Hij zeide tot hen: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt? Handelingen 19: 2
Het kan goed zijn om er op te letten welke vraag de apostel niet stelt aan deze Efezische discipelen van Johannes. Hij zegt niet tot hen: ‘Hebt gij geloofd?’ Dit zou een zeer belangrijke vraag geweest zijn, maar het behoort eigenlijk eens en voor altijd vast te staan. Ons geloof moet óf krachtig worden bevestigd óf met smart worden ontkend, maar het moet geen twijfelachtige zaak blijven. Het is erg jammer dat zoveel christenen zich altijd afvragen: ‘Heb ik geloofd?’ en toestaan dat dit belangrijkste punt een onderwerp van discussie is, want zolang het bestaan van geloof in onze ziel aanleiding geeft tot vragen, moeten we ongelukkig zijn. Geloof is de hoeksteen van het gebouw der godzaligheid. Als deze niet goed gelegd zou zijn en als het niet bekend zou zijn dat deze goed gelegd is, dan kan er geen gevoel van veiligheid zijn voor de bewoner van het huis. We behoren niet alleen te weten dat we geloven, maar ook in Wie we geloven en het zou goed voor ons zijn om boven het algemeen geloven te streven naar zekerheid, en dan naar volle verzekering- de verzekering van het geloof, de verzekering van de hoop en de verzekering van het verstand.
Nogmaals, Paulus stelt niet de vraag: ‘Als gij gelooft hebt, hoe kwam dat tot stand? Door welke werkingen werd het geloof in uw zielen geschapen? Wanneer werd u voor het eerst gelovigen?’ Dit zijn zeer gepaste vragen als we daarin geïnteresseerd zijn, maar zij raken niet de essentie van de verlossing. Een mens kan gered zijn en toch de details van zijn bekering niet kennen. Ongetwijfeld zijn er velen die vast geloven, die toch geen speciale werking kunnen aanwijzen als het middel waardoor ze het geloof ontvingen. In het algemeen gebeurde dit door het horen van Gods Woord en door de werking van de Heilige Geest, maar zij hoeven zich niet in te spannen, zoals sommigen doen, om zich een opmerkelijke tekst, een aangrijpende preek of een bijzondere voorzienigheid te herinneren, waardoor zij van de duisternis naar het licht werden gekeerd.
Duizenden in de schaapskooi van Jezus kwamen langzamerhand terug naar de Goede Herder. Voor velen van hen die nu wandelen in het licht, werd het geen dageraad in een ogenblik door de plotselinge opkomst van de zon boven de horizon. Het ging eerder zoals de dagen in dit land meestal beginnen: eerst kleurt een beetje licht de oostelijke hemel, dan komt een roze kleur, gevolgd door een schemerige dageraad en daarna komt de feitelijke opkomst van de zon, vanuit de slaapkamers van het oosten haar baan afleggend, totdat zij een perfecte dag heeft voortgebracht. Velen zijn geleidelijk tot Christus gebracht en toch zijn zij werkelijk tot Christus gebracht. Ik zei, dat we naar het wanneer en het hoe van bekering mogen vragen, als we geïnteresseerd wensen te zijn in de verhalen van de vromen, maar we moeten zulke vragen niet stellen, alsof die van vitaal belang zijn en voorop dienen te staan.
Paulus informeert niet naar manieren, middelen en tijden, maar hij vraagt wel: “Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?” Onze Herziene Vertaling geeft hier: “Ontving u de Heilige Geest toen u geloofde?” En andere [vertalingen], die waarschijnlijk net zo terecht zijn, vertalen hier: “Ontvangt u de Heilige Geest nu u geloofd hebt?” Het maakt geen enkel verschil op welke manier u het leest. Alle vertalingen komen hierop neer: Ziet u een verband tussen uw geloof en de Heilige Geest? Ontving u Hem, toen u geloofde? Hebt u Hem ontvangen als u geloofde? Ontvangt u Hem dagelijks, terwijl u gelooft? Dit is het thema wat nu voor ons ligt: de Heilige Geest in de harten van ons als gelovigen.
Is uw geloof verzegeld door het stempel van de Heilige Geest? Dit is een punt van levensbelang en daarover wens ik, in de kracht van de Heilige Geest Zelf, diepgaand en zeer indringend te spreken.
U weet, lieve vrienden, dat toen de Heilige Geest in de vroegste tijden werd gegeven, Hij Zijn aanwezigheid toonde door bepaalde wonderlijke tekenen. Sommigen die de Heilige Geest ontvingen, spraken in tongen; anderen begonnen te profeteren en een derde groep ontving de gave van genezing, zodat waar zij ook maar hun handen op legden, de ziekte voor hen wegvluchtte. Ik ben er zeker van, dat als die krachten nu gegeven zouden worden in relatie met het ontvangen van de Heilige Geest en uw geloof, u er allen naar zou verlangen die te bezitten. Ik kan me nauwelijks een enkele christen voorstellen, die zich niet de vraag zou stellen: ‘Heb ik de Heilige Geest in die vorm ontvangen?’ U zou gezond willen maken, in tongen willen spreken of wonderen willen teweegbrengen waarmee u nuttig zou kunnen zijn voor uw medemensen en God verheerlijken: of niet? Nu, laat nooit worden vergeten, dat de permanente werken van de Heilige Geest vast en zeker van groter waarde moeten zijn, dan de werken die tijdelijk waren.
