En zullen Zijn aangezicht zien. Openbaring 22:4
De Italianen bewonderen Napels buitengewoon, zodat één spreekwoord van hen luidt: “Zie Napels en sterf.” Alsof er niets meer te wensen over zou zijn nadat je die fraaie baai en stad hebt gezien. Om een nog heerlijker schouwspel te zien zoals in de tekst wordt genoemd, zou men graag duizend keer sterven. Als het God behaagt dat we deze wereld verlaten vóór de wederkomst van onze Meester, dan kunnen we lachen om de dood en hem als winst zien, als de dood ons brengt naar de plaats waar we Zijn gezicht zullen zien. “U kunt niet Mijn aangezicht zien en leven,” sprak de Heere vroeger; maar dat gold alleen de sterfelijken en slaat niet op de onsterfelijken die hun kleed van onbevlektheid hebben aangetrokken. Daar in dat heerlijke land zien zij Gods aangezicht zonder te sterven, ja, dat zien is de essentie en uitnemendheid van hun leven. Hier zou dat zien overweldigend voor de ziel en het lichaam zijn zodat ze pijnlijk van elkaar zouden scheiden om te sterven. Maar daarboven is de lichaamloze geest in staat om deze straling van heerlijkheid te verdragen, en zo zal het lichaam dat ook kunnen als het is gereinigd en vervuld met al Zijn krachten door de wederopstanding der doden. Dan zullen deze ogen, die met blindheid geslagen zouden worden als zij op deze allerhoogste heerlijkheid hun blik zouden slaan, gesterkt worden om voor eeuwig de Heere van de engelen te zien. Die de uitgedrukte heerlijkheid van Zijn Vader is en het uitgedrukte beeld van Zijn persoon.
Broeders en zusters, zie het voorwerp van onze verwachtingen! Zie de vrolijkheid, die ons beloofd wordt! Sla acht op de hemel die op ons wacht! Vergeet voor een tijd uw huidige zorgen, laat al uw problemen en zorgen voor een poos verdwijnen en leef eens in de toekomst die ons wordt verzekerd door zulke vaste beloften dat u zich er zelfs nu in kan verheugen! De sluier die ons afgrenst van onze grote beloning is zeer dun; de hoop straalt door zijn dunne stof. Geloof ziet als met arendsogen en kan deze mist doordringen tot daar waar eeuwige schatten verborgen liggen voor zoekende ogen. Wat het oog niet gezien heelt, het oor niet gehoord, noch in het hart van de mens opgekomen is, namelijk die dingen die God bereid heeft voor hen die van Hem houden, heeft Hij aan ons geopenbaard door Zijn Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepste Godsgeheimen. En wij hebben, door de kracht van de Geest, geloofd en verwachten daarom deze glorie die elk verstrijkend uur dichterbij komt.
Toen onze Heere hier op aarde was, zou het een groot genoegen voor gelovigen zijn geweest als zij Zijn gezicht hadden gezien. Ik kan het mij slecht voorstellen, maar wellicht dat u, moeders, dit kunt, wat het voor een vreugde voor Maria moet zijn geweest toen zij voor het eerst op dat heerlijke gezicht van dat heilige Kind Jezus heeft gezien. Ik ga ervan uit dat Jezus als kind buitengewoon mooi geweest is. Een ziel, zo perfect als de Zijne, moest wel wonen in een lichaam dat volmaakt in symmetrie en aantrekkelijk in zijn voorkomen was. De overschaduwende Geest, door wiens onbegrijpelijke tussenkomst Hij ontvangen was bij de maagd Maria, zou toch onmogelijk een onaantrekkelijk lichaam gemaakt kunnen hebben. Nog veel minder zou Hij een liefdeloos lichaam gemaakt hebben voor zo’n heerlijke Persoon als de enige Gewenste van de Vader.
Ik denk dat toen Zijn moeder op Hem zag en de wijzen en de herders naar dat gezicht keken, zij allen die aloude spreuk gezegd hebben: “U bent schoner dan de mensenkinderen.” Die kribbe bezat een nog nooit vertoonde schoonheid; hoe goed mogen schilders hun talenten dan wel niet gebruiken om dat beeld te schilderen. Want herders verlieten hun kudde, wijzen kwamen van een ver land en de engelen verlieten hun troon, allemaal om dat gezicht te kunnen aanschouwen.
Ik denk dat het een grote vreugde geweest moet zijn om daarin Nazareth het gezicht van de volwassen Jezus te zien toen Zijn aangezicht straalde van vreugde: “Toen verheugde Jezus zich in de geest en zei: Vader, Ik dank U.” Hoe graag zouden we ons niet koesteren in de stralen van deze zondeloze glimlach. Het zou een gezicht zijn dat alleen bestemd is voor hen die zuiver van hart zijn omdat zij alleen deze merktekenen van vreugde op Jezus’ gezicht kunnen zien. En wat voor een vreugde, zo geestelijk, zo verfijnd, zo hemels, zo goddelijk! “Vader, Ik dank u,” God dankend voor dat eeuwige welbehagen en die verkiezing sinds het begin, waardoor Hij de dingen van het koninkrijk van God kon verbergen voor hen die wijs en verstandig waren om ze te tonen aan de kinderen. Dat is goed geweest in de ogen van Zijn Vader.
