Een preek uitgesproken op zondagmorgen 25 Maart, 1860. Door C.H. Spurgeon in Exeter Hall, Strand.
Opdat gijlieden weet, dat de Heere tussen u en de Egyptenaren en tussen de Israëlieten een afzondering maakt. Exodus 11:7
Het verschil tussen de Egyptenaren en de Israëlieten was zeer duidelijk. Op het eerste gezicht scheen dat zeer in het voordeel van Egypte te zijn. Zij hanteerden de zweep en het arme Israel leed erg onder de zweepslagen. Egypte beschikte over de arbeid van de Israëlieten; de zonen van Jakob bakten stenen en de onderdanen van Farao bewoonden de huizen die de zonen van Jakob bouwden. Maar de rollen waren echter snel omgedraaid. God bracht plagen in Egypte, maar Gosen werd gespaard. Hij zond een dikke duisternis over het hele land, een duisternis die men zelfs kon tasten, maar in het hele land Gosen was het licht. Hij zond een vermenging van ongedierte, luizen in hun hele landstreek, maar bij alle inwoners uit Israël werd geen vlieg gezien.
Zij hadden ook geen last van de levende beesten die uit het tot leven gekomen stof naar boven kwamen kruipen. De Heere zond hagel en pest op het vee van de Egyptenaren, maar het vee van de Israëlieten bleef gespaard en op hun akkers kwamen de verwoestende buien niet neer. Tenslotte haalde de verderfengel het blinkende zwaard uit de schede voor zijn laatste beslissende slag. In elk huis in het hele land van Egypte werd er geweend en geklaagd. Hij versloeg ook alle eerstgeborenen van hun land, de eerstelingen van al hun krachten; maar Zijn volk leidde Hij uit als schapen. Hij voerde hen door de woestijn als een kudde door de hand van Mozes en Aaron.
Zij kwamen bij de Rode Zee en Hij heeft voor hen een pad tussen de wateren gemaakt. Zij gingen te voet door de zee; daar hebben zij zich in Hem verblijd. De stromen hebben overeind gestaan als een hoop; de afgronden zijn stijf geworden in het hart der zee. Zij gingen door de diepten als door een woestijn, wat de Egyptenaren eveneens probeerden te doen, maar zij verdronken. In dit alles maakte de Heere een heerlijke afzondering tussen Egypte en Israël. De vuurkolom die aan Israël licht gaf was duisternis voor de ogen van Egypte. Telkens wanneer God Israël zegende, vervloekte Hij Egypte. Op hetzelfde ogenblik dat Hij de één een zegen gaf, zond hij de ander een vloek. Hij zag Israël aan en de stammen waren verblijd, maar toen Hij op de Egyptenaren zag, raakte hun leger in de war.
Nu worden voor u Egypte en Israël typen genoemd van de twee soorten mensen die op de aarde wonen – de mensen die de Heere vrezen en de mensen die Hem niet vrezen. De Egyptenaren zijn een beeld van hen die dood zijn in zonden en misdaden; vijanden van God in hun goddeloze daden en vreemdelingen van het burgerschap van Israël. De Israëlieten, Gods oude volk, worden ons voorgesteld als de vertegenwoordigers van hen die door genade in Christus geloofd hebben, die God vrezen en Zijn geboden zoeken te houden. Het gaat er vanmorgen om eerst u het verschil te tonen. Ten tweede: wanneer dit verschil gezien wordt.En ten derdewaarom het verschil gezien moet worden.
Bij het laatste punt zal ik u opwekken en aansporen dat verschil in uw dagelijkse leven meer zichtbaar te maken.
Ten eerste dan het verschil. De Heere heeft een afzondering gemaakt tussen hen die Zijn volk zijn en hen die het niet zijn.
Er zijn veel onderscheidingen tussen mensen die eens uitgewist zullen worden. Maar sta mij toe u er meteen aan te herinneren dat dit een eeuwig onderscheid is. Tussen de verschillende soorten mensen, rijken en armen zijn verbindingslijnen en terecht, want hoe minder klassenverschillen gehandhaafd worden, hoe beter het is voor het welzijn van allen. De structuur van de samenleving wordt niet intact gehouden door de ene pilaar ten koste van de andere te handhaven of door het dak te vergulden en de fundamenten te verwaarlozen.
Het Gemenebest is één en de voorspoed van één stand is naar verhouding de voorspoed van allen. Maar er is een onderscheid zo groot dat we er terecht van kunnen zeggen: ’Tussen u en ons is een grote kloof’. Hoe breder de scheidslijn, hoe beter het is voor het welzijn van de kerk en dat van de wereld. Er is een oneindig grote afzondering tussen de zondaar die dood in zonden is en het kind van God dat door de Geest levendgemaakt is, dat als kind aangenomen is in het gezin van de Allerhoogste. Laat mij in betrekking tot dit onderscheid de volgende opmerkingen maken.
Ten eerste is dit onderscheid tussen de rechtvaardigen en de goddelozen al zeer oud. Het is van voor de grondlegging der wereld reeds door God bepaald. In het eeuwige verbond schreef de HEERE de namen van Zijn verkorenen op. Voor hen heeft Christus zich verbonden om hun Borg te zijn en hun Plaatsbekleder om inhun plaats telijden. Verbondsverplichtingen werden voor hen en voor hen alleen aangegaan. Hun namen zijn van ouds in Gods boek geschreven en gegraveerd op de edelstenen van de borstplaat van de grote Hogepriester.Toen werden ze in het verbond afgezonderd.
