Ik stond op mijn wacht en ik stelde mij op de sterkte en ik hield wacht om te zien, wat Hij in mij spreken zou en wat ik antwoorden zou op mijn bestraffing. Toen antwoordde mij de Heere en zei: Schrijf het gezicht en stel het duidelijk op tafels, opdat daarin leze, die voorbijloopt. Want het gezicht zal nog tot een bepaalde tijd zijn, dan zal Hij het op het einde voortbrengen en niet liegen: zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewis komen, Hij zal niet achterblijven. Ziet zijn ziel verheft zich, zij is recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.” Habakuk 2:1-4
De belofte van God toefde en de goddelozen triomfeerden. Hier was in een andere vorm het oude probleem van de Psalmist. “Waarom zou Gij aanschouwen, die trouweloos handelen? (Hab. 1:13) is slechts een herhaling van: “Ik was nijdig op de dwazen, ziende van de goddeloze vrede.” (Ps. 73:3)
Dit zelfde vraagstuk doet zich aan ons voor en deze tekst kan ons een hulp zijn. Merk op met verstand, –
I. De zin, waarin een vertraging is in de belofte.
Elke vertraging, die wij zien, is nog geen werkelijke vertraging. Onze tijd en Gods tijd worden niet door dezelfde zonnewijzer gemeten.
1. Elke belofte heeft haar bepaalde tijd van de vervulling: “Want het gezicht zal nog tot een bepaalde tijd zijn.”
2. Elke belofte zal in het einde blijken waar te zijn: “Dan zal Hij het op het einde voortbrengen en niet liegen.”
3. Elke belofte zal het wachten lonen: Zo het vertoeft, verbeidt het.” (1)
4. Elke belofte zal in werkelijkheid stipt in haar eigen ure vervuld worden: “Het zal gewisselijk komen, het zal niet achterblijven.” (2)
Het woord van de Heere is even waar met betrekking tot de zaak.
Voor Hem is de tijd van het rijpen kort, alleen voor ons schijnt die tijd lang.
II. De houding van de gelovige terwijl de belofte vertoeft.
Wij behoren uit te zien naar de verschijning van de Heere in de vervulling van zijn belofte en wij moeten bereid zijn, om zowel zijn bestraffing als zijn zegeningen te ontvangen.
De houding van de profeet was
1. Vastberaden. “Ik stond op mijn wacht en stelde mij.”
2. Opmerkzaam: “Ik hield wacht om te zien, wat Hij in mij spreken zou.” Die gedachte heeft hem geheel en al ingenomen: hij begeert slechts door de Heere onderwezen te worden.
3. Geduldig: “Ik stelde mij op de sterkte.” Het was, alsof hij daar als schildwacht gesteld was en dat hij op zijn post wilde blijven.
4. De profeet nam, als het moest, ook een geisoleerde positie in. Hij spreekt alleen van zichzelf.
5. Hij was in een ootmoedige, gelaten gemoedsstemming: “Wat ik antwoorden zou op mijn bestraffing.”
In alle opzichten is de man Gods gereed en bereid voor zijn Heere.
Het vertoeven is hem blijkbaar ten zegen.
De zegen zal, als hij komt, er des te groter om zijn.
III. Het werk van de dienstknecht van de Heere terwijl de belofte vertoeft.
1. Zie het gezicht door het geloof. Realiseer de vervulling van het Goddelijk woord in uw eigen ziel. Houd wacht om te zien, wat Hij in u zal spreken.
2. Verkondig het als gewis: vermeld het zwart op wit, als een feit, dat niet in twijfel getrokken kan worden. “Schrijf het gezicht op tafelen.”
3. Verkondig het duidelijk, zodat die voorbijgaat het kan lezen.
4. Verkondig het praktisch, zodat hij, die het leest, als gevolg er van zich op weg begeven.
5. Verkondig het voortdurend. Schrijf het op, zodat men het ook later kan raadplegen; graveer het op tafels ter bestendiging.
Een nagemaakt geloof weigert voorzichtig om van zijn verwachtingen te spreken.
Men houdt het voor aanmatigend, dweepziek en onvoorzichtig de volle verzekerdheid te hebben, dat God zijn belofte zal houden; en bovenal om dit uit te spreken.
De wezenlijke gelovige is niet van die mening, maar handelt met de beloften van de Heere, zoals hij zou handelen met verbintenissen, die een eerlijk man in zaken op zich genomen heeft.
Hij beschouwt ze als werkelijk en wil dat ook anderen dit doen.
IV. Het verschil, dat in de mensen openbaar wordt, als zij door het vertoeven van de belofte op de proef worden gesteld.
1. De mens, die geen genade heeft, is te hoogmoedig om, gelijk de dienstknecht van de Heere, op God te wachten. “Zijn ziel is niet recht in hem.” Hij is zelf oneerlijk en daarom verdenkt hij God. Dit belet hem vertroosting te vinden in de beloften.
2. De rechtvaardige gelooft het woord van de Heilige God. Hij wacht rustig en kalm, in volle verzekerdheid van het geloof en in de hoogste zin van het woord leeft hij door zijn geloof. “Gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting,” (Ps. 62:6).
Wat kan iemand doen, die geen geloof heeft in zijn Maker? (Heb. 11:6)
Gods beloften zijn gedagtekend, maar met een verborgen jaartal; en uit gebrek aan bedrevenheid in Gods chronologie, zijn wij geneigd te denken, dat God ons vergeet, terwijl wij in werkelijkheid onszelf vergeten door zo vermetel te zijn van aan God onze tijd te willen stellen en ons te vertoornen, als Hij op die door ons gestelden tijd niet komt.
GURNALL.
(1) Vers 3 naar de Engelse overzetting. Zie ook de kanttekening op de Statenbijbel.
(2) Vers 3 Naar de Engelse overzetting. Zie ook de kanttekening op de Statenbijbel.