zich neerbuigen voor hun afgoden. Ik zie rooms-katholieken die voor vergane lapjes van relikwieën en lelijke beelden van heiligen neervallen. Ik kijk om me heen en zie dat de lichamen en zielen van de mensen getiranniseerd worden. Ik zie dat God vergeten wordt. Ik zie een wereldse wedloop waarin de mammon nagejaagd wordt. Ik zie een bloederige wedijver waarin de moloch nagejaagd wordt. Ik zie dat eerzucht als een Nimrod over het land rijdt. God wordt vergeten. Zijn naam wordt onteerd. En was dit alles waar de engelen over zongen? Is dit alles waarvan zij “Eer zij aan God in de hoogste hemelen” zongen?
Nee, zeker niet. Er komen betere tijden aan. Ze zongen van “vrede op aarde.” Maar ik hoor nog steeds het trompetgeschal van de oorlog en het afschuwelijke gebulder van de kanonnen. Nog altijd zijn de zwaarden niet omgesmeed tot ploegscharen, noch de speren tot snoeimessen! Er heerst oorlog. Is dit alles waar de engelen over zongen? En terwijl ik tot aan het uiterste van de aarde oorlogen zie, moet ik dan geloven dat dit alles was wat de engelen verwachtten?
Gelukkig niet, gemeente. Het lied van de engelen is hoogzwanger van profetie. Het verkeert in barensnood, met heerlijkheid. Nog een paar jaar, en wie dan nog leeft, zal zien waarom de engelen zongen. Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven. Christus de Heere zal wederkomen, en wanneer Hij komt, zal Hij de afgoden van hun troon stoten. Dan zal Hij alle vormen van dwaalleer en afgoderij in stukken slaan. Dan zal Hij met onbegrensde heerschappij heersen van zee tot zee. Hij zal Koning zijn wanneer die blauwe hemel opgerold zal zijn als een boekrol. Er zal geen strijd het koningschap van de Messias teisteren; er zal dan geen bloed vloeien. De nutteloze helm zal hoog aan de boom gehangen worden en de oorlog zal niet langer nagestreefd worden.
Het moment komt dichterbij waarop de tempel van Janus voorgoed gesloten en de wrede Mars van de aarde weggejouwd zal worden. De dag komt waarop een leeuw stro zal eten als een rund, een luipaard bij een geitenbok zal neerliggen, een zuigeling zich zal vermaken bij het hol van een adder en een peuter zijn hand zal steken in het nest van een gifslang. Het uur komt naderbij. De eerste stralen van het zonlicht hebben de tijd waarin we leven verblijd. Zie, Hij komt, met bazuingeschal, in een wolk en met heerlijkheid. Hij zal komen, naar Wie we met blijde verwachting uitzien. Zijn komst zal heerlijkheid zijn voor Zijn uitverkorenen, maar verwarring voor Zijn vijanden.
Ach gemeente, toen de engelen dit zongen, klonk er een echo door de lange gangpaden van een heerlijke toekomst. Die echo was:
Halleluja, want de Heere,
de almachtige God, is
Koning geworden.
Ja zeker, en de engelen hebben zonder twijfel door geloof de vervulling van het lied gehoord.
Waar reeds zoveel duizend jaren
alle vromen, martelaren, zich
verzaam’len om de Heer ’ en
Hem brengen eeuwig eer.
“De Heere, de almachtige God, is Koning geworden.”
IV. Nu heb ik nog één punt voor u en dan ben ik klaar. Het betreft enkele voorschrijvende gedachten.
Ik hoop dat iedereen die dit jaar Kerst viert, dit op dezelfde manier zal doen als de engelen toen. Er zijn veel mensen die wanneer zij praten over Kerst vieren, daarmee het doorsnijden van hun band met hun godsdienst op die ene dag van het jaar bedoelen, alsof Christus de Heere van de wanorde zou zijn, alsof de geboorte van Christus gevierd zou moeten worden als een orgie van Bacchus.
Er zijn ook erg godsdienstige mensen die met Kerst nooit zullen vergeten om ’s morgens naar de kerk te gaan. Zij geloven dat een kerstdag net zo heilig is als een zondag, want zij eerbiedigen de traditie van de ouden. Toch is het opmerkelijk hoe zij de rest van de dag doorbrengen. Want als zij ’s nachts nog rechtop de trap op naar bed kunnen lopen, dan is dat wel toevallig. Zij zouden niet denken dat zij Kerst op de juiste manier hadden gevierd als zij zich niet op het randje van vraatzucht en dronkenschap hadden begeven.
Er zijn er ook velen die denken dat Kerst alleen gevierd kan worden met een flinke dosis luid gelach en vrolijkheid in huis, en daarbij ook nog onstuimige zonden.