”De Heere heeftZich een gunstgenoot afgezonderd”. Terwijl de hele wereld in het boze lag, werden deze kostbare juwelen uit de drekhoop van de val uitgekozen. Van nature waren ze zeker niet beter dan anderen. Toch heeft de goddelijke soevereiniteit, nauw verbonden met de goddelijke genade, sommigen uitgekozen om vaten der barmhartigheid te zijn die voor gebruik voor de Meester geschikt gemaakt zouden worden, waarin de HEERE niet slechts Zijn lankmoedigheid zou betonen, maar de volheid van Zijn genade en de rijkdom van Zijn liefde. Andere onderscheidingen zijn slechts tijdelijk. Dat zijn dingen die gisteren ontstaan zijn en morgen zullen verdwijnen.
Maar deze is ouder dan de eeuwige heuvelen. Vóór de sterrenhemel uitgespannen werd en de fundamenten van de aarde ingebed waren, had de Heere onderscheid gemaakt tussen Israël en Egypte. Dit is echter een machtig geheim en hoewel wij het moeten weergeven zoals wij het in het Woord vinden, mogen wij er niet nieuwsgierig in indringen.
God heeft nog een onderscheid gemaakt en wel één van levensbelang. Tussen de rechtvaardigen en de goddelozen is een wezenlijk verschil van aard. Sommigen onder u menen dat het enige verschil tussen de ware christen en de ander is dat de eerste meer aandacht heeft voor de kerk, dat hij de godsdienstige plechtigheden meer geregeld bijwoont, dat hij zonder het persoonlijk gebed niet kan leven en dergelijke zaken laat mij u verzekeren dat, als er geen groter verschil is tussen u en de ander, u geen kind van God bent. Het onderscheid tussen onbekeerden en bekeerden is veel groter.
Dit is niet slechts een kwestie van kleding of uitwendige vorm, maar van wezen en aard. Laat hier eens een slang en een engel komen. Het verschil tussen de twee is zo groot dat de slang nooit een engel zou kunnen worden, welke inspanningen zij zich ook zou getroosten. De engel kan geen stof eten dat het voedsel van de slang vormt; een slang kan ook haar stem niet verheffen en het serafslied van de gezaligden zingen. Even groot is het onderscheid tussen de man die de Heere vreest en de man die Hem niet vreest.
Als u nog steeds bent wat u altijd van nature was, kunt u geen ware christen zijn. Het is absoluut onmogelijk er één te worden door uw inspanningen. U kunt u wassen en reinigen; u kunt aantrekken wat u ook maar wilt. U zult een mooi opgeknapt kind van de natuur zijn, maar niet het levende kind uit de hemel. U moet wederom geboren worden; er moet een nieuwe natuur in u gebracht worden; een vonk van godzaligheid moet in uw hart terecht komen en daar gaan branden. De gevallen natuur kan niet hoger komen dan de natuur, evenals water niet hoger kan komen dan zijn bron. Daar uw natuur gevallen is moet u zo blijven, tenzij u door genade vernieuwd wordt. God heeft door Zijn oneindige kracht Zijn volk levendgemaakt. Hij heeft hen uit hun oude natuur gehaald. Nu hebben zij de dingen lief die ze eens haatten en zij haten de dingen die zij eens liefhadden. Bij hen is het oude voorbijgegaan; ziet, alles is nieuw geworden.
De verandering bestaat niet daarin dat zij ernstiger en godsdienstiger spreken, of dat zij niet meer naar de schouwburg gaan of dat zij hun leven niet meer doorbrengen in de lichtzinnigheden van de wereld. Nee, daarin bestaat de verandering niet. Het is er een gevolg van, maar de verandering is dieper en wezenlijker. Het is een verandering van heel het wezen van een man. Hij is niet meer de man die hij eerder was. Hij wordt veranderd naar de vernieuwing zijns gemoeds, opnieuw geboren, wederomgeboren, herschapen. Hij is een gast en een vreemdeling hier beneden. Hij behoort niet meer tot deze wereld maar tot de toekomende. In dit opzicht heeft de Heere dan een afzondering geplaatst tussen Israël en Egypte.
Wij zouden verder willen opmerken dat dit verschil in aard gevolgd wordt door een verschil in Gods rechterlijke behandeling van de beide mensen. Ten aanzien van beiden is zijn handelen rechtvaardig. Het zij verre van God dat Hij tegenover iemand onrechtvaardig zou zijn. De Heere is nooit strenger dan het recht vereist, ook niet meer genadig dan het recht toestaat. Hier komt de onvemieuwde, de goddeloze. Hij komt met zijn goede werken naar voren, zijn gebeden, zijn tranen. De Heere zal hem oordelen naar zijn daden. Die dag zal rampzalig voor hem zijn. Het zal ook een dag van smart zijn, want hij zal er spoedig achter komen dat zijn beste volmaaktheden maar als vuile vodden zijn en dat al zijn goede werken slechts goed schenen, want hij bevond zich in de duisternis en kon de vlekken niet zien die hem onrein maakten.
Daar komt een ander aan, de vernieuwde mens. God behandelt hem weliswaar rechtvaardig, maar niet in alle gestrengheid van de wet. Hij ziet de man aan als iemand die in Jezus Christus aangenomen is, gerechtvaardigd door de gerechtigheid van Christus en in Zijn bloed gewassen en nu gaat Hij met die man om, niet als een rechter met een misdadiger, niet als een koning met zijn onderdaan, maar als een vader met zijn kind. Die man wordt aan het hart van de HEERE gedrukt. Zijn overtredingen worden weggedaan. Zijn ziel wordt voordurend vernieuwd door de invloed van de goddelijke genade.