We kunnen niet veronderstellen dat de Heilige Geest de beste wijn eerst voortbracht en dat Zijn werkzaamheden langzamerhand verslechterden. Het is een regel van het Koninkrijk de beste wijn tot het laatst te bewaren en daarom concludeer ik, dat u en ik niet overgelaten zijn om van de droesem te drinken, maar dat de werken van de Heilige Geest die momenteel aan de Kerk van God zijn verleend in elk opzicht even waardevol zijn als die wonderlijke gaven, die van ons zijn weggegaan. Het werk van de Heilige Geest, waardoor mensen worden opgewekt uit hun dood in de zonde, is niet ondergeschikt aan de kracht, die de mensen in tongen deed spreken. Als de Heilige Geest mensen troost en blij maakt in Christus, doet dat in geen enkel opzicht onder voor de opening van de ogen van de blinde. Mensen kunnen de gaven van de Geest hebben om wonderen te doen en toch uiteindelijk omkomen. Maar hij die de geestelijke gaven van de Heilige Geest heeft, zal nooit omkomen, want dit zijn zaligmakende zegeningen. Waar zij komen, tillen zij de mens uit zijn zondige staat en maken hem een kind van God.
Ik zou er daarom vanmorgen bij u op willen aandringen, dat als u zich zou afvragen of u de gaven van genezing en het doen van wonderen bezat, in het geval zulke gaven nu gegeven werden aan gelovigen, u zich veel meer zou moeten onderzoeken of u deze blijvende gaven van de Geest bezit, die vandaag voor u allen openstaan. Hierdoor zult u geen tastbaar wonder bewerken, maar geestelijke wonderen tot stand brengen van een verhevener soort. Als we geestelijke werkingen gaan wegen, staan ze naar het oordeel van verlichte dienaren van God in geen geval op de tweede plaats. Hebt u dus de Geest ontvangen, als u geloofd hebt? Geliefden, ontvangt u op dit moment de Geest? Leeft u onder Zijn goddelijke invloed? Bent u vervuld met Zijn kracht? Stel u deze vragen persoonlijk.
Ik ben bang dat heel wat professoren zullen moeten toegeven dat zij nauwelijks weten of er wel een Heilige Geest is. Anderen zullen moeten belijden, dat hoewel zij iets van Zijn zaligmakend werk genoten hebben, zij toch niet veel van zijn veredelende en heiligmakende invloed kennen. Niemand onder ons heeft op zo’n manier deel genomen aan Zijn werkingen, zoals we hadden kunnen doen. We hebben genipt, waar we hadden kunnen drinken; we hebben gedronken waar we hadden kunnen baden; we hebben gebaad tot aan onze enkels, waar we rivieren hadden kunnen vinden om in te zwemmen.
Helaas moet van veel Christenen bevestigd worden, dat zij naakt, arm en ellendig geweest zijn, waar zij in de kracht van de Heilige Geest gekleed hadden kunnen zijn in gouden gewaden en rijk en vermeerderd in goederen. Hij wacht om genadig te zijn, maar wij blijven hangen in onverschilligheid, zoals zij van wie we lezen “zij konden niet ingaan vanwege hun ongeloof”. Er zijn veel van die gevallen en daarom is het niet ongepast, dat ik met alle aandrang de vraag van de apostel bij u thuis wil brengen: ‘Hebt u de Heilige Geest ontvangen, als u geloofd hebt?’ ‘Ontving u Hem, toen u geloofde?’ ‘Ontvangt u Hem, nu u in Christus gelooft?’
We zullen vanmorgen eerst de vraag overdenken en dan luisteren naar de lessen die ze ons wil leren. Ik wil dat u de vraag overdenkt. Het is in veel opzichten een belangrijke vraag. Ik zal nu geen tijd verspillen aan de buitenkant van de godsdienst, maar me op het hart richten.
Deze vraag heeft niets te maken met de groep waartoe u behoort, noch met de bijzondere toestand waarin uw gemoed zich toevallig op dit moment bevindt. Het is een vraag, die het hart van de mens raakt en het meest geheime leven van zijn geest. “Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?“ Vergeet niet, dat de Heilige Geest de Auteur is van al het geestelijke leven. Dit leven is niet slapend aanwezig in natuurlijke mensen om door henzelf te worden opgewekt, maar totdat de Heilige Geest hen bezoekt, zijn zij dood in misdaden en zonden.
Als u, toen u geloofde, niet een leven werd geschonken door de Heilige Geest, dan was uw geloven een dood geloven, het pure namaaksel van levend geloof en niet het geloof van Gods uitverkorenen. Als de Heilige Geest niet bij u is geweest sinds uw bekering, dan is elke daad van uw godsdienst formeel geweest; dood en niet aanvaard. Tevergeefs zong u uw vormelijke liederen; tevergeefs hebt u gepoogd te aanbidden; uw Hosanna’s kwijnden weg op uw tong en uw toewijding is als een lijk voor het altaar gevallen. Als de Heilige Geest er niet is, is het leven er niet. Uw gebeden zijn dan spotternijen geweest; uw blijdschap is zelfbedrog geweest en uw smarten zijn vleselijk geweest. Dat wat geboren is uit het vlees, is vlees en meer niet. Laat dat vlees gewassen en gereinigd zijn, toch blijft er vlees over. Alleen wat uit de Geest geboren is, is geest. Er moet dan ook een ‘werk van de hemel’ zijn, een werk van de Heilige Geest in het hart. Anders hebt u niet geloofd tot het leven en blijft u nog steeds in de dood.
De Heilige Geest is de Auteur van onze levendmaking, de Heere en Gever van het leven. Hij is ook de Auteur van al het ware onderricht. Broeder, u hebt verklaard een gelovige te zijn, maar u weet helemaal niets, tenzij de Heilige Geest u onderwezen heeft. “Al uw kinderen zullen van de Heere geleerd zijn.” Geleerd te zijn door de dominee is niets, maar door de Heere geleerd te zijn, is alles. Het is alleen de Geest van God, Die de waarheid op de vlezen tafels van het hart kan ingraveren. Wij spreken tot het oor, maar alleen Hij kan spreken tot het binnenste van de ziel. Hij die belijdt gelovig te zijn, terwijl hij de waarheid nooit in de kracht daarvan ontvangen heeft, zoals die door de Geest van licht en vuur toegepast wordt, die moet opnieuw beginnen en de eerste beginselen van het geloof nog leren.