Welnu, broeders, als nazaten van de puriteinen vieren wij deze dag niet op de een of andere godsdienstige manier en hechten er niet meer waarde aan dan aan iedere andere dag. We geloven dat, wat ons betreft, elke dag een kerstdag zou kunnen zijn en we hopen elke dag tot een kerstdag te maken, als we dat zouden kunnen. Toch moeten we een goed voorbeeld aan anderen proberen te geven over hoe men zich op die dag dient te gedragen. En met name omdat de engelen aan God de eer gaven, laten wij dan hetzelfde doen.
Nogmaals, de engelen zeiden: “Vrede op aarde.” Laten we ons inspannen om op de aanstaande kerstdag vrede te sluiten. Welnu, oude heer, u wilt uw zoon niet ontvangen, want hij heeft u gekwetst. Ga hem met Kerst ophalen. “Vrede op aarde”, weet u, dat is een kerstlied. Sluit vrede met uw familie.
U, broeder, hebt gezworen dat u nooit meer met uw broer wilt spreken. Ga naar hem toe en zeg dan: “O, beste kerel, laat de zon vandaag niet ondergaan over onze boosheid.” Nodig hem uit en reik hem de hand.
En u, meneer Handelaar, u hebt een concurrent in de handel en u hebt onlangs erg vervelende dingen over hem gezegd. Als u de zaak vandaag niet bijlegt, of morgen, of zo snel mogelijk, doe het dan op die dag. Dat is de beste manier om Kerst te vieren: vrede op aarde en eer aan God.
Als u iets op uw geweten heeft, iets wat u ervan weerhoudt gemoeds- vrede te kennen, vier Kerst dan op uw kamer en bid tot God om u vrede te geven. Want het is vrede op aarde, weet u, vrede in uzelf, vrede met uzelf, vrede met uw medemensen, vrede met uw God. En u heeft die dag pas goed gevierd als u kunt zeggen: O God,
Ik zal gerust in vrede slapen en liggen
ongestoord terneer, want Gij alleen,
mijn schild en wapen, zult mij doen
zeker wonen, HEER ’!
En als de Heere Jezus uw Vrede is geworden, vergeet dan niet dat er nog iets vermeld staat: “In mensen een welbehagen.” Probeer geen Kerst te vieren zonder in mensen een welbehagen te hebben. U bent van adel en u hebt bedienden. Steek hun schoorsteen aan en verras hen met een groot en stevig stuk rundvlees. Als u rijk bent, hebt u armen in uw buurt. Zoek iets waarmee u de naakten kunt kleden, de hongerigen te eten geven en de treurenden verblijden. Vergeet het niet: in mensen een welbehagen. Probeer dan, naar uw vermogen, deze feestdagen in mensen een welbehagen te hebben. Als u dat doet, dan zullen de armen het me nazeggen dat ze graag wilden dat er wel zes kerstdagen in een jaar zouden zijn.
Laat elk van ons vastbesloten vanhier gaan dat als we het hele jaar door boos zijn, deze week hierop een uitzondering zal vormen. Dat we als we vorig jaar tegen iedereen gesnauwd hebben, deze kerstdagen ernaar zullen streven om hartelijk jegens anderen te zijn. Dat we als we heel het jaar in vijandschap met God hebben geleefd, deze week door Zijn Geest vrede met Hem mogen ontvangen. En dan zal het inderdaad de meest gezegende Kerst worden die we ooit hebben meegemaakt.
U gaat zo naar huis, naar uw vader en moeder, jongelui. Velen van u gaan van uw werkplaatsen naar uw huizen. U herinnert zich nog wel waarover ik vorig jaar Kerst gepreekt heb. Ga naar uw vrienden en vertel hun wat de Heere aan uw ziel gedaan heeft. Dat zal deze Kerst zorgen voor een serie aangename verhalen bij het haardvuur. Als elk van u uw ouders wilt vertellen hoe de Heere u in dit gebedshuis ontmoet heeft. Hoe u, toen u uw ouderlijk huis verliet, een losbandige, wilde vent was, maar nu teruggekomen bent om de God van uw moeder lief te hebben en de Bijbel van uw vader te lezen.
Wat zal ik verder nog zeggen? Moge God u vrede met uzelf geven. Moge Hij u een welbehagen geven jegens al uw vrienden, uw vijanden en uw buren. En moge Hij u genade geven om eer te geven aan God in de hoogste hemelen. Ik ga er nu mee stoppen. Alleen dit nog. Aan het eind van deze verkondiging wil ik u allen, als de dag daar is, de gelukkigste Kerst van uw leven toewensen.
Dan breekt muziek van snaren
naar alle kanten uit, een niet te
evenaren, een Goddelijk geluid.
De engelen omringen
met heiligen tesaam
de troon van God en zingen
de glorie van het Lam.
Dan zal het loflied schallen
rondom de gouden troon,
dan heffen wij daar allen
met grote vreugde aan:
Lof zij en eer en sterkte
de Vader en de Zoon,
de Geest om al Zijn werken
zij lof van nu voortaan.
Amen.