De omgang van God met hem is net zo verschillend van Zijn omgang met de ander, als de liefde van een echtgenoot verschilt van de strengheid van een vertoornd vorst. Aan de ene kant is het enkel rechtvaardigheid, aan de andere kant vurige liefde. Aan de ene kant de onbuigzame strengheid van een rechter en aan de andere kant de grenzenloze liefde van een ouderhart. Hier heeft de Heere dus ook een afzondering gemaakt tussen Israël en Egypte.
Dit onderscheid komt ook uit in de voorzienigheid.Weliswaar wedervaart ogenschijnlijk beiden enerlei; de rechtvaardige lijdt evenals de goddeloze en zij gaan naar het graf dat bestemd is voor alle levenden. Maar als wij Gods voorzienigheid nader konden beschouwen, zouden wij lijnen van licht zien die het pad van Gods gunstgenoot scheiden van het lot van de overtreder. Voor de rechtvaardige is elke daad van Gods voorzienigheid een zegen. Een zegen is verpakt in al onze vloeken en al onze kruisen. Onze bekers zijn soms bitter, maar zij zijn altijd gezond. Ons wee is ons welzijn. Wij verliezen nooit door onze verliezen, maar wij worden rijk voor God als wij arm voor mensen worden. Voor de zondaar echter werken alle dingen ten kwade. Heeft hij voorspoed? Hij is als het beest dat vet gemaakt wordt voor de slachtbank. Is hij gezond? Hij is als een bloeiende bloem die rijp wordt voor de zeis van de maaier.
Lijdt hij ? Zijn lijden zijn de eerste stenen van de hagelstorm van de Goddelijke wraak. Alles heeft een zwarte kant voor de zondaar; zag hij het maar! De wolken zijn voor hem vol donder en de hele wereld vol verschrikkingen. Als de aarde haar zin kon krijgen, zou zij de monsters die God vergeten van zich afschudden. Maar voor de rechtvaardigen moeten alle dingen meewerken ten goede. Komt het zure, komt het zoete, alles loopt goed af. Elke golf brengt hem snel naar de begeerde haven en zelfs de ruwe storm bolt zijn zeilen en voert hem des te sneller naar de haven van vrede. De HEERE heeft in deze wereld een afzondering gemaakt tussen Israël en Egypte.
Dat verschil zal echter duidelijker uitkomen op de oordeelsdag.Als Hij dan zitten zal op de troon van Zijn heerlijkheid, zal Hij hen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. Hij zal tot Zijn engelen roepen: ’’Vergadert uit Mijn Koninkrijk alle ergernissen en degenen die de ongerechtigheid doen”. Dan zal de engel met de scherpe sikkel in het midden des hemels vliegen en het onkruid maaien en het in bundelen vergaderen om te verbranden. Maar de Koning Zelf, de gekroonde Maaier, zal van Zijn troon komen en Zijn gouden sikkel nemen en deze heerlijke taak niet aan een engel overlaten, maar Zelf de tarwe in Zijn schuur vergaderen. O, dan zal de hel haar muil ver opensperren en de onbekeerlijken verslinden, als zij, als eens Korach, Dathan en Abiram levend ter helle zullen varen.
Dan zullen de rechtvaardigen als een stroom van licht in hun stralende klederen met gezangen van overwinning en koorzang de hemel in gaan. Dan zal men zien dat de Heere een afzondering gemaakt heeft. Als de rijke man aan de overkant van de onover- schrijdbare kloof Lazarus in de schoot van Abraham zal zien – als uit de onderste hel de verdoemde de door God aangenomen en gezaligde zondaar in de hemelse zaligheid verheerlijkt zal zien, dan zal de waarheid duidelijk in vurige letters geschreven staan: De Heere heeft een afzondering gemaakt tussen de Egyptenaren en Israël.
Wij gaan nu over tot ons tweede punt: Wanneer wordt het verschil gezien?
Ons antwoord is dat het vaak gezien wordt in de tempel van God.Twee mannen gaan op naar de tempel om de godsdienstoefening bij te wonen. Zij gaan in Gods huis naast elkaar zitten. Het wordt tot beiden gepreekt. Beiden horen het, misschien met dezelfde aandacht. De één gaat zijns weegs en vergeet het; de ander blijft eraan denken. Zij komen terug. De één luistert en voor hem is de predikant als een die een lied der liefde speelt. De ander luistert wenend. Hij voelt dat het Woord is levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard. Het raakt zijn geweten.
Het maakt hem verslagen en doorpriemt zijn hart. Elk woord schijnt hem een pijl van Gods boog geschoten die doeltreft in zijn geweten. En nu komen ze weer. De een voelt tenslotte dat het woord voor Hem is. Hij is erdoor tot bekering en geloof in Christus gebracht en komt nu als Zijn aangenomen kind om Gods lof te zingen, terwijl de ander enkel voor de vorm blijft zingen, om mee te doen met de godsdienstoefening, waarin hij maar weinig belangstelling voelt, om met de lippen te bidden, terwijl zijn hart ver weg is.
Als ik vanmorgen een hoop ijzervijlsel en as dooreen gemengd had en ik wilde het verschil tussen beide bepalen, zou ik er alleen maar een magneet in behoeven te steken. Het ijzervijlsel zou aangetrokken worden en de as zou blijven. Zo is het ook met de gemeente. Als ik vandaag wilde weten wie tot het Israël Gods behoorden en wie nog steeds de verachtelijke Egyptenaren zijn, is er niets nodig dan het Evangelie te prediken. Het Evangelie ontdekt Gods volk. Het heeft er verwantschap mee. Als het naar hen toekomt ontvangen zij het, daar Gods Geest het hart opent. Zij grijpen het aan en verblijden zich erin. Aan de andere kant horen zij die niet bij God behoren en geen deel hebben in de verlossing van Christus het tevergeefs. Zij worden er zelfs door verhard en zondigen moedwilliger door na alle waarschuwingen die zij ontvangen hebben.