Hij die geen regelrecht onderwijs van de Heilige Geest heeft ontvangen, die heeft nog niets goed geleerd. De kennis van de letter blaast degenen die daarin rusten alleen maar op en de letter doodt uiteindelijk. Maar de innerlijke fluisterstem, de verborgen vermaning, de stille werking van de Geest van God, die als de dauw van de hemel op het hart valt, dat is iets heel anders. Hij die dit niet kent, is blind en onwetend, al was hij een doctor in de godgeleerdheid, vereerd als een rabbi in Israël. Al zou hij volgens duizenden een predikant zijn, hij is nog steeds in de duisternis, totdat de Geest van God in zijn ziel heeft geschenen. Besef dan hoe noodzakelijk deze vraag is. Zowel voor leven als licht moeten wij de Heilige Geest hebben, anders zijn we dood en in de duisternis.
Verder, als we op de juiste wijze in Christus geloofd hebben, is de Heilige Geest op ons gekomen om ons in alle opzichten te transformeren. Door goddelijke genade zijn we nu niet meer wat we vroeger waren: we hebben nieuwe gedachten, nieuwe verlangens, nieuwe doelen, nieuwe smarten en nieuwe vreugden. Deze dingen zijn in ons gewerkt door de Geest. De bekering van een mens is niets, zijn geloven is niets, zijn belijden is niets, tenzij hij gemaakt is om een nieuw schepsel in Christus Jezus te zijn. Maar hoe kunnen we nieuw gemaakt worden, door welke kracht ook, anders dan door de Heilige Geest? Alleen Hij Die creëert, kan herscheppen. “Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” We kunnen van onszelf het kwade niet haten en de gerechtigheid liefhebben, want sinds de val is onze geest alleen op het kwade gericht en dat voortdurend. Evenmin kunnen wij onszelf vernieuwen. Wie kan iets reins uit een onreine voortbrengen? Niet een. Kan iets onreins zichzelf verschonen uit zijn onreinheid? Tussen de ribben van de dood kunnen niet spontaan de zaden van leven gevormd worden.
De Heilige Geest moet ons transformeren door onze zinnen te vernieuwen. We moeten opnieuw geboren worden tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Anders zijn we nog steeds in het vlees en kunnen we God niet behagen. Als ons geloof niet de Heilige Geest met zich gebracht heeft en we niet veranderd zijn in karakter en leven, dan is ons geloof een veronderstelling en onze belijdenis een leugen.
Bovendien is het absoluut noodzakelijk voor ware godsdienst dat u en ik geheiligd zullen zijn. Geloof dat niet werkt voor reiniging, zal werken voor bederf. Tenzij ons geloof ons doet smachten naar heiligheid en snakken naar gelijkvormigheid aan God, is het niet beter dan het geloof van de duivelen en wellicht is het zelfs niet eens zo goed als dat.
Hoe kan een mens, wie hij ook moge zijn, heilig worden dan alleen door de Geest van heiligheid? Een heilig mens is het werk van de Heilige Geest. Door het geloof zijn we geheiligd met de werking van de Heilige Geest, zodat we verlost zijn van de heerschappij van zonde en vrijgelaten om datgene te volgen wat goed, zuiver en recht is in Gods ogen. Geloof dat geen heiligheid met zich brengt, is een dood geloof, dat ons nooit zal brengen in gemeenschap met de levende God. O, hoe absoluut noodzakelijk is het, dat de Heilige Geest op ons rust wanneer we in Christus geloven!
Bedenk, lieve vrienden, dat er behalve dat, een merkteken is van Gods volk dat indien het ontbreekt, dodelijk is. Dat is gebed. “Ziet, hij bidt” is een echt teken van de nieuwe geboorte. Maar kan een mens bidden zonder de hulp van de Heilige Geest? Laat hem proberen het te doen. Als hij eerlijk en oprecht is, zal hij spoedig de waarde ontdekken van de tekst: “En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.”
Bidden zonder de Geest van God? O, mijnheer, het zal een mechanische daad zijn, de gestalte van een gebed, maar niet de levende, zegevierende smeekbede van een erfgenaam van de hemel. U mag naar uw kamer gaan en neerknielen bij die speciale stoel, waar u zo vaak gemeenschap met God genoten hebt, maar tenzij u de Geest van God aanroept, zal die toestand een afmatting zijn, de oefening zal harteloos zijn en het resultaat waardeloos. Wat is de wierook zonder de brandende kolen? Wat is de troon der genade zonder het licht van Gods woning, het licht van Gods Sjechina?
Gebed zonder de Geest is als een vogel zonder vleugels of als een pijl zonder boog. U kunt net zo goed hopen een dode man rechtop te zien zitten in zijn doodkist om een zaak te verdedigen voor een rechtbank, als de hoop te hebben een mens te zien slagen in het bidden, die een vreemde is voor de Heilige Geest, Die de Geest der genade en der smekingen (Eng. vert.) is. U zult uw bidvertrek niet verkwikt verlaten als u daar zonder de Geest binnen bent geweest. Zelfs het verlangen om te bidden is niet bij ons, tenzij de Heilige Geest het in de ziel gewerkt heeft. Geen echt woord van smeking kan er vanuit ons hart opkomen, tenzij de Geest van God het ingeblazen heeft.
