Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Filippenzen 4:19
Al uw nooddruft zal vervuld worden naar de rijkdom van de natuur, de rijkdom van de voorzienigheid en de rijkdom van de genade. Maar dat is nog niet alles. De apostel kiest een meer verheven stijl en schrijft ‘naar Zijn rijkdom, in heerlijkheid. Och, we hebben God nooit in heerlijkheid gezien! Dat zou ook een gezicht zijn dat onze ogen nu niet zouden kunnen aanschouwen. Het gezicht van Christus in Zijn heerlijkheid, toen Hij op aarde verheerlijkt werd, was zelfs te schitterend voor de geoefende ogen van Petrus, Jakobus en Johannes. Bij het verblindende licht viel de duisternis op hen en ze werden als slapende, ^eet u, engelen, hoe God in heerlijkheid is? Verbergt Hij Zijn gedicht niet zelfs voor u, opdat zelfs u door de overmatige schittering van Zijn wezen niet zou worden verteerd? Wie van al Zijn schepselen kan de rijkdom van Zijn heerlijkheid vertellen, wanneer zelfs de hemelen niet zuiver voor Zijn aangezicht zijn en Hij Zijn engelen van dwaasheid beticht? Zijn rijkdom in heerlijkheid’. Het betekent niet alleen de rijkdom van wat Hij al gedaan heeft, maar ook de rijkdom van wat Hij nog zou kunnen doen. Want als Hij een veelheid van plakten gemaakt heeft, dan zou Hij er nog duizenden meer kunnen maken en dat zou nog maar het begin zijn. Wie kan de mogelijkheden van de almachtige God berekenen? Maar de Heere zal al Uw nooddruft vervullen naar zulke heerlijke mogelijkheden. Als een grote koning naar Zijn rijkdom geeft, dan deelt Hij aan de bedelaars geen karige aalmoezen uit, maar geeft Hij koninklijk. Als het een grote feestdag is en de koning verschijnt in zijn staatsiegewaad, dan is zijn vrijgevigheid ook groots. Welnu, als God in Zijn heerlijkheid is, stelt u zich eens voor, wat een milde gaven moet Hij dan wel niet uitdelen – wat een schatten brengt Hij dan mee voor Zijn eigen geliefden! ‘Naar Zijn rijkdom, in heerlijkheid’ zal Hij al uw nooddruft vervullen. Durft u nu nog te wanhopen? O ziel, wat een dwaasheid is het ongeloof toch! Wat een grove godslastering om te twijfelen aan de liefde van God! Hij zegent ons en als door Hem gezegende mensen moeten we ook gezegend zijn. Als Hij onze nooddruft naar Zijn rijkdom, in heerlijkheid zal vervullen, dan zal ze ook ten volle vervuld zijn.