Kom nu, hoorder, om eens bij u thuis te komen, hebt u ooit dit verschil tussen u en de ander gezien? Hoort u nu het Evangelie als u het nooit eerder gehoord hebt? Dit is het tijdperk van het kerkelijk leven. Er gaan bij ons nu veel meer mensen naar de kerk dan ooit tevoren. Maar nog steeds worden niet de hoorders van het Woord gezegend, maar de daders. Zeg dan eens, heeft de Heere u ooit het Woord doen horen zoals u het nooit eerder gehoord hebt? Luistert u ernaar, in de hoop dat het voor u gezegend mag worden, met het verlangen dat uw geweten eraan onderworpen mag zijn, zoals het goud onderworpen is aan de hand van de goudsmid? Zo ja, dan is dat het eerste teken van de afzondering die God gemaakt heeft tussen u en de Egyptenaren.
Maar het gaat verder. Als de Israëliet standvastig is in zijn plicht, dan zal hij het spoedig zijn plicht achten om zich los te maken van de rest van de mensheid en met de gemeente van Christusverenigd te worden. ”De Heere heeft de afzondering gemaakt,” zegt hij; ”nu wil ik de afzondering laten zien; Mijn Meester heeft gezegd: ”Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, die zal zalig worden”. Ik stel mijn vertrouwen niet in de doop, maar ik moet tonen dat ik niet meer ben wat ik was. Ik wens mijn Heere en Meester te gehoorzamen. Ik wil de stap onherroepelijk maken. Het zwaard tegen de wereld te trekken en voor goed de schede weg te werpen. Ik verlang ernaar om iets te doen dat de wereld zal laten zien dat ik eraan gekruisigd ben en dat zij mij gekruisigd is.
Laat mij dan in het water begraven worden, ”in de Naam van de Vaders, van de Zoons en van de Heiligen Geest”, als een beeld dat ik aan de wereld gestorven ben. Laat mij uit het water opkomen als het beeld van mijn opstanding tot een nieuw leven. God helpe mij vanaf dat gezegende uur om mijn weg te gaan als één die niet van de wereld is, gelijk Christus niet van de wereld is. Zo vaak de tafel gedekt is, waaraan wij gedachtenis vieren aan het lichaam en het bloed van Christus, verzegelt God die afzondering weer. Als de predikant getrouw is wordt de onbekeerde gewaarschuwd zich daarvan te onthouden, want hij eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam van de Heere. Alleen zij, en zij alleen worden genodigd die in Jezus geloven, die hoop hebben veranderd te zijn en in de geest van hun denken door de goddelijke genade vernieuwd zijn. Zo laten wij in deze beide uitwendige symbolen aan de wereld zien dat de Heere een afzondering gemaakt heeft.
Maar nog meer met het gehele christelijke leven,als men is wat men behoort te zijn, laat men de wereld zien dat de Heere een afzondering gemaakt heeft. Hier zijn twee mensen in een beproeving. Dezelfde tegenspoed heeft beiden getroffen. Het zijn zakencompagnons. Zij zijn al hun geld kwijt. De firma is bankroet. Zij zijn tot de bedelstaf gebracht en moeten in de wereld opnieuw beginnen. Nu, wie van beiden is de christen? Eén staat op het punt het haar uit zijn hoofd te trekken. Hij kan het niet verdragen dat hij zijn hele leven gewerkt heeft en dat hij nu zo arm is als Lazarus. Hij vindt dat ”De Voorzienigheid” onrechtvaardig is. ’’Menig zwerver” zegt hij, ’’wordt rijk, en hier sta ik die na hard werken en iedereen het zijne heb gegeven aan de grond en heb niets meer over”.
Maar de christen, als hij werkelijk een christen is (merkt op dat er heel veel zijn die belijden christenen te zijn en die het niet zijn; de storm beproeft hen), die christen zegt: ”De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam van de Heere zij geloofd. ”Ik weet”, zegt hij, ”dat alle dingen moeten meewerken ten goede. Ik zal weer met alle krachten aan het werk gaan”. En met moed en vertrouwen in Christus begint hij weer en God zegent hem weer, ja, Hij zegent hem meer in beproevingsweg dan hij ooit in zijn voorspoed gezegend is. Hier zien we beide mensen weer. Beiden hebben verkeerd gehandeld en wie zal het verschil zien, als de rechtvaardige valt evenals de goddeloze?
De volgende morgen staat de één op en denkt er heel licht over. Hij kent geen gewond geweten of als hij zich niet op zijn gemak gevoelt komt het omdat hij bang is dat men er achter komt. Hij lijkt op iemand die als hij in de modder gevallen is erin ligt te wentelen. Maar hier komt de christen. Hij voelt dat hij verkeerd gedaan heeft ”Wat zal ik doen?” zegt hij, ”om het bij mensen goed te maken en God mijn berouw te tonen?” Hij zou bereid zijn voor ieder op de knieëen te gaan die hij benadeeld heeft en te bekennen hoe verkeerd hij geweest is. Hij haat zichzelf; hij walgt van zichzelf, omdat hij verkeerd gehandeld heeft. Hij zou liever sterven dan zondigen. En nu hij erachter komt dat hij gezondigd heeft wenste hij liever gestorven te zijn dan zijn Heere en Meester onteerd te hebben.
