… die het woord der waarheid recht snijdt. 2 Timotheüs 2:15
We proberen altijd een rechte voor te trekken als het gaat over de verdorvenheid van de mens, om te preken dat de mens gevallen is, dat geen deel en geen hartstocht van zijn natuur deugt, dat hij helemaal een dwaalweg is ingeslagen, ziek is van de hoofdschedel af tot de zoetzool toe, ja, dat hij dood is door de misdaden en de zonden, en verdorven voor God. ‘Er is niemand die goed doet, ook niet een.’ Ik heb gemerkt dat bepaalde predikers deze voor heel krom trekken, want ze zeggen: De mens heeft toch nog wel een paar mooie eigenschappen en veel goede dingen in zich, die je alleen maar hoeft te ontwikkelen. Misschien hebt u in het verhaal over de tijd van George Whitefïeld gelezen wat een woedend protest er kwam omdat hij een keer had gezegd dat de mens half beest en half duivel was. Ik denk niet dat hij ooit dichter bij de waarheid is geweest dan toen hij dat zei. Alleen: ik zou de dieren mijn excuses willen aanbieden, want een dier wordt waarschijnlijk niet zo slecht en gemeen als de menselijke natuur, wanneer die voor haar ontwikkeling aan zichzelf wordt overgelaten. O hoogmoed van de menselijke natuur, terecht laten we de ploeg over je gaan! De dollekervel staat op je akker, en moet bij de wortel worden aangepakt. Je onkruid ziet er stralend uit, als een bloem, maar de ploegschaar moet er recht doorheen, tot blijkt dat alle menselijke schoonheid een zwaar opgemaakte Izébel is, en al het gloriëren van de mens een zeepbel, die uiteenspat. God is alles, de mens is niets. God behoudt de mens in Zijn genade, maar de mens verwoest zich door zijn zonde volkomen, als Gods genade niet tussenbeide komt.