Lieve, lieve vrienden, u ziet toch wel, hoe op al deze punten een verbinding met de Geest van God onontbeerlijk wordt voor ons huidige geestelijke leven en voor onze eeuwige verlossing, of niet? Kijk er allen naar; kijk er naar, nu! Als alles wat u hebt door uzelf gemaakt is, dan moeten u en uw werken omkomen. Als al uw gebeden niet uit een grotere diepte zijn opgekomen dan uit uw eigen hart en als zij de vrucht zijn van geen betere geest dan van uzelf, zullen zij nooit Gods oor bereiken, noch u zegeningen brengen van de troon. Als er niets bovennatuurlijks is aan uw godsdienst, zal het een molensteen rond uw nek zijn om u in de hel te doen zinken. Wat van de mesthoop komt en van de mesthoop is, zal verrotten op de mesthoop. Dat wat komt uit het hart van een mens, los van de genadige werking van de Heilige Geest, zal niet hoger klimmen dan zijn eigen ontaarde natuur en hem ongezegend laten. Maar wat van Boven komt, zal hem opheffen tot in de hemel zelf en zal zorgen dat hij met Christus verblijft aan de rechterhand van God.
Omdat de genoemde vraag een vraag van levensbelang is, ben ik zo vrij verder te zeggen dat, waar het niet van levensbelang is, het niettemin zeer belangrijk is. Ik denk niet dat we altijd de vraag zouden moeten stellen: ‘Is dit essentieel?’ en daarmee bedoelen: ‘Is het essentieel voor uw zaligheid?’ Mensen die karig zijn in gehoorzaamheid en liefde, zodat zij beslist niet meer willen werken en liefhebben dan absoluut noodzakelijk is om in de hemel te komen, zijn rampzalige zielen. Zij willen op de goedkoopst mogelijke manier gered worden en zullen tevreden zijn om over de grenslijn van de heerlijkheid te kruipen, maar er niet te ver in te gaan. Zij willen zoveel genade als minimaal nodig is om hen in de havenmond te laten binnendrijven, maar wensen geen overvloedige genade.
O, u vrekkige belijders, wat meet u uzelf de genade van God karig toe. Ik heb u in zekere zin weinig te zeggen. Ik wend me tot de kinderen van God en herinner hen er met vreugde aan, dat er in de Heilige Geest niet alleen is wat zij absoluut nodig hebben om hen te redden, maar veel meer dan dat. Hier is niet alleen brood, maar ook wijn, van de droesem gezuiverd. In de Heilige Geest is vertroosting om u te verblijden, genade om u te versterken, heiligheid om u in de adelstand te verheffen en liefde om u te louteren.
Allereerst is de Geest van God de Trooster en hoe belangrijk is het dat u getroost zou worden! Waarom laat u uw hoofd hangen? Waarom gaat u al treurend voort, alsof het nacht is en de dauw op uw oogleden zit? U bent de kinderen van de morgen en de kinderen van de dag: verblijd u daarom in de Heere en wandel in het licht, omdat Hij in het licht is. “Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?” U, van wie het gelaat gerimpeld is van zorg en het hart in beroering is door benauwdheid, ontvang de Geest van vertroosting en wees verheugd in de Heere, want de vreugde van de Heere is uw kracht.
In de Heilige Geest is ook een geest van verlichting. Leest u het Woord van God, terwijl u er heel weinig van begrijpt? Is het voor u zo, dat u hoort, alsof u het niet hoorde? Hoe komt dit? Zou u niet meer het onderwijs van de Heilige Geest zoeken, dat Hij u in al de waarheid zou leiden? Hoeveel gelukkiger zou u zijn en hoeveel nuttiger, als u meer zou weten van de zaken van God! De Heilige Geest kan de dingen uit Christus nemen en ze aan u laten zien. Nu ziet u slechts mensen als bomen wandelen, maar het is niet nodig met zo’n zwak gezichtsvermogen tevreden te zijn, want de Trooster kan uw ogen zalven met ogenzalf, zodat u kunt zien. Hij kan uw ogen openen, zodat u wondere dingen uit Zijn Wet kunt aanschouwen. Waarom zoekt u de verlichting van de Heilige Geest niet, Die op u rust om u te onderwijzen in Zijn Woord en weg?
De Geest van God is ook de Geest van vrijheid, maar sommigen van Gods kinderen schijnen hun vrijheid vooralsnog niet verkregen te hebben. Zij hebben één boei, die aan hun been blijft en hoewel zij proberen in de uitgestrekte velden van hemelse vreugde binnen te gaan, kunnen zij niet uit hun gevangenschap ontkomen. Zulke mensen mogen we wel vragen: ‘Hebt u de Geest ontvangen, sinds u geloofde? Zo ja, waarom bent u de slaven van gewoonte, de geblinddoekte lijfeigenen van de mode? Waarom vraagt u uw medemensen toestemming om te ademen of te denken? Waarom bent u zo lafhartig, dat u niet uw geweten durft te volgen of van de zaken aangaande God te spreken?’ De angst voor mensen brengt voor velen een valstrik mee en die valstrik is ook een keten voor hun voeten. Het hoort zo niet te zijn. Zij zouden eerder aan moeten voelen, dat sinds de Zoon hen vrijgemaakt heeft, zij inderdaad vrij zijn.
De Heilige Geest is een vrije Geest en maakt mensen vrij; waar de Geest van de Heere is, daar is vrijheid. Lof zij U, o God, “Ik ben Uw knecht; (…) Gij hebt mijn banden losgemaakt.” Veel zwakke kinderen van God hebben opnieuw de geest van slavernij ontvangen om bang te zijn, maar zij hebben nog niet de Geest der aanneming ontvangen, door Wie wij roepen: “Abba, Vader.” O, de glorie van de Geest van God, wanneer Hij ons doet voelen dat wij geen dienstknechten meer zijn, maar zonen; niet onder de Wet, maar onder de genade; niet onder wraak, maar onder liefde, niet ten dode gedoemd, maar begiftigd met leven! Hij heeft ons uitgevoerd uit het gevangenenhuis en al onze banden in stukken gebroken. Hij heeft onze voeten in een grote ruimte gezet en ons gemaakt om in vrijheid te wandelen, omdat wij Zijn wetten onderhouden. Ons is de vrijheid van geen middelmatige stad, want ons burgerschap is in de hemel en de Geest van God stelt ons in staat het burgerschap van het Nieuwe Jeruzalem te genieten. Het is belangrijk, dat we weten wat deze hemelse vrijheid betekent.