Wat bijzonder moet het gezicht geweest zijn dat Petrus, Jakobus en Johannes aanschouwden. Ze zagen Zijn verheerlijkte lichaam, met bliksemschichten eromheen, en Zijn hele lichaam dat glansde als dat van een verheerlijkte persoon. De gelukkige aanschouwer zou wel daar op die plaats willen sterven. Het was genoeg om geleefd te hebben en zo te sterven, met Zijn hemelse heerlijkheid zo op het netvlies.
Geliefden, voelt u zich soms niet zoals ik wel eens doe, dat u wenst dat u zelfs de Geliefde Zijn gezicht zou willen zien in Zijn angst en pijn? Het duurde niet lang voordat Jezus’ schoonheid was aangetast door Zijn innerlijke pijn en dagelijkse tegenstanden. Hij zag eruit als iemand van vijftig toen Hij nauwelijks dertig was. De Joden zeiden toen tegen Hem: “U bent nog geen vijftig jaar oud, en toch heeft U Abraham al gezien?” Zijn gezicht was nog meer aangetast, zo wordt ons verteld, dan van wie ook, en Zijn gestalte meer dan dat van andere mensen. Want Hij heeft al onze ziekten op Zich genomen en onze zorgen heeft Hij gedragen en al deze plaatsvervangende pijn heeft groeven in Zijn gelaat getekend, Zijn wangen laten hangen en Zijn oogranden rood gemaakt van het vele huilen.
Toch zou ik graag in het gezicht van de Man van smarten gekeken hebben. Graag zou ik gekeken hebben in de ogen die omschreven worden als de ogen van de duiven bij de wateren, gewassen met melk en recht gezet. Het zijn bronnen van droefheid, putten van vreugde en fonteinen van medelijden. Graag zou ik liefdevol deze wangen die als bedden van kruiden en zoet als bloemen waren, aanbeden hebben, en deze lippen als lelies, waar een zoetruikende mirre vanaf droop. Want al het lijden dat Hij geleden heeft, kon de majesteitelijkheid van genade en heiligheid niet van dat getergde gezicht afhalen, noch iets van de mentale, morele en geestelijke schoonheid die zo bij deze Man hoorden.
Hoe verschrikkelijk liefderijk moet dat geliefde gezicht hebben gekeken toen het overdekt was met het karmozijn van het zweten van bloed, toen de schitterende tint van de felgekleurde straffen de lelie van Zijn perfectie bedekte! Wat een gezicht moet dat zijn geweest, toen de Man van Smarten zei: “Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. (Matth. 26:38a)” Wat moet het geweest zijn om in dit gezicht te kijken toen op Zijn hoofd een doornenkroon stond, toen de bloedrode druppels elkaar opvolgden langs de geslagen wangen waarop gespuwd was door de schaamteloze monden van de spotters. Dat moet een verschrikkelijk gezicht geweest zijn. Nog erger is wellicht het zien van de Verlosser Die riep: “Mij dorst!”, en later in de bitterste nood schreeuwde: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten.” Toen heeft de zon van dit universum een verschrikkelijke verduistering beleefd, toen is het licht van de hemel inderdaad achter een inktzwarte wolk gebleven.
Dat gezicht in die toestand hebben we niet gezien, en zullen we ook niet zien, en toch geliefden, zullen we Zijn gezicht zien. Ik zou wensen dat ik bij Maria geweest was en de heilige vrouwen en Jozef en Nicod- emus, toen zij Zijn gezegend lichaam van het kruis namen en het in de tombe legden. Voor maar één blik op dat bleke gezicht, om te zien hoe de dood eruitzag als hij zich afspiegelde in volmaakte klei. Hoe Jezus eruitzag toen Hij verslagen leek maar nog steeds vocht, overwonnen scheen en toch Overwinnaar zou worden. Zijn lichaam opofferend aan het verderf, om voor een tijdje gelegd te worden in het bewaarhuis van de tombe en tegelijkertijd zou Hij alle spijlen van dezelfde verwoester vernietigen!