Als u een schaap in de modder ziet vallen, staat het snel weer op. Maar als een zwijn daar valt gaat het erin liggen rollen en alleen een zweep en een stok kan het doen opstaan. Zo is er een wezenlijk verschil tussen de rechtvaardige en de goddeloze, zelfs in het zondigen. De rechtvaardige valt zevenmaal, maar hij staat weer op. De goddeloze wentelt en verlustigt zich in zijn zonde. Hij blijft erin en gaat erin voort. God heeft een afzondering gemaakt; zelfs als dat verschil vervaagt, kan het toch onderscheiden worden. De christen heeft onmiskenbaar iets dat hem onderscheidt. Doe met hem wat u maar wil, hij is niet gelijk de ander en u kunt hem niet zo maken. Hier is een nieuw muntstuk dat verbazend op een pond lijkt en ik draai het om. Het is zo knap nagemaakt dat ik niet kan ontdekken of het van goud is of niet.
Hier is een ander. Ik vind het een licht pond. Ik bekijk ze allebei en op het eerste gezicht ben ik geneigd te denken dat mijn pasgeslagen pond het beste is, want zeg ik, het andere is kennelijk licht en versleten. De christen heeft iets waaruit tenslotte blijkt dat hij van goud is, zelfs als hij versleten is en het gewicht niet haalt. U kunt hem bekrassen, zodat het beeld van de koning niet duidelijk is, maar toch is hij van goud. Hij hoeft slechts beproefd te worden en in het uur van beproeving zal het gouden geluid van de genade hem openbaar doen komen en hij zal toch blijken iemand te zijn die de Heere apart gezet heeft. Dit onderscheid komt ook naar voren als hij onder druk staat van een sterke verzoeking.Er zijn twee handelaars. Beide schijnen op dezelfde wijze handel te drijven, maar tenslotte is er een buitenkansje voor hen. Als zij geen geweten hebben kunnen ze fortuin maken.
Nu zal het er op aankomen. De ene zoekt de kans en grijpt hem zonder gewetensbezwaren aan. Die man is geen christen. Daar kunt u zeker van zijn. Er is een ander. Hij voelt het verlangen naar winst, want hij is mens, maar zijn hart haat de zonde, want hij is door goddelijke genade vernieuwd. ”Nee,” zegt hij, ”ik sluit liever de winkel dan op oneerlijke wijze de kost te verdienen. Het is beter in dit leven bankroet te gaan dan in de komende wereld onder te gaan. De stelregel voor de zaak aan de overkant is “Wij moeten leven”. De stelregel voor deze winkel is: ”Wij moeten sterven’.U die klanten bent weet spoedig waar u eerlijker behandeld zult worden en daar ontdekt u enigszins dat de Heere een afzondering gemaakt heeft tussen Egypte en Israël.
Maar om niet langer hierbij te blijven stilstaan: dat verschil komt levendig openbaar in het uur van sterven.Wat is het verschil soms duidelijk! De laatste keer dat Londen ernstig met cholera bezocht werd, gaf ik de vele afspraken die ik in het land had op om in Londen te blijven. Het is de plicht van een predikant om altijd ter plekke te zijn in tijden van bezoeking en ziekte. Ik heb nooit helderder in mijn leven het verschil gezien tussen de man die God vreest en de man die Hem niet vreest dan toen. Ik werd op een maandagmorgen om ongeveer half vier bij een man geroepen die op sterven lag.
Ik ging naar hem toe en kwam de kamer in waar hij lag. Hij had die zondagmorgen ervoor een uitstapje naar Brighton gemaakt en was ziek teruggekomen. Daar lag hij op de rand van het graf. Ik stond naast zijn bed en sprak met hem. Het enige besef dat hij had was de voorbode van verschrikking; daarbij een paniektoestand. Ook dit was weldra voorbij en ik moest daar bij een arme vrouw staan zuchten die bij hem gewaakt had, zonder enige hoop voor zijn ziel. Ik ging naar huis. Ik werd weggeroepen naar een jonge vrouw. Zij lag ook op haar uiterste, maar het was een heerlijk gezicht. Zij lag te zingen hoewel zij wist dat zij op sterven lag. Zij sprak met hen die om haar bed stonden, zei tegen haar broers en zusters dat zij haar naar de hemel moesten volgen en nam afscheid van haar vader, met een glimlach alsof het haar trouwdag was.
Zij was zalig. Toen zag ik heel duidelijk dat, als er geen verschil in levensvreugde was er toch verschil is als we komen te sterven. Maar het eerste geval dat ik genoemd heb is niet het ergste dat ik ooit meegemaakt heb. Ik heb velen zien sterven van wie het niet passend is het levensverhaal te vertellen. Ik heb hen met uitpuilende ogen zien liggen. Christus gekend en het Evangelie gehoord, maar het toch verworpen. Zij hebben zo’n geweldige doodstrijd gehad, dat men alleen maar weg kon vluchten, beseffend dat het vreselijk is om te vallen in de handen van een toornig God en in het allesverslindende vuur te vallen. Op het sterfbed zal het openbaar komen dat de Heere een afzondering gemaakt heeft tussen Israël en Egypte.
Ik heb deze eerste twee punten haastig afgewerkt, omdat ik met veel ernst en sterk wil uitweiden over mijn laatste en derde punt. We hebben het gehad over het verschil dat gezien wordt tussen de rechtvaardigen en de goddelozen. Mijn laatste punt is: Waarom moet dat verschil gezien worden?Mijn bedoeling is heel praktisch te zijn. Ik hoop dat dit uw geweten wakker mag maken, al is de rest van de preek zonder uitwerking gebleven.