Sommigen van Gods volk hebben nodig de Geest van God te gevoelen als een kracht om hen te bewegen en aan te zetten tot heilige dienst. Hoort u nooit een stem achter u, die zegt: “Dit is de weg, wandel in dezelve”? Hebt u nooit heilige impulsen gekend, die u geboden dit en dat te doen? Impulsen die niet uit de menselijke aard kwamen, omdat zij u aanzetten tot iets wat u van nature vermeden zou hebben? En loopt u nooit ongeziene dingen na, voortgedreven als door een krachtige wind, die niet valt te weerstaan? Bent u nooit gewillig gemaakt, op de dag van Gods kracht, om het goddelijke bevel te doen? Ik wilde wel dat we er meer van hadden, want dan zouden we meer bereidwillig zijn voor dienstbaarheid en zouden we grotere dingen doen dan deze.
Diezelfde Geest, Die de heiligen tot werken beweegt, bekrachtigt hen het doel te verkrijgen, dat in hun harten is gelegd. Door Zijn hulp zult u voortgaan in uw zwakheid en de legers van de vreemden op de vlucht jagen. U zult in Gods handen als een scherpe dorsslede met tanden zijn en zult bergen dorsen en vermalen; ja, wannen en de wind zal ze wegnemen. Is er ook maar iemand, die weet wat de Geest van God van hem kan maken? Ik geloof dat de grootste, meest bekwame, meest betrouwbare, meest heilige man Gods groter, bekwamer, betrouwbaarder en heiliger geweest zou zijn, als hij zich meer volkomen ter beschikking van de Geest had gesteld. Overal waar God grote dingen door een mens heeft gedaan, had Hij macht om meer te doen, als de mens er geschikt voor was geweest.
Wij zijn beperkt in onszelf, niet in God. O broeders, de kerk van tegenwoordig is zwak, omdat de Heilige Geest niet in die mate op Haar leden rust, zoals wij zouden moeten wensen. U en ik wankelen verder als zwakke baby’s, terwijl als we meer van de Geest hadden, we zouden kunnen lopen zonder flauwheid, rennen zonder vermoeidheid en zelfs opvaren met vleugels als arenden. O, dat we meer mochten bezitten van de zalving van de Heilige Geest, Die Christus bereid is ons onmetelijk te geven als we Hem maar willen ontvangen! “Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?” Is daar niet veel goddelijke kracht, die vooralsnog niet in u is geopenbaard?
‘O’, zegt iemand, ‘Ik voel me vandaag zo somber!’ O ja? Is de Heilige Geest niet de kracht om u te verfrissen en in uw ziel de dovende vlam van geestelijk vuur opnieuw aan te wakkeren? O, als u Zijn kracht vandaag maar aannam, dan zou u niet geven om de drukkende sfeer, noch op enige andere dodige omgeving, want de Geest zou over het vlees triomferen. Kent u de kracht van de Geest? Maakte Hij u nooit als de strijdwagens van Amminádab? Droeg Hij u nooit met Zijn oppermachtige kracht weg? Liep u nooit als Elia voor Achabs strijdwagen en voelde u niet dat het een kleinigheid was om dat te doen? Kunt u niet zeggen: “O mijn ziel, gij hebt de sterken vertreden! Met mijn God spring ik over een muur en dring ik door een bende. Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”? Dit zijn de uitingen van de ziel die horen bij de Heilige Geest. Dan bezielt Hij hen, zij zijn goddelijk sterk, zelfs tot almachtig toe. Broeders, wij moeten de Heilige Geest hebben. Ontvangt u Zijn sterkte? Ontvangt u het beste van Hem, zelfs op dit ogenblik?
Nu merk ik op dat deze vraag overtuigend te beantwoorden is. “Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen?” De opmerking is gekomen, dat u niet kunt vertellen of u de Heilige Geest hebt of niet, maar dat kunt u wel! Geef iemand een elektrische schok en ik garandeer u dat hij het zal weten. Als hij de Heilige Geest heeft, zal hij het nog zekerder weten. U kunt uzelf soms afvragen: ‘Heb ik in de afgelopen jaren de Heilige Geest ooit gevoeld?’ Maar u kunt niet de vraag stellen: ‘Voel ik Hem nu?’ Want als u Hem nu voelt, dan hebt u het getuigenis in uzelf dat de Heere in u aan het werk is. U hoeft geen vraag te stellen over ervaring die aanwezig is. Als u de Heilige Geest niet duidelijk en zelfs nu niet waarneembaar aan het werk voelt, hef dan daarvoor uw hart tot God op en bid dat u Hem nu in al Zijn volheid mag ontvangen.
‘O’, zegt iemand, ‘Ik dacht dat wij altijd moeten zeggen: ‘Ik hoop het, ik vertrouw erop.’’ Ik ken dat jargon, maar mensen zeggen niet: ‘Ik hoop dat ik een landgoed heb’, ‘Ik vertrouw erop, dat ik twintig shillings in een pond heb’ of: ‘Ik denk dat ik een vrouw en kinderen heb.’ Sommigen van ons zijn op de een of andere manier heel helder wat deze zaken betreft. Wij kunnen in ons dagelijks leven niet met veronderstellingen leven. Dit geldt nog minder als het gaat om eeuwige zaken. O zielen, leef dagelijks met wat God u geeft en u kunt niet twijfelen. Leef dicht bij Christus en u kunt niet twijfelen of u Hem liefhebt. Leef in de Heilige Geest, geef uzelf volledig over aan Zijn goddelijke zalving en bedauwing en u zult niet hoeven zeggen: ’Ik weet nauwelijks of er een Heilige Geest is’, want Hij woont in u en zal in u zijn.
