Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Hebr. 13:5
Hier is een woord uit Gods eigen mond.
Hier is een belofte, die dikwijls gegeven werd. “Hij heeft gezegd,” telkens komt deze belofte voor.
Hier zijn sommigen van de dingen vol vet en mergs. De volzin is even rijk in betekenis als arm in omhaal van woorden.
Hier is keurige spijze en de allerkostelijkste medicijn.
Moge de Heilige Geest ons de schat openbaren, die in deze weergaloze volzin ligt verborgen.
I. Beschouw de woorden als een aanhaling.
De heilige Geest heeft Paulus geleid om de Schrift aan te halen, ofschoon hij nienwe woorden zou hebben kunnen spreken.
Daarmee heeft Hij het Oude Testament geëerd.
Daarmee heeft Hij ons geleerd, dat woorden, gesproken tot de heiligen van ouds, ook tot ons gesproken zijn.
Onze apostel haalt de zin aan, niet de juiste bewoording en daarmee leert Hij ons, dat de geest, de betekenis van de tekst, het voornaamste is.
De woorden, door Paulus aangehaald, vinden wij-
In (Gen. 28:15): “Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan zal hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb:” Zij werden gesproken tot Jakob, toen hij zijn vaders huis verliet en dus ook tot jeugdige heiligen bij de aanvang van hun loopbaan.
In (Deut. 31:8). “Die zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten.” Gesproken tot Jozua en dus ook tot hen, die hun leidsman hebben verloren en op het punt zijn van zelf de leiding op zich te nemen en grote oorlogen te moeten voeren, waarin hun moed op een zware proef zal worden gesteld.
In (1 Kron. 28:20). “Hij zal u niet begeven en Hij zal u niet verlaten, totdat gij al het werk tot de dienst van het huis van de Heere volbracht zult hebben.” Gesproken tot Salomo en dus ook tot hen, die een groot en gewichtig werk ondernemen, waarvoor veel wijsheid wordt vereist. Wij bouwen een geestelijke tempel.
In (Jes. 41:10). “Vrees niet, want Ik ben met u.” Gesproken tot Israël en dus ook tot het beproefde volk van de Heere.
II. Beschouw ze als spreekwoordelijke gezegden van God.
1. Zij zijn zeer bijzonder een gezegde VAN GOD: “Hij heeft gezegd.” Zij werden gesproken, niet zo zeer door ingeving, als wel onmiddelijk, door God zelf.
2. Zij zijn zeer bijzonder krachtig van uitdrukking, daar er in het Grieks niet minder dan vijf ontkenningen in voorkomen.
3. Zij hebben betrekking op God zelf en op zijn zijn volk. “Ik”… “u.”
4. Zij waarborgen zijn tegenwoordigheid en zijn hulp. Hij zou niet met ons zijn en werkeloos blijven.
5. Zij waarborgen ons het grootste goed. God met ons betekent al wat goed is.
6. Zij wenden een schrikkelijk kwaad af, dat wij verdiend hebben en met recht kunnen vrezen, namelijk door God verlaten te worden.
7. Het zijn woorden, die Hij alleen kon spreken en waar maken. Niemand anders kan afdoend met ons wezen in doodsbenauwdheid, in de dood, in het oordeel.
8. Zij voorzien voor alle moeilijkheden, verliezen, verlating, zwakheid, benauwdheden, plaatsen, tijden, gevaren, enz., voor tijd en eeuwigheid.
9. Zij worden bevestigd door Gods liefde, onveranderlijkheid en getrouwheid.
10. Zij worden nog nader bevestigd door hetgeen wij waarnemen van Gods handelingen met anderen en met ons zelf.
III. Beschouw ze als een beweegreden tot tevredenheid. “Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige.”
Deze zeer genaderijke woorden:
Brengen er ons toe om boven het zichtbare te leven, als wij overvloed hebben.
Wekken ons op om vergenoegd te zijn met hetgeen wij hebben, hoe gering de voorraad ook zij, die wij bezitten.
Brengen er ons toe, om te geloven, dat er in al onze toekomstige behoeften voorzien zal worden.
Geven ons een vastheid en zekerheid, die meer voldoening schenkt, zekerder, meer veredelend en goddelijk is, dan wij door al de schatten van Indië zouden kunnen verkrijgen.
Brengen ons er toe om ontevredenheid als een soort van Godslastering te beschouwen.
Wat kunnen wij, daar God altijd met ons is, meer verlangen?
IV. Beschouw ze als een reden om moed te hebben. “Zodat wij vrijmoedig durven zeggen: De Heere is mij een Helper en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen.”
1. Onze Helper is groter dan onze vijanden “Jehovah is mij een Helper.”
2. Onze vijanden zijn volkomen in zijn macht. “Ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen.”
3. Indien het hun toegelaten wordt ons te kwellen, zo zal God ons ondersteunen onder hun boosheid.
Welk een heerlijke verlossing van kwelling en tobberij hebben wij in deze weinige woorden!
Laat ons niet traag zijn om de weg te volgen, die de Geest ons blijkbaar aanwijst.
Aantekeningen.
Onze vriend, Dr. William Graham, van Bonn, is onlangs gestorven en men heeft ons verhaald, dat, toen hij op zijn sterfbed lag, iemand tot hem zei: “Hij heeft gezegd: “Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten,” waarop de stervende met zijn laatste ademtocht antwoordde: “Zonder twijfel! Zonder twijfel!”
C. H. S., IN THE SWORD AND THE TROWEL, 1884.
Het is goed om vergenoegd te wezen met hetgeen wij hebben, nooit met hetgeen wij zijn.
MACKINTOSH.