Maar broeders, er was zonder twijfel een glorieuze verandering in het gezicht van onze Heere gezien door de broeders na de wederopstanding. Het was hetzelfde gezicht, en zij wisten Hem dezelfde Christus. Drukten zij hun nagels niet in de gaten in Zijn handen en betasten zij niet de wonde aan Zijn zijde? Wisten zij niet dat Hij echt van vlees en bloed was toen zij Hem een vis zagen eten en een stuk honingraat? Maar het gezicht was teruggekeerd naar de vroegere majesteitelijkheid en straling. Want ik ga ervan uit dat het toen scheen met de helderheid van dat licht dat er nu vanaf schijnt, want Johannes vertelt ons dat Zijn gezicht straalde als de zon in haar kracht. Daar waren, zo geloven we, voorbeelden van die onvergelijkbare glorie die de heiligen verheerlijkt, dag zonder nacht, die eeuwig voortduurt in de hemel. Dat gezicht werd hier voor het laatst gezien toen Hij opsteeg met zegenende handen en de wolken Hem aan de ogen onttrokken. Toen, terwijl Hij naar beneden keek en met Zijn beide handen zegenend omhoog ging, wees Hij Zijn discipelen aan als Zijn getuigen en bad hen te gaan en het evangelie te verspreiden. Hij beloofde altijd bij hen te zijn tot aan het eind van de wereld. Zo zag het gezicht van Christus eruit op de aarde en deze herinnering mag ertoe dienen om een heilige schildering te maken van dit gelukzalige visioen dat de Heere ons beloofd heeft en waarover we nu willen spreken als de Heilige Geest ons genadig de welsprekendheid zal geven.
Allereerst, zo stel ik voor, broeders, zal ik dit gelukzalige visioen u voor ogen stellen: “En zullen Zijn aangezicht zien.” Daarna zullen we een moment stilstaan bij de overtreffende helderheid van dit visioen “En zullen Zijn aangezicht zien”, op een manier die meer dan anders nadrukkelijk is. Dan, ten derde, behandel ik de privileges, de keuze en de kostbaarheid die aan dit visioen vastzitten. Ten slotte zullen we nog een aantal woorden wijden aan de uitverkorenen die dit visioen zullen zien .
Allereerst dan, dit gelukzalige visioen.“En zullen Zijn aangezicht zien.” Het is de grootste zegening van de hemel, het opperste genot van de hemel, de hemel in de hemel, dat de heiligen daar Jezus zullen zien. Er zullen nog andere dingen te zien zijn. Wie durft er de fundamenten van chrysoliet, chrysopraas en hyacinth te verachten? Wie zal er lichtvaardig spreken over de straten van goud, gelijk aan doorluchtig glas en de paarlen poorten? We moeten niet vergeten dat we ook engelen, seraf- ims en cherubims zullen zien, en niet te vergeten de apostelen, martelaren, kerkvaders, samen met hen met wie we geleefd en avondmaal gevierd hebben in onze Heere hier beneden. We zullen zeker aan onze geliefden denken die in Jezus ontslapen zijn, die ons hier dierbaar waren en het nog steeds zijn, die niet verloren zijn, maar ons zijn voorgegaan. Maar ondanks dit alles is er een belangrijkere gedachte als we aan de hemel denken en die gedachte vormt de belangrijkste volheid als we er naartoe zullen gaan: we zullen Jezus zien. We zullen geen tijd besteden aan het koesteren van allerlei denkbeelden, dat voor een bepaald soort mensen een aantrekkingskracht schijnt te hebben omdat zij daarin een hemel kunnen zien. Ik heb in tijdschriften verzinsels gelezen waarin de eeuwige vreugde van de schrijvers bestond uit een eeuwige toename van kennis van de wetten van Gods universum. Dat is niet mijn hemel. Kennis is geen vreugde, maar leidt veeleer meestal tot zorgen. Kennis op zichzelf maakt mensen niet gelukkig of heilig. Als het alleen om kennis gaat, zou ik net zo lief niets willen weten. Het is beter om één ons liefde te hebben dan een pond kennis. Beter een weinig te dienen dan veel kennis te bezitten. Ik verlang ernaar te weten wat God mij wil leren, maar buiten dat zal zelfs onwetendheid mijn vreugde zijn. Sommigen hebben gesproken over het vliegen van ster naar ster om zo Gods wonderen in het universum te zien. Om te zien hoe Hij regeert in deze streek van Zijn uitgestrekte rijk en hoe Hij regeert in de andere regio van Zijn onmetelijke gebied. Het kan zo zijn, maar dat is geen hemel voor mij. Voor zover mijn kennis reikt, zou ik liever thuisblijven voor altijd aan de voeten van Christus zitten in plaats van te zweven over de gehele schepping.
Als Jezus niet oneindig zou zijn, zouden we niet zo spreken. Maar Hij is in Zijn Persoon heilig en dit geldt ook voor Zijn menszijn en daardoor is Hij zo dicht met ons verbonden dat de grootst mogelijke genegenheid tussen ons bestaat. En daarom zullen er altijd nieuwe onderwerpen bestaan om over te denken. Altijd verse bronnen voor vreugde voor hen die opgetrokken zullen worden tot Christus.