Dit is een tijd met veel hoopvolle tekenen. Maar toch zijn er, als we de regel van de Schrift moeten hanteren enige zwarte vlekken op deze eeuw. Soms vrees ik dat het enige tijdperk waarmee wij werkelijk vergeleken kunnen worden, dat van voor de zondvloed is toen de kinderen van God trouwden met de dochters van mensen en het onderscheid tussen de kerk en de wereld wegviel. We moeten eerlijk bekennen dat er tegenwoordig zulk een vermenging is, zulk een geest van compromissen, zulk een geven en nemen op godsdienstig gebied dat wij gelijk zijn aan een gegiste massa, door elkaar gekneed. Dit is allemaal verkeerd, want het is altijd Gods bedoeling geweest dat er onderscheid is tussen de rechtvaardigen en de goddelozen dat zo duidelijk en tastbaar is als het verschil tussen dag en nacht.
Dit is mijn eerste argument. Steeds als de kerk volkomen afgescheiden was van de wereld heeft zij gebloeid. Gedurende de eerste drie eeuwen haatte de wereld de kerk. De gevangenis, de brandstapel, de hielen van het wilde paard werden te goed geacht voor de volgelingen van Christus. Als men christen werd gaf men zijn vader en moeder, huis en landerijen, ja ook zijn eigen leven op. Als zij bij elkaar kwamen moesten zij in de catacomben samenkomen, midden op de dag met brandende kaarsen omdat het in de diepten der aarde donker was. Zij werden door mensen veracht en verworpen. ”Zij hebben gewandeld in schaapsvellen, in geitenvellen, verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde”. Maar toen was het het tijdperk van helden. Dat was de tijd van reuzen. Nooit heeft de kerk zo gebloeid, werkelijk gebloeid als toen zij in bloed gedoopt werd. Het schip van de kerk vaart nooit zo sierlijk als wanneer het stuivend bloed van de martelaren op het dek komt.
Wij moetenlijden; wij moeten sterven, willen wij ooit de wereld voor Christus veroveren. Is er ooit zo’n wonder geweest als de verbreiding van het Evangelie gedurende de eerste twee of drie eeuwen? Binnen vijftig jaar nadat Christus ten hemel gevaren was werd het Evangelie in alle bekende plaatsen op de wereld gepredikt en in de meest onherbergzame gebieden woonden mensen die tot Christus bekeerd waren. Het Evangelie had zich verder gespoed dan de schepen van Tarsis. De zuilen van Hercules waren geen grenzen voor de ijver van de apostelen. Het Evangelie werd gepredikt aan wilde en onbeschaafde stammen, aan de Picten en de Schotten en aan felle Britten.
Er werden kerken gesticht waarvan enigen tot op vandaag zuiver zijn blijven bestaan. En dit alles, geloof ik, was gedeeltelijk het gevolg van dat treffende, duidelijk aanwijsbare verschil tussen de Kerk en de wereld. Zeker, gedurende de periode nadat Constantijn beleed christen te zijn – hij ging met zijn tijd mee en zag dat het zijn rijk zou versterken – vanaf die tijd dat de kerk met de staat verbonden begon te zijn, verliet de Heere haar en gaf haar over aan onvruchtbaarheid en de naam Ikabod stond op haar muren geschreven. Het was een zwarte dag voor het christendom toen Constatijn zei: ”Ik ben christen”. ”In dit teken zal ik overwinnen,” zei hij. Ja, dat was de werkelijke reden van zijn voorgewende bekering. Als hij door het kruis kon overwinnen was het voldoende. Als hij doorJupiter had kunnen overwinnen, zou hij dat evengoed graag gedaan hebben. Vanaf die tijd begon de kerk te ontaarden.
En als we bij de Middeleeuwen komen, toen men geen christen van een wereldling kon onderscheiden, was er geen vroomheid, leven of genade in het land te vinden. Toen kwam Luther en met een ruk scheurde hij de kerk van de wereld weg. Hij trok haar weg met het risico dat hij haar in stukken scheurde. Hij wilde niet dat er enige binding tussen haar en de wereld was. Toen ’’stelden de koningen der aarde zich op en beraadslaagden de vorsten tezamen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde”. Maar die in de hemel woont belachte hen; de HEERE bespotte hen. De ark ging voort, overwinnende en opdat zij overwon. Haar belangrijkste wapen was het zich niet aan de wereld conformeren, het zich uit de mensen afscheiden. heguw hand op elke bloeiende bladzijde van de geschiedenis van de kerk en u zult een korte kanttekening vinden die zegt: ”In dit tijdperk kon men duidelijk zien waar de kerk begon en de wereld ophield”. Het zijn nooit goede tijden geweest wanneer de Kerk en de wereld met elkaar getrouwd waren.
Hoewel dit genoeg grond is om de Kerk en de wereld gescheiden te houden, zijn er veel andere redenen. Hoe meer de Kerk gescheiden van de wereld is in haar daden en haar grondregels, des te sterker het getuigenis voor Christus is en des te krachtiger haar getuigenis tegen de zonde. Wij zijn in de wereld gezonden om tegen het kwaad te getuigen. Maar waar is ons getuigenis als we ons in het slijk van de wereld rond wentelen? Als wij in gebreke blijken te zijn, zijn we valse getuigen. Wij zijn niet door God gezonden. Ons getuigenis heeft geen effect. Ik aarzel niet om te zeggen dat er tienduizenden belijdende christenen zijn, van wie hun getuigenis in de wereld meer kwaad doet dan goed. De wereld kijkt naar hen en zegt: ”Wel, ik snap het: u kunt christen zijn en toch een schurk blijven”. Een ander zegt: ”U kunt een christen zijn, merk ik; maar dan zult u somber en ellendig moeten zijn”. Weer een ander roept: ”Die christenen houden ervan stiekem de zonde in te drinken. Hun christendom bestaat erin dat zij niet graag in het openbaar zondigen; maar zij kunnen het huis van een weduwe opeten, als niemand toekijkt. Zij kunnen dronkaards zijn, maar alleen op een klein feestje. Zij zouden niet graag aangeschoten zijn als honderd ogen het zouden zien”.