Sta mij toe hier te zeggen, dat er veel belijders zijn voor wie deze vraag onvermijdelijk is. Ik zal er enkelen van hen uitpikken. Daar is de broeder met zijn lange treurige gelaat, de Ridder van het Droevige Getuigenis. U kent hem en u hebt medelijden met hem. Zijn lievelingslied is: ‘Dit is iets dat ik verlang te kennen, vaak veroorzaakt het angstig gepeins.’
Is er ook maar iets somber? Hij verheugt zich erin, voor zover hij zich in iets kan verheugen. Hij is van niets zeker, dan van het gruwelijke: voor alles dat plezierig is, is hij bang. Zijn leven is één langdurig gekreun. Kom mee, broeder en geef de hand zo vrolijk als u kunt. Vertel mij alstublieft, hebt u de Heilige Geest ontvangen, als u geloofde? Wat aarzelt hij! Arme ziel, hij is verslagen. Hij is niet goed bekend met de Trooster. Hier is een lied voor hem. Laten wij het op een blijmoedige toon zingen:
‘Waarom zouden de kinderen van een Koning al hun dagen treurig voortgaan?
Grote Trooster, daal neer en breng
enige tekenen van Uw genade.
Woont U niet in al de heiligen
en bezegelt U niet de erfgenamen van de hemel?
Wanneer zult u mijn klachten uitbannen
en tonen dat mijn zonden vergeven zijn?’
Zeker, als wij de vurigheid van de Geest, de eerstelingen van de hemel, hebben, behoren wij ons altijd in de Heere te verblijden. Broeder, u kijkt troosteloos. Hoe kan dit als de Trooster tot u is gekomen?
Een andere broeder is lid van de kerk en een heel nare buurman, want hij vit op alles en iedereen. Hij is een geboren mopperaar en sinds hij wedergeboren is, heeft hij deze gewoonte niet opgegeven. Als hij deze morgen naar huis gaat, zal hij na het eten de middag doorbrengen met mopperen, klagen over de hitte en misschien over mijn preek. O, mijn lieve broeder, u die zo onrustig en ongelukkig bent en zo tobt en anderen irriteert, ontving u de Heilige Geest toen u geloofde? Ontvangt u nog steeds de Heilige Geest? Ik heb soms gedacht dat sommige onvriendelijke vrienden in azijn gedoopt moesten zijn in plaats van in water, gezien hun zure karakter. Wees er zeker van, dat de Geest van God een duif is vol van vrede, liefde en goedheid en dat Hij geen roofvogel is. Laat mij mijn hand op de schouder van die broeder leggen, als hij zo’n onbeleefdheid wil toelaten, en zeggen: “Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?”
Hier komt een ander die opvliegt door grote driftbuien en hevig verbolgen wordt. Een kleinigheid maakt hem boos. Hij betrapt je snel genoeg op een fout en wordt snel opgewonden. Hij zegt later dat het hem spijt, maar dit heelt niet de wonden die hij heeft toegebracht. Als u iemands hoofd afslaat, heeft het weinig zin om hem later je excuses aan te bieden. Menigeen wordt wel eens woedend en scheldt zijn vriend uit en zegt dan in een kalmer ogenblik, dat het hem spijt. Alles goed en wel, maar mooie woorden helen geen blaren.
Ik zou u willen voorstellen om de volgende keer dat u woedend bent, uzelf deze vraag te stellen: ‘Heb ik de Heilige Geest ontvangen, als ik geloofd heb? Is Hij niet de Geest van vrede en zachtmoedigheid?’ Ik stel me voor dat, wie u die vraag ook stelt wanneer u geprikkeld bent, u zou antwoorden: ‘Noem alstublieft hier niet zo’n onderwerp, want ik gedraag me niet, zoals ik zou moeten doen.’ Gedraag u dan zoals u behoort te doen en vraag om de Geest van God om u te helpen kalm, vergevingsgezind, nederig en zachtmoedig te worden.
Hier is een broeder die niet gelukkig kan zijn, tenzij hij zich overgeeft aan wereldse frivoliteiten en nutteloze vermaken. Als hij grote pret met wereldse mensen kan maken, voelt hij zich thuis, maar de vreugde van de godsvrucht veracht hij. Mijn vriend, de volgende keer dat u van een vrolijk feest thuiskomt, zou ik u graag op straat tegenkomen en vragen: ‘Hebt u de Heilige Geest ontvangen, als u geloofd hebt?’ U zou mij bijna verdenken van godslastering. Helaas! De godslastering is in uw hart. U zou u niet op uw gemak voelen, is het niet? Doe geen dingen, waarbij u zich niet op uw gemak voelt. Blijf uit de buurt van die gelegenheden, die voor een kind van God ongepast zijn. Speel niet met kinderen van de duivel.
Veel mensen in deze plaats zijn er erg op gesteld om hun kinderen bij slecht gezelschap vandaan te houden. Er is geen andere speelplaats voor hun kinderen dan de straten en het lijkt hard wanneer zij zeggen dat hun kinderen niet met onopgevoede kinderen op straat moeten omgaan. Toch moeten zij dit doen. Onze God houdt er niet van, dat Zijn lieve kinderen zich met de erfgenamen van de toorn vermaken of hen tot hun boezemvrienden maken. Dergelijke slechte relaties zullen u vroeg of laat ellende brengen. U kunt niet verwachten dat de Heilige Geest met u doorgaat, als u met de tegenstanders van God bevriend blijft.
Maar er zijn mensen, die alleen leven om te vergaren, bijeen te schrapen en geld te verdienen, zodat zij rijk worden ten koste van anderen. Ik zou graag de hebzuchtige man, als hij zijn winsten optelt, de vraag willen stellen: ‘Hebt u de Heilige Geest ontvangen, als u geloofd hebt?’ Hij zou antwoorden: ‘Schei uit, schei uit, het is verschrikkelijk misplaatst om over zo’n ernstige zaak te spreken.’ Het is zonder twijfel misplaatst, want de man zelf is niet op zijn plek. Maar behoort een gelovige in een toestand te zijn waarin het voor een vriend misplaatst zal zijn om met hem over zijn eeuwige belangen te spreken?