Zeker, broeders en zusters, voor geen enkele gelovige zou de hemel iets wenselijks hebben als Christus daar niet was, of als we met Hem niet die dichte en liefde volle gemeenschap zouden kunnen ervaren. Een zucht van Hem keerde eens onze zorgen om in vreugde; hernieuwde gemeenschap tilt ons boven onze huidige zorgen uit en geeft ons kracht om onze zware last te dragen. Wat moet hemelse gemeenschap dan wel niet zijn? Als we Christus bij ons hebben, zij we blij met een brok brood en tevreden met een beker water. Maar als Zijn gezicht verborgen is, kan de hele aarde geen soelaas bieden. Dan zijn we onze Geliefde verloren, onze zon is gedaald, onze maan is verduisterd en onze kaars is uitgeblazen. Christus betekent hier voor ons alles in allen en daarom hijgen we naar een hemel waarin Hij Zelf voor eeuwig in ons zal zijn en zo zal de hemel van God ook zijn. Het Paradijs van God is niet het Elysium van de inbeelding, noch het utopia van het intellect, noch het Eden van de poëzie. Maar het is de hemel van een intense geestelijke broederschap met de Heere Jezus, een plaats waarvan beloofd wordt aan gelovige zielen dat zij Zijn aangezicht zullen zien.
In het gelukzalige visioen wordt geschetst dat zij Christus zullen zien en dat zij vooral Zijn aangezicht zullen zien. Zij zullen niet de randen van Zijn mantel zien, zoals Mozes eens de achterste delen van de Heere zag. Zij zullen niet tevreden zijn met het aanraken van de zoom van Zijn kleed of met het zitten aan Zijn voeten zodat ze slechts Zijn sandalen zien, maar zij zullen Zijn aangezicht zien.
Hieronder versta ik twee dingen: allereerst dat zij lijfelijk, met hun opgerezen lichamen, feitelijk in het gezicht van de Heere Jezus zullen kijken. Ten tweede, dat geestelijk hun verstandelijke eigenschappen zullen zijn vergroot, zodat het voor hen mogelijk is om in het hart, de ziel en het karakter van Christus te kijken. Ze zullen Hem begrijpen, Zijn werk, Zijn liefde, alles aan Hem, zoals zij het nog nooit begrepen hebben. Zij zullen letterlijk, zo zeg ik, Zijn gezicht zien, want Christus is weliswaar een geest en in de hemel goddelijk, maar nog steeds een Mens, en daardoor net zo lijfelijk als wij. Het eigenlijke vlees en bloed dat op Golgotha geleden heeft, is in de hemel aanwezig; de hand die is doorboord met een spijker houdt op dit moment de scepter van de wereld vast. Dat hoofd dat neergebogen was met smart is gekroond met een gouden diadeem. En het gezicht dat zo was aangetast is hetzelfde gezicht dat nu luisterrijk over de tronen in de hemel schijnt. In dat heerlijke aangezicht mogen we kijken. Wat een gezicht zal dat zijn! Rol weg jaren, schiet op luie maanden en dagen om ons een blik op Hem te gunnen, op onze Geliefde, naar Wie ons hart verlangt. Die ons vrijgekocht heeft voor God met Zijn bloed, aan Wie we toebehoren en van Wie we met zo’n hartstochtelijke liefde houden dat we wel tienduizenden doden zouden willen sterven om door Hem een keer omhelsd te worden! Zij zullen Jezus echt zien.
Toch is de geestelijke blik nog zoeter. Ik denk dat de tekst ook bedoelt dat in de volgende wereld onze geestelijke vermogens zullen verschillen van onze huidige. Zelfs de besten onder ons verkeren nog maar in het kinderstadium en weten slechts ten dele. Maar daar zullen we mannen zijn en onze kinderlijke dingen weggooien. We zullen kennen zoals we gekend zijn, en in alle heerlijke dingen die we dan zullen weten zal het grootste zijn dat we Christus zullen kennen. We zullen de hoogten en de diepten, de lengten en de breedten van Christus’ allesoverstijgen- de liefde te weten komen. Hoe heerlijk zal het dan zijn om Zijn eeuwigdurende liefde te begrijpen. Hoe eindeloos is het dat zij de Zijnen voor eeuwig zullen zijn, Wiens gedachten ooit over de aarde snelden naar Zijn geliefden die Hij had uitverkoren in de soevereiniteit van Zijn keus! Wat een onderwerp voor een heerlijke meditatie zal dat verbond zijn, samen met Christus’ Borgzijn toen Hij alle schuld van Zijn volk op Zich nam om te betalen en daar de volle straf over te dragen! En wat voor gedachten zouden we dan hebben over de gemeenschap met Christus in een levende vereniging. We spreken nu slechts over deze dingen, we begrijpen ze nog niet helemaal. We ploegen maar op de oppervlakte en vergaren oogst van de bovenlaag, maar een rijkere onderlaag ligt op ons te wachten. Broeders, in de hemel zullen we in de diepten duiken van broederschap met Jezus. We zullen Zijn aangezicht zien, dat betekent dat we duidelijk alles zullen zien wat met onze Heere te maken heeft en dit zal de grootste heerlijkheid van de hemel zijn. In dit gezegende visioen zien de heiligen Jezus zeer duidelijk. We willen ook opmerken dat zij Hem voor altijd zien want als er in de tekst staat dat zij Zijn aangezicht zien, betekent dit dat er nooit een moment zal zijn dat ze Hem niet zien. Er is geen enkel moment dat hun arm uit die van hun Geliefde gaat. Zij zijn niet zoals wij nu: soms voor de troon en soms ver daarvandaan door achteruitgang, soms helder als serafim, dan weer vormeloos als klei. Nee, ze zullen voor eeuwig in de nabije omgang met hun Meester zijn want zij zullen Zijn aangezicht zien.