Nu, wat betekent dat allemaal? Alleen dit, dat de wereld ontdekt heeft dat de zichtbare kerk niet de zuivere Kerk van Christus is, omdat zij haar beginselen niet trouw is en niet opkomt voor oprechtheid en integriteit die kenmerken zijn van de echte kerk van God. Veel christenen vergeten dat zij getuigen zijn. Zij denken niet dat iemand hen waarneemt. Maar dat is wel het geval. Er zijn geen mensen die zo nauw gadegeslagen worden als christenen. De wereld leest ons, van de eerste letter van ons leven tot het einde. En als ze een gebrek vinden (God moge ons vergeven dat zij er zoveel vinden), zullen zij het gebrek zo veel mogelijk vergroten. Laten we daarom waakzaam zijn en dichtbij Christus leven en altijd naar Zijn geboden leven, opdat de wereld kan zien dat de Heere een afzondering gemaakt heeft.
Maar nu heb ik iets heel verdrietigs te zeggen. Ik wilde dat het niet nodig was, maar het is wel nodig. Tenzij u, broeders en zusters, het uw dagelijks werk maakt om te zorgen dat er een verschil is tussen u en de wereld, zult u meer schade aanrichten dan dat u goed doet. Vandaag de dag is de kerk verantwoordelijk voor veel vreselijke zonden. Laat mij er één noemen, slechts als voorbeeld. Waarom is onze vriend die daar zit, een man als uzelf, hoewel hij zwart is, de boeien aangelegd? Het is de kerk van Christus die haar broeders in slavernij houdt. Zonder de kerk zou het stelsel van de slavernij teruggaan naar de hel waaruit het voorgekomen is. Als er geen slavendrijvers, mensen geschikt voor dit vernederende werk, waren, als er geen christelijke predikanten waren, die de slavernij van de kansel zouden verdedigen, zou Afrika vrij zijn.
Albert Barnes sprak wel de waarheid toen hij zei dat de slavernij geen uur zou kunnen voortbestaan, als de christelijke kerk haar niet toestond. Maar wat zegt een slavenhouder, als u tegen hemzegt dat het zonde is, een verdoemelijke zonde die niet met genade bestaan kan, dat het onchristelijk is onze medeschepselen in slavernij te houden? Hij antwoord: ”Ik hecht geen geloof aan uw lasterpraatjes; kijk naar bisschop X, of de predikant van plaats Y; is dat geen goede man en roept hij niet: ’’Vervloekt zij Kanaan”? Haalt hij Filemon en Onesimus niet aan? Gebruikt hij de Bijbel niet als hij tegen zijn slaven zegt dat zij dankbaar behoren te zijn dat zij zijn slaven zijn, want God Almachtig heeft hen met opzet gemaakt om het zeldzame voorrecht te genieten door een christelijke meester afgeranseld te worden. ”U hoeft me niet te vertellen,” zegt hij, ”dat we de kerk aan onze kant zouden hebben als het verkeerd was.’
En zo moet de vrije kerk van Christus, die met Zijn bloed gekocht is, de schande dragen dat zij Afrika vloekt en haar kinderen in slavernij houdt. Lieve Heere, verlos ons van dit kwaad! Al zijn de kooplieden uit Manchester en de handelaars in Liverpool medeschuldig, laat de kerk dan tenminste vrij zijn van deze misdaad die de hel volmaakt. De mens heeft zich ingespannen om steun in de Bijbel te vinden voor deze uiterste schurkerij, maar de slavernij, die de Grote Republiek verontreinigt, zulke slavernij is in het Woord van God onbekend. In de Joodse wetten was het onmogelijk dat die ooit zou bestaan. Ik heb vele mensen teksten horen aanhalen waarin ze een excuus vonden dat ze verloren gingen en ik maak me sterk dat men met de Schrift in de hand wel een rechtvaardiging kan vinden voor het kopen en verkopen van mensenzielen.
En wat denkt u dat ons land zal overkomen omdat het stelsel van handeldrijven dat onder ons gevonden wordt in stand houdt? U weet allen dat er zaken zijn waarin een jongeman in de winkel onmogelijk eerlijk kan zijn. Als hij de volle waarheid zou spreken zou hij ontslagen worden. Waarom denkt u, worden artikelen in de etalage anders geprijsd dan in de winkel zelf, en wordt het ene artikel getoond en dan het andere verkocht en wordt het stelsel van leugentjes over de toonbank voor een betere prijs gehandhaafd? Het zou geen uur standhouden als belijdende christenen er niet aan meededen.
Zij hebben niet de morele moed om eens voorgoed te zeggen: ”Wij willen hiermee niets meer te maken hebben”. Als ze dat deden, als de kerk deze onheilige gewoonten zou afzweren, dan zou het zaken doen binnen een jaar anders zijn. Deze misdaden en schurkerijen worden in stand gehouden door belijdende christenen die er net als anderen aan toegeven, die in plaats van de stroom te keren het opgeven en met de stroom meezwemmen, de dode vissen in onze kerken die met de stroom meedrijven, anders dan de levende vissen die altijd tegen de stroom inzwemmen, omhoog zwemmen naar de bron. Ik zou niet te hard willen zijn tegen de Kerk van Christus, want ik heb haar lief.