Ik ken er enkelen voor wie de vraag onnodig is. U stelde die nooit aan hen en u zult het nooit doen. U ontmoet ze ’s morgens hemelwaarts zwevend, zoals de leeuwerik, in de lofzangen van God. Zie hen in moeilijkheden: zij zijn geduldig en geven zich over aan de wil van hun hemelse Vader. Merk op hoe zij hun leven in de heilige dienst besteden, steeds zoekend om zondaren voor Christus te winnen. Hun gewone spraak is zoet met de honing van het Heilige Land. U kunt geen tien minuten bij hen zijn zonder te ontdekken, dat zij hebben geleund tegen de boezem van Jezus. Er is een aroma om hen heen, die je vertelt dat zij in de tuin van God wonen. Als zij u hun ervaring vertellen, is het net alsof een engel zijn vleugels uitschudt. U vraagt hen niet of zij de Heilige Geest hebben ontvangen, maar u staat stil en bewondert het werk van de Geest van God in hen.
Nu, geliefden, wees zelf zo iemand! Als onze kerk krachtig moet zijn en als ze een blijvende indruk op haar tijd moet maken door een sprekend getuigenis van de waarheid te dragen, dan moeten wij niet alleen de Geest van God in Zijn wezenlijke werking hebben, maar ook in Zijn zielsverrijkende, hartverrukkende en levensheiligende kracht. Zo zal Hij de aarde in de hemel veranderen en ons arme, aardse schepselen geschikt maken om deelnemers van de erfenis der heiligen in het licht te zijn.
Tot zover over de vraag. Ik kan u er niet van doordringen. Ik kan alleen maar bidden, dat God de Heilige Geest, Die ik verlang te eren, deze gedachten met kracht aan uw zielen zal toepassen.
Eén of twee lessen kunnen al getrokken worden als je de vraag oppervlakkig bekijkt: ’Hebt u de Heilige Geest ontvangen, sinds u geloofd hebt?’ Dan is de eerste les, dat wij niet moeten zoeken naar verlossing bij één enkele handeling van geloof uit het verleden, maar bij Jezus in Wie wij blijven geloven.
Ik heb, zeer tot mijn smart, in een verklaring gelezen, dat wat wij ook heden ten dage mogen zijn, wij gered zijn, als wij jaren geleden één enkele daad van geloof hebben beoefend. Er mag dan waarheid in deze verklaring zitten, maar het is zo slecht uiteengezet en zo rampzalig verwrongen, dat het op een leugen lijkt. Dat wat redt, is niet een geloof dat zich uitput in één enkele handeling, maar blijft werken en handelen het gehele leven door. Het is voor mij vandaag niet de vraag: ‘Geloofde ik in de Heere Jezus Christus in het jaar 1850, op een zekere morgen in de maand januari?’ O nee, de vraag is: ‘Geloof ik op dit moment in de Heere Jezus?’ Want als mijn geloof ‘geloof is uit de werking van God’, is het doorgegaan tot op dit moment en zal het tot het einde doorgaan. Al mijn zorgen, al mijn aanvechtingen en al mijn zonden hebben mijn geloof niet gedood, maar voor iedere dag, als de dag aanbrak, ben ik de genadige hulp van de Heilige Geest blijven ontvangen sinds ik geloof en werd ik in de nieuwheid van het leven gebracht.
“De rechtvaardige zal uit het geloof leven.“ Het is een beginsel van binnen springende tot in het eeuwige leven. Het is een levende fontein, die nooit ophoudt te vloeien. Het is niet iets wat ik in vijf minuten doe en dan voor mij afgedaan is. Het is een heilige handeling, die ik op een zeker moment begin te doen, maar waarmee ik nooit zal ophouden, totdat er niets meer overblijft om geloofd te worden.
Ze zeggen, dat wij in de hemel niet geloven, maar dit is voorzeker een misverstand, veroorzaakt door gebrek aan oordeel. De hemel is een gezonde werkkring voor het geloof. Niet het geloof wat we daar zullen zien, maar voor de zaken die beloofd zijn en nog niet vervuld. Als ik vandaag naar de hemel moest, zou ik geloven dat daar mijn stopplaats is. Ik zou geloven dat God doorgaat mij lief te hebben. Ik zou geloven in al de nog onvervulde beloften, in de inzameling van de verlosten, de volmáking van de kerk en de tweede Advent van de Heere. Ik zou verwachten de wederopstanding, de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, de glorie van het Duizendjarig Rijk, het binden van de satan en de eeuwige glorie van de drie-enige God. Geloof mag dan in alle opzichten overgegaan zijn in aanschouwen, voor zover het de gerealiseerde zaken betreft, maar het zal op grootse wijze beoefend worden in de zegeningen die nog moeten komen. Wij moeten uit het geloof leven; het is niet alleen ons startpunt, maar de weg waarlangs wij moeten reizen.
De volgende les van de tekst is, dat wij moeten vervolgen met te leven door te ontvangen. Wij ontvingen de Heere Jezus Christus het eerst en nu ontvangen wij de Heilige Geest. Deze discipelen werden eerder over hun ontvangen ondervraagd dan over hun uitdelen, want ten diepste hangt alles af van wat wij ontvangen. Niets kan uit ons komen als het niet eerst tot ons ingaat. Wij zijn altijd kinderen van barmhartigheid. Het is ons gezegend lot te leven op de milddadigheid van de goddelijke gave. De vraag mag van ons nog steeds gesteld worden: “Wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen?” Wij zijn altijd verzadigd vanuit de volheid van de Heere, want wij zijn geen fonteinen maar reservoirs, geen scheppers maar ontvangers. Wat zullen wij de Heere vergelden voor al Zijn weldaden, aan ons bewezen? Wij kunnen slechts blijven ontvangen. Neem de beker der verlossingen en roep de naam des Heeren aan.