Het beste van alles is dat zij Zijn gezicht zullen zien zoals dat is in de heerlijkheid. Johannesvertelt ons in het eerste hoofdstuk van Openbaring hoe dat zal zijn: “En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw” om Zijn oudheid aan te tonen, want Hij is van eeuwigheid af. “En Zijn ogen gelijk een vlam vuurs; en Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt in haar kracht. (Op. 1: 14a, 16b)” Dat is het gezicht dat de verheerlijkten zullen genieten voor de troon, hun Heere is een en al helderheid en in Hem is er niets om over te huilen, niets dat Zijn glorie aantast. Sporen zullen er zonder twijfel zijn op dat heerlijke gezicht, van alle pijn en verdriet die Hij eens heeft geleden, maar deze maken Hem alleen nog maar mooier. Hij ziet eruit als een Lam dat geslacht is en Hij draagt nog steeds Zijn priesterschap.
Alles dat te maken heeft met de schaamte, het spuwen en de kruisiging is nu zo getransformeerd dat het gezicht alleen nog maar heerlijk, rustgevend en overwinnend is. Aan Zijn gezicht is niets te zien om een traan over te laten of om over te zuchten. Ik wenste wel dat mijn lippen in staat zouden zijn en mijn gedachten vrij zouden zijn om u iets meer te vertellen over dit gezicht, maar het is helaas niet aan sterfelijke tongen gegeven om hier nog meer over te zeggen. En ik denk dat, al zouden we worden opgenomen om Zijn gezicht te zien en terug zouden komen, we net als Paulus zouden zeggen dat we dingen hebben gezien en gehoord waarvan het verboden is voor ons om daarover te spreken. God zal deze dingen nu nog niet onthullen, maar Hij bewaart de beste wijn tot het laatst. We kunnen maar een enkele glimp laten zien, maar o geliefden, het zal niet lang meer duren voordat ook u Zijn gezicht zult zien!
Ten tweede keren we naar een andere gedachte, de overtreffende helderheid van dit visioen.“En zullen Zijn aangezicht zien.” Het woord “zien” weerklinkt in mijn oor als een heldere, volle, melodieuze noot. Ik denk dat wij hier slechts weinig zien. Dit is niet de wereld waarin het om het zien gaat en daarom zeggen we dat we door geloof wandelen en niet door het zien. Om ons heen zijn slechts wolken en mist. Wat we zien, zien we slechts alsof mensen wandelende bomen zouden zijn. Als we ooit een glimp van de geesteswereld zouden opvangen, dan is het als een bliksemschicht in de wereld van een donkere storm, die slechts voor een moment de poorten van de hemel opent en binnen een oogopslag weer sluit, waarna de duisternis nog heftiger is als tevoren. Het is alsof het voor ons arme stervelingen genoeg zou zijn om te weten dat er een helderheid is, maar dat die ons ontzegd wordt.
De heiligen zien het gezicht van Jezus in de hemel omdat zij gereinigd zijn van hun zonden. De zuiveren van hart zijn gezegend, zij zullen God zien en niemand anders. Het is vanwege onze onzuiverheid die ons aankleeft dat we nu nog niet Zijn gezicht kunnen zien, maar hun oogleden zijn aangeraakt met ogenzalf en daarom zien zij. Och broeders, hoe vaak verbergt de Heere Jezus Zich niet achter de stofwolken die we zelf creëren door onze onheilige levenswandel. Als wij trots worden of egoïstisch, of lui, of in een van onze andere hardnekkige zonden vallen, dan verliest ons oog het vermogen om de heerlijkheid van onze Heere te behouden. Maar daarboven zondigen ze niet meer, ze kunnen ook niet meer zondigen. Zij worden niet verzocht, er is zelfs geen ruimte waar de verzoeking een gewillig oor zou vinden. Zij staan zonder zonde voor de troon van God, en zeker, dat alleen is de hemel: los zijn van alle inwonende zonde en de plaag van het hart om voor altijd de strijd van het geestelijk leven en de verwoestende kracht van de vleselijke doodsmacht beëindigd te hebben. Zij mogen Zijn gezicht zien als de schellen van de zonde van hun ogen worden afgenomen en zij net zo zuiver als God geworden zijn.
Zij zullen zeker Zijn gezicht helderder zien omdat de wolken van zorg voor hen zijn opgelost. Sommigen van u die hier vandaag zitten, hebben geprobeerd om hun geest op te heffen in heilige overdenking, maar u kunt dit niet. Uw zaken zijn zo slecht gegaan deze week; de kinderen hebben u deze week zo’n ergernis gegeven, de ziekte heeft sterk geheerst in uw huis, u voelt uzelf in uw lichaam onmachtig voor aanbidding al deze tegenstanders verhinderen uw aandacht.
