Hoewel hij de Zoon was, nochthans gehoorzaamheid geleerd heeft, uit hetgeen hij heeft geleden. Hebr. 5:8
Het is ons immer tot troost om de voetstappen van onze Heere te zien. Als wij Hem beproefd zien, dan zullen wij ons blijmoedig aan een zelfde beproeving willen onderwerpen. Als wij bemerken, dat voor Hem een uitzondering had kunnen verwacht worden op de regel van de kastijding en dat die uitzondering toch niet plaats had, dan zullen wij hierdoor aangemoedigd zijn, om ons lijden met geduld te dragen. Als wij de grote Oudste Broeder eerder aan meer, dan aan minder beproeving zien onderworpen, dan zijn wij ten volle besloten, om de wil Gods met onderworpenheid te gehoorzamen.
I. Het kindschap stelt ons niet vrij van lijden.
1. Zelfs Jezus is, als Zoon, niet aan lijden ontkomen. Hij was de Zoon, in bijzondere zin en boven alle anderen. Hij was de geeerde en geliefde Eerstgeborene. Hij was de getrouwe en zondeloze Zoon. Hij zou spoedig in de hoogste zin de verheerlijkte Zoon wezen.
2. Generlei eer, waarmee Gods kinderen bekleed worden, zal hen vrijwaren tegen lijden.
3. Geen heiligheid van karakter, geen volkomenheid van gehoorzaamheid, kan de kinderen van God vrijstellen van de school van het lijden.
4. Geen gebed van Gods kinderen, hoe dringend ook, zal elke doorn uit hun vlees verwijderen.
5. Geen liefde in Gods kind, hoe vurig ook, zal voorkomen dat het beproefd wordt.
De liefde en wijsheid van God verzekeren de tucht van het huis voor al de erfgenamen van de hemel, zonder een enkele uitzondering.
II. Lijden doet aan het kindschap geen afbreuk.
Aan alle kinderen van God is onze Heere hierin ten voorbeeld gesteld.
1. Zijn armoede kon zijn Zoonschap niet te niet doen. (Luk. 2:12).
2. Zijn verzoekingen hebben zijn Zoonschap niet doen wankelen. (Matt. 4:3).
3. Zijn verdragen van laster heeft het niet in gevaar gebracht. (Joh. 10:36).
4. Zijn angst en zijn smart hebben het niet twijfelachtig gemaakt. (Matt. 26:39).
5. Zijn verlaten worden door de mensen heeft het niet verzwakt. (Joh. 16:32).
6. Zijn verlaten worden door God heeft er geen verandering in gebracht. (Luk. 23:46).
7. Zijn dood heeft het niet twijfelachtig gemaakt. (Mark. 15:39). Hij is verrezen, en daarin heeft Hij zijn Vaders welbehagen in Hem geopenbaard. (Joh. 20:17).
Nooit was er een echter, beminnelijker of meer geliefde Zoon dan de grootste van alle lijders. “Een man van smarten en verzocht in ziekte.”
III. Zelfs kinderen moeten gehoorzaamheid leren.
Zelfs Hij, in wie geen natuurlijk bederf was, maar die volmaakt heilig en rein was, heeft gehoorzaamheid moeten leren.
1. Zij moet proefondervindelijk geleerd worden. Wat gedaan en geleden moet worden, kan niet anders worden geleerd, dan in de daadwerkelijke beoefening van gehoorzaamheid. Hoe dit moet geschieden, leert men in de praktijk.
2. Zij moet geleerd worden door lijden. Niet door woorden, zelfs niet van de beste leraren. Noch door het gadeslaan van het leven van anderen. Zelfs niet door voortdurende werkzaamheid van onze zijde. Dat zou ons eerder luidruchtig dan gehoorzaam maken wij moeten lijden.
3. Zij moet geleerd worden voor de aarde en voor de hemel. Voor de aarde, ten einde medegevoel te kunnen hebben met anderen. Voor de hemel, ten einde Gode een volkomen lof te kunnen toebrengen, welke voortkomt uit ervaring.
IV. Lijden heeft een bijzondere macht om ware kinderen te onderwijzen.
Wij kunnen er meer door leren dan door alle andere dingen, omdat-
1. Het de mens zelf treft, zijn gebeente, zijn vlees, zijn hart.
2. Het zijn genadedeugden toetst, en alles wegvaagt, wat geen bewijs is van gehoorzaamheid, maar van vermetelheid en eigenwilligheid.
3. Het naar de wortel gaat en de echtheid van onze nieuwe natuur toetst. Het toont aan, of bekering, geloof en gebed enz. slechts aangenomen vormen, of wel vruchten zijn van hetgeen Gods Geest in ons gewerkt heeft.
4. Het onze lijdzaamheid op de proef stelt; en ons doet zien, hoe ver wij bevestigd zijn in de gehoorzaamheid, die wij denken te bezitten. Kunnen wij zeggen: “Zo Hij mij doodde, toch zou ik hopen”?
De grote vraag is: -Ben ik een kind Gods? Het reikhalzend verlangen-Laat ik gehoorzaamheid leren. De tucht-Ik onderwerp mij aan lijden.