Laten wij bovendien leren, dat wij niet de allerlaagste vorm van het geestelijke leven mogen verachten. Nee, zelfs niet diegenen die niet gehoord hebben of er een Heilige Geest is. Paulus zei niet, toen hij deze half onderrichte discipelen ontmoette: ‘Jullie zien de deur. Ga weg; jullie hebben niets met mij te maken, want jullie zijn zo verschrikkelijk onwetend.’ Integendeel, hij ging zitten en onderwees hen verder, waarna hij hen doopte. God heeft sommige kinderen, die meer baby’s en zuigelingen zijn, en het is een feit, hen tot troost, dat Hij niet oordeelt of het Zijn kinderen zijn door hun lichaamslengte op te meten. Baby’s in de genade zijn net zo goed Zijn kinderen als zij, die hun volwassenheid bereikt hebben.
Zwakkelingen zijn dierbaar bij God. Laat hen dierbaar bij ons zijn. Wanneer u let op een of ander arm kind van God, die geen onderwijs heeft gehad en de Bijbel niet kan lezen, veroordeel hem niet om zijn kennis. De vraag is niet of hij een ‘A’ van een ‘B’ kan onderscheiden, want als hij het verschil tussen ‘J’ en ‘I’ kent, weet hij genoeg. Dat is, als hij het verschil tussen Jezus en zichzelf (‘I’ = ‘ik’, vert.) kent, heeft hij het wezenlijke punt begrepen. Als hij op Christus vertrouwt en niet op zichzelf, dan weet hij genoeg om naar de hemel meegenomen te worden en het is genoeg voor u om hem in uw hart te sluiten.
Een andere les is, dat de Heilige Geest altijd daar is waar Jezus Christus is. Zolang als deze goede mensen slechts Johannes de Doper kennen, zouden zij de doop met het water kennen, maar zij konden de doop met de Heilige Geest niet kennen. Dat gebeurde alleen toen zij tot de kennis van Jezus kwamen, toen de Geest van God op hen kwam en zij die machtige dingen begonnen te doen, die vrucht van de Geest zijn. Leer dan dicht bij Christus te blijven, zowel in uw leven als in uw onderwijs. De Geest van God zal Zijn zegel niet zetten op wat ik zeg of wat u zegt, maar Hij zal het getuigenis van Jezus bevestigen. De zaken van God aangaande Christus Jezus onze Heere zullen nooit zonder de bevestigende kracht van de Heilige Geest zijn.
Nogmaals, alle gelovigen kunnen de Heilige Geest op nog vollere wijze bezitten. Als er hier een broeder of zuster zou zijn, die denkt dat hij of zij, in enig opzicht, niet meer genade kan hebben, ben ik bang dat juist hij of zij het nodig heeft. De volmaakte broeder moet ik aan de engelen overlaten. Hij is buiten mijn bereik, want ik ben gezonden tot feilbare mensen. Ik denk, dat als een man naar zijn eigen oordeel zo goed is, dat hij niet beter zijn kan, hij zelfs dan niet beter is dan hij zou moeten zijn. Hij is of niet goed bij zijn hoofd of niet eerlijk. Hoe dan ook, ik laat hem over aan zijn eigen Meester.
Maar wat u en mij betreft, laat ons zeker zijn, dat als we van de Geest geleerd zijn, er voor de Geest toch meer licht is om aan ons te geven. Want als wij levend gemaakt zijn door de Geest, is er voor de Geest vooralsnog meer leven aan ons te schenken. En als wij bemoedigd zijn, zijn er nog grotere vertroostingen die de Geest van God aan onze harten kan geven. Als wij sterk gemaakt zijn, kunnen wij nog sterker worden door nog grotere daden te doen. Als wij gemeenschap hebben gehad met Christus, kunnen wij nochtans een hechtere gemeenschap hebben en grondiger in de heilige tabernakel van de Allerhoogste binnengaan. Als dit zo kan zijn, waarom zou het dan niet zo zijn? Zegt niet iedere man of vrouw die een Christen is hier: ‘Ik ben vast van plan al de mogelijkheden van de ware godsdienst te realiseren’?
Weinig godsdienst is een miserabele zaak. Hij, die net genoeg heeft om hem op het laatst te redden, kan misschien niet genoeg hebben om hem op dit ogenblik te troosten. Hij die veel genade heeft en vervuld is met de Geest van God, zal twee hemelen hebben: een hemel hier en een hemel hiernamaals. Ik verlang dat in mijn eigen geval waar te maken. Ik zou twee hemels in Jezus vinden. Zijn er niet veel meer? Hij die rijkelijk de Geest heeft, zal hier de vreugde van de Heere hebben om zijn sterkte te zijn, en hiernamaals zal de vreugde van de Heere zijn beloning zijn.
Kom, laten we vragen om alles wat God ons wil geven. Zegt Hij niet: “Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen”? Kom, gij kleinen, waarom zou u klein blijven? Onze bede voor u is, dat u mag zijn als David, en David als de engel van God. Kom, u leeft op de kruimels, waarom eet u niet overvloedig van het brood uit de hemel? Wees niet tevreden met centen, want al het geld ter wereld staat tot uw beschikking. Arme broeder, sta op uit uw armoede. Zuster, neergebogen vanwege het weinige van Gods Geest dat u hebt ontvangen, geloof in meer en bid om meer. Moge de Heere al onze harten verruimen en die vervullen; en ze dan opnieuw verruimen en hen nog eens vervullen, zodat wij van dag tot dag de Heilige Geest mogen ontvangen, totdat uiteindelijk Jezus ons in Zijn heerlijkheid zal ontvangen.
Amen!