Zij worden door geen enkele tegenstand gehinderd in de hemel en daarom kunnen zij het gezicht van hun Meester zien. Zij worden niet geplaagd door Martha’s zorgen, zij bezetten allemaal Maria’s plaats aan Zijn voeten. Wanneer zullen u en ik al deze dingen terzijde leggen, de boerderij, de zaak, het huwen, het begraven, het een na het ander elkaar in een hoger tempo opvolgend en wanneer zullen we dan voor eeuwig bij de Heere zijn?
Bovenop het feit dat zij geen last meer hebben van zorgen en zonden, worden ze ook niet meer geplaagd door zorgen. Daar zal geen dood meer zijn, noch zorg, noch geween, noch pijn, want al deze dingen zullen voorbijgegaan zijn. We zijn geen van allen vervreemd van verdriet en voor sommigen van ons is pijn een onafscheidelijke compagnon. We leven nog steeds in de rokerige tenten van Kedar. Wellicht is het goed dat we hier zo worden beproefd want gezegende zorgen reinigen de ziel. Maar in de heerlijkheid is er geen kwelling, want zuiver goud behoeft niet in de smeltkroes te worden opgenomen. Hoe goed zullen zij Christus dan wel niet zien als er geen tranen meer in hun ogen zullen zijn, geen rook van deze wereld die oprijst tussen hen en hun Geliefde, maar zij zullen geheel vrij van zonde, zorg en verdriet zijn. Zij zullen Zijn gezicht vol overwinning zien in die wolkenloze atmosfeer en in het licht, waarin Hij Zelf voorziet.
Bovenal zullen de verheerlijkten Zijn gezicht nog duidelijker zien omdat er geen afgoden zijn die tussen Hem en hen in zullen staan. Onze goddeloze liefde voor wereldse dingen is een van de hoofdredenen waarom we zo weinig van geestelijke zaken weten. Omdat we hiervan en daarvan zo veel houden, weten we zo weinig van Christus. U kunt uw levenskelk niet vullen uit de poelen van de aarde en dan nog ruimte overhouden voor de kristalheldere stromen van de hemel. Maar daar hebben ze geen afgoden, niets dat hun hart bezighoudt; geen enkele concurrent voor de Heere Jezus. Hij regeert glorieus in hun geest en daarom zien zij Zijn gezicht. Er zijn geen sluiers van onwetendheid of vooroordeel om hun gezichten te verduisteren in de hemel. De mensen onder ons die op de meest zachtmoedige wijze trachten de waarheid te leren, worden desalniettemin tot op zekere hoogte misleid en misvormd door scholing. Als we dus zo goed mogelijk ons best doen, zal toch onze omgeving ons niet in staat stellen de dingen te zien zoals ze zijn. Er is nog steeds een misvorming in ons beeld, een diffractie van het licht, iets dat de lichtstraal uit zijn oorspronkelijke baan werpt zodat we eerder de vorm dan de realiteit van de waarheid zien. We zien niet met een volledig zicht, onze blik is aangetast, maar daarboven, tussen de gouden harpen, zullen we kennen zoals we van eeuwigheid gekend zijn. Zij zullen geen vooroordelen hebben, maar een volledige wens om de waarheid te kennen. De afleiding is verdwenen en daarom zijn zij in staat om Zijn gezicht te zien. Wat een heerlijke gedachte! Men zou wel wensen dat men kon zitten en niets meer kon zeggen, maar alleen dat kleine stukje tekst kon nemen en het eens onder de tong kon bewaren om over de kern en zoetheid ervan te denken. “En zullen Zijn aangezicht zien.” Er is niet langer een verre afstand waarover het oog moet reizen omdat zij bij Hem in de buurt zijn, zij liggen aan Zijn boezem, zij zitten op Zijn troon aan Zijn rechterhand. Geen terugtrekkingen meer om over te rouwen want hun zon zal niet meer ondergaan. Hier staat Hij achter onze muur. Hij toont Zichzelf door de kieren, maar Hij verschuilt Zich zo niet in de hemel. Wanneer zal die lange zomer van heerlijke dagen de onze worden en Jezus voor altijd onze onsterfelijke vreugde worden?
Zij zullen zich daar voor altijd koesteren in de zon, of zoals de engelen in de zon zelf leven. Zij komen niet slechts tot de rand van de zee om hun voeten nat te krijgen, maar zij zullen zwemmen in glorie. In golven van eeuwigdurende rust, in de rijkste, meest voorstelbare nabijheid vermaken zij zich met een onvergelijkbare vreugde.