Maar omdat ik haar lief heb moet ik dit zeggen. Onze wereldgelijkvormigheid, ons handeldrijven zoals de wereld doet, ons spreken gelijk de wereld doet, het feit dat wij altijd benadrukken dat wij moeten doen wat anderen doen, doet de wereld meer kwaad dan alle predikers hopen voor de wereld goed te doen. ’’Daarom gaat uit het midden van hen, en scheidt u af, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen. En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn”.
Deze sterke motivatie, zou ons kunnen bewegen om ons van de wereld af te zonderen. Maar nog eens: hoe is het mogelijk voor ons om Jezus Christus te eren, terwijl er geen verschil is tussen ons en de wereld? Ik kan me voorstellen dat iemand niet belijdt een christen te zijn en toch zijn meester eert. Hoewel ik me dit voorstel weet ik er geen voorbeeld van, maar ik kan me niemand voorstellen die belijdt christen te zijn, handel doet zoals de wereld, en toch Christus eert.
Ik zie mijn Meester als het ware voor mij staan. Hij met meer dan die vijf gezegende wonden. Ik zie Zijn handen van bloed druipen. ’’Mijn Meester, mijn Meester” roep ik, ’’waar hebt u deze wonden gekregen? Dit zijn niet de gaten van de spijkers, noch het gat van de speersteek; waar komen deze wonden vandaan?” Ik hoor Hem vol treurnis zeggen: ”Dit zijn de wonden die ik ontvangen heb in het huis van Mijn liefhebbers. Deze christen is gevallen, die discipel volgde Mij van verre en heeft Mij tenslotte gelijk Petrus helemaal verloochend.
Dat kind van Mij is hebzuchtig, een ander is hoogmoedig; weer een ander heeft zijn naaste bij de keel gegrepen en gezegd: ’’Betaal mij, wat u schuldig bent. Ik ben gewond in het huis van Mijn liefhebbers”. O, gezegende Jezus, vergeef het ons, vergeef het ons en geef ons Uw genade opdat wij dit niet meer zullen doen, want wij zouden U willen volgen waar U ook heengaat. U weet Heere, dat wij van U zouden willen zijn; wij zouden U willen eren en U geen smart aandoen. Schenk ons nu Uw Geest, opdat wij deze wereld zouden verzaken en als Uzelf zijn; heilig, onschuldig, onbesmet en afgescheiden van de zondaren.
Ik heb nog twee dingen te zeggen en dan ben ik klaar. Er zijn er onder u die belijders zijn van de godsdienst, maar waardeloze munt zijn. Als u naar de Tafel van de Heere komt liegt u, en als u van uzelf zegt: ”Ik ben lid van die kerk,” dan zegt u wat een schande is voor u. Laat mij u eraan herinneren, heren, dat u hier uw belijdenis kunt vasthouden. Als u echter voor Gods rechterstoel komt, zult u erachter komen hoe verschrikkelijk het is dat uw belijdenis niets voorstelt. Beeft, heren, voor Gods rechterhand. Daar hangt de weegschaal en daar moet u in. Als u te licht bevonden wordt, zal uw deel zijn met de geveinsden, en u weet wat dat betekent: dat is in de diepste hel. Beef, kerkenraadslid. Beef lidmaat, als u niet bent wat u belijdt te zijn.
U wacht een verdoemenis die feller en verschrikkelijker is dan die van de goddelozen en de verworpenen. U zult neergehaald worden van de hoogte van uw belijdenis. U hebt uw nest tussen de sterren gebouwd, maar u moet uw bed in de hel maken. U hebt uw hoofd versierd met een kroon, maar u moet een kroon van vuur maken. Die mooie toga’s zullen van u afgerukt worden. Dat verguldsel en de verf moeten verwijderd worden. U zult tot uw schande de duivelen en de verdoemden in de hel ten spot worden als zij naar u zullen wijzen en roepen: ’’Daar is de man die zichzelf verwoestte door anderen te bedriegen. Daar is de ellendeling die over God en Christus praatte en vond dat hij niet zo was als wij, en nu is hij ook in een bos gebonden om verbrand te worden”.
Het laatste woord is voor hen die helemaal geen belijders zijn. God heeft een afzondering gemaakt tussen u en de rechtvaardigen. Beste vrienden, ik smeek u om hier eens over na te denken. Er zijn geen drie soorten mensen. Er zijn geen verbindingen. Er is geen brede grensstrook tussen de rechtvaardigen en de goddelozen. Nu bent u een vriend of een vijand van God. Dit uur bent u of levend of dood. En bedenk toch: als de dood komt is het of de hemel of de hel met u.
Of engelen of duivelen zullen uw gezelschap zijn. De vlammen zullen uw bed zijn en het vuur uw sprei of de eeuwige heerlijkheid zal uw blijvende erfenis zijn. Bedenk dat de weg naar de hemel open is. ”Wie gelooft in de Heere Jezus zal zalig worden”. Geloof in Hem, geloof in Hem en leef. Vertrouw op Hem en u bent behouden. Werp het vertrouwen van uw ziel op Jezus en u zult nu verlost worden. God helpe u om dat nu te doen en er zal geen verschil meer zijn tussen u en de rechtvaardigen maar u zult bij hen behoren op de dag dat Jezus komt om te zitten op de troon van Zijn vader David en om over de mensen te regeren.
Amen.