Het derde deel van het onderwerp dat onze aandacht vraagt, is het onverslaanbare privilege dat ons in dit beeld wordt gegund. We zien dat de woorden “en zullen Zijn aangezicht zien” vijf dingen inhouden. Zij verzekeren ons allereerst van de zaligmaking. Het gezicht van de Heere Jezus werkt naar mensen toe op twee verschillende manieren. Voor sommigen zal het een gezicht vol van woede zijn. Voor Zijn gezicht zullen de hemel en de aarde wegvluchten, staat in de Bijbel. En ook: “Maar wie zal de dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep des vollers. (Mal. 3:2)”
Voor de goddelozen betekent het zien van Christus eeuwige wegzeil ding uit de aanwezigheid van God. Maar als er mensen zijn die Zi jn gezicht zien en zich zullen verblijden in het gezicht van de grote Rech ter op de troon, dan zijn die mensen zeker gered. Zij verwachten de dag van Zijn komst en zij zullen in de eeuwige vlam leven zonder verteerd te worden. Ze rusten op de boezem van onze God die als een verterend vuur is, en zoals de brandende braambos zullen ze niet verteerd worden door de hitte, maar glorieus schitteren. O gelukkige mensen, die mogen leven waar het leven van anderen ophoudt. Die een hemel kunnen vinden waar een vleselijk iemand zijn hel moet vinden. Dit is het laatste deel van de tekst. “En zullen Zijn aangezicht zien” en dan zijn zij voor eeuwig behouden.
Het tweede voordeel is dat zij zullen beschikken over een heldere kennis over Hem. Ik heb al uitgeweid over dat punt en zal het nu kort herhalen om het te completeren. In het gezicht van Christus te kijken betekent dat men vertrouwd is met Zijn Persoon, Zijn dienst. Zijn karakter en Zijn werk. Daarom hebben de heiligen in de hemel meer kennis van Christus dan de meest doorgeleide hier. Iemand omschreef het eens zo: “Een baby die wordt toegelaten in de hemel leert meer over Christus in één uur dan dat alle heiligen hier op aarde over Hem weten”. Jawel, onze catechismus en belijdenissen en zelfs onze Bijbel laten slechts een klein deel zien van wat we zullen ontdekken als we Zijn gezicht zien. Onze tekst impliceert ook een bewuste voorliefde. Was de oude zegenbede niet: “De Heere verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede (Num. 6:26)”? Hij heeft Zijn aangezicht opgeheven over de verheerlijkten en zij zullen dit zonder einde zien. Hier is het onze hoogste vreugde als de Heere Zijn lach over ons laat gaan want als Hij met ons is, wie kan er tegen ons zijn? Als we weten dat Hij van ons houdt en dat Hij vreugde aan ons beleeft, kan ons niets gebeuren, al zouden alle mensen op de aarde en de hel ons haten. In de hemel zal dit kijken naar Zijn aangezicht hun hoogste wens zijn. Zij zijn die dienaars die in het paleis van de Koning staan en altijd verkeren onder Zijn glimlach. Zij zijn de kinderen die in een onverbroken liefdesverhouding met hun Vader leven. Zij weten dit en vieren dat tot in alle eeuwigheid.
Het vierde privilege dat ze zullen hebben is dat van een nabije gemeenschap. Zij zijn altijd dicht bij Jezus. Zij zullen nooit meer hopen dat zij bij Hem zijn en tegelijkertijd vrezen dat ze Hem moeten missen. Zij hebben geen enkele van die innerlijke aanvechtingen meer die ons het leven soms zo lastig maken. Zij zullen nooit meer zeggen: “Het is een punt waarnaar ik verlang om het te weten.” Maar zij zullen Zijn gezicht zien en in een voortdurende gemeenschap met de Heere zijn. Volmaakte geesten wandelen altijd met de Heere, want zij zijn altijd door Hem gekend. In de eeuwigheid zijn zij allemaal volmaakt, wandelend met God. Daar zullen zij, die Hij verlost heeft door Zijn bloed, tot in der eeuwigheid aan Jezus’ boezem liggen, op de meest dichtstbijzijnde plaats.
Dit slaat trouwens op het vijfde privilege, namelijk dat van de volledige transformatie. Zij zullen net als Hem zijn, ze zullen Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Als ze Zijn aangezicht zullen zien, zullen ze veranderd zijn tot heerlijkheid. Door naar Christus te kijken, zal Zijn beeld in hen afgedrukt worden. Zij zullen in alle opzichten zoals Hem worden als zij naar Hem kijken in de wereld zonder einde. Zo heb ik dan in een kort overzicht de voorrechten genoemd die men heeft als men Christus van aangezicht tot aangezicht zal zien.
We moeten eindigen door nog uit te leggen aan wie deze gunst door hemelse genade wordt gegeven. “En (zij) zullen Zijn aangezicht zien.” Wie zijn zij? Zij zijn Zijn uitverkorenen, al Zijn verlosten, diegenen die zich de Zijnen mogen noemen, alle gerechtvaardigden, alle geheiligden.
Dat zijn de tienduizenden en ontelbaren die gestorven zijn in Jezus, van wie de Geest zegt: “Zalig zijn zij, die in de Heere sterven.” Gode zij dank zijn we geen vreemdelingen van hen die nu Zijn aangezicht zien. Als we terugzien op de jeugdverenigingen en de vriendschappen gedurende onze volwassenheid, herinneren we ons velen wiens voorrecht het geweest is om ons voor te gaan. Zij weten al deze dingen waarnaar wij verlangen om die te kennen en die wij binnenkort hopen te leren kennen. Sommigen zijn weggenomen om Zijn aangezicht te zien terwijl ze jong waren. We danken God dat onze geliefden in dezelfde hemel verblijven als degenen die in dit leven een belangrijke positie bekleedden. Zij zullen niet teruggezet worden in de achterste kampementen van Kanaan, maar zullen met dezelfde helderheid Jezus’ gezicht zien. Deze lieve jongens en meisjes die Christus leerden liefhebben en in zijn Naam leefden in hun jeugd, is het niet gegund om de rijpheid van het man – en vrouw zijn te beleven, maar zij zullen net zo helder Zijn gezicht zien als de meest eerbiedwaardige en ernstige kerkvaders. Ik lees van geen enkele secundaire vreugde. Wie deze leer van gradaties in de hemel heeft verzonnen, weet ik niet, maar ik geloof dat daarvoor net zoveel grond is in de Schrift als er is voor de leer van het vagevuur en meer niet.
Alle heiligen zullen het gezicht van hun Meester zien. De moordenaar die aan het kruis stierf, was met Christus in het paradijs en Paulus was daar ook. Ongetwijfeld zal het zo zijn. Of we nu jong of oud sterven, na een lange dienst voor Christus of meteen na onze bekering zoals de moordenaar aan het kruis, van alle heiligen wordt in deze tekst gezegd dat ze Zijn gezicht zullen zien. Wat kunnen apostelen en martelaars nog meer genieten?
Vindt u het erg dat uw verwanten en vrienden reeds vertrokken zijn? Klaagt u om uw vrouw, man, kind, vader, grootvader die allemaal in hun rust zijn ingegaan? Wees niet zo onaangenaam, zo egoïstisch, zo hardvochtig voor hen. Nee, soldaat van het kruis, wees liever dankbaar en verheugd voor hen die de kroon eerder dan u hebben ontvangen en zet u ervoor in om deze ook te winnen. Het leven is slechts een momentopname, hoe klein zal het worden in de eeuwigheid. Zelfs hier lijkt het kort, alhoewel ons ongeduld het lang lijkt te laten duren. Toch worden we tenslotte gecorrigeerd door het geloof dat ons eraan herinnert dat één uur met God het langste leven zal laten lijken als een moment, een onooglijk klein poosje, een blik in de nacht, iets dat was en niet was, dat is gekomen en weer is gegaan.
Zo sluiten we dan onze waarneming af door vast te stellen dat zij die Zijn gezicht zien een deel zijn van “hen” die hier in de tekst genoemd worden, want velen van ons hier beneden zijn op dezelfde weg naar deze beloning. Zo velen de last van de zonde hebben gevoeld en aan de voet van het kruis zijn gekomen en naar deze vijf karmozijnrode wonden van Jezus hebben gekeken, kunnen zeggen dat Hij hun Verlosser en alles is wat zij zich wensen. Zovelen als Hem dienen, voelen dat voor hen het leven in Christus is. En ook zovelen zullen er dag aan dag tegen de zonde strijden en zullen overwinnen door het bloed van het Lam. Zovelen er door de kracht van de Geest door het geloof geheiligd zullen worden, zullen Zijn gezicht zien. Het is mijn hoop Hem te zien, en zo is het de uwe. Geliefden, onze hoop zal niet beschaamd worden.
Zij zal niet teleurgesteld worden; we zullen Zijn gezicht zien en dat visioen zal ons volmaakte heerlijkheid opleveren.
Ik vrees dat mijn tekst niet bewaarheid zal worden voor allen zoals we hier verzameld zijn. Laat alleen dit woord tot de onbekeerden gezegd zijn: Ik ben bang dat u met Bileam moet zeggen: “De hoorder der redenen Gods spreekt, die het gezicht des Almachtigen ziet. (Num. 24:4a)” Want elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem gekruisigd hebben en wat zullen zij zeggen als ze Hem zullen zien? Deze goddelozen, wat zullen ze doen? Ze zullen tot de rotsen schreeuwen om op hen te vallen, tot de bergen roepen om hen te bedekken voor Hem Die op de troon zit. O geliefde toehoorder, wat een vreselijk iets zal dat zijn als dat gezicht in de hemel dat van uw moeder zal zijn, en de hemel zal zijn van uw man, uw vrouw en uw kinderen en de hel voor u zal betekenen de plaats waar u hoopt dat u verborgen kunt blijven. Dit zal zo zijn tenzij u nu als eerste Zijn aangezicht op aarde gaat zoeken. Een aantal Grieken zei tot de discipelen: “Toon ons Jezus.” Ik zou wel willen dat u deze wens in geestelijk opzicht zou hebben omdat Hij zelf heeft gezegd dat wie naar Hem opziet, behouden zal worden. Als u Hem nu ziet door eenvoudig geloof als uw Zaligmaker, dan zult u Hem op het laatst zien als uw Koning, uw Vriend en uw Geliefde. Maar allereerst moet u Hem hier zien om Hem te vertrouwen, of u zult Hem niet zien in de hierna volgende heerlijkheid.
Dat God, onze eigen God, u zegene om Jezus’ wil.
Amen.