En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven. MATTHEÜS 9:2
Je zult merken dat onze Heere niet heeft gewacht tot er een woord werd gesproken; Hij keek alleen maar, en Hij zag hun geloof. Mattheüs schrijft: “Jezus, hun geloof ziende.” Wie kan het geloof zien? Het is een iets waarvan de gevolgen kunnen worden gezien; de tekenen en signalen ervan zijn te ontdekken; en ze waren bij uitstek zo in dit geval, het openbreken van het dak en het neerzetten van de man voor Christus op deze vreemde manier waren het bewijs van hun geloof dat Jezus hem zou genezen. Toch zagen de ogen van Christus niet alleen de bewijzen van hun geloof, maar ook het geloof zelf. Daar stonden de vier mannen, die met hun ogen spraken en zeiden: “Meester, zie wat we gedaan hebben! We zijn overtuigd dat we het juiste hebben gedaan en dat U hem zult genezen.” Daar was de man, die op zijn bed lag, opkeek en zich afvroeg wat de Heere zou doen, maar zich blijkbaar verheugde door het geloof dat hij nu in een positie van hoop was, waar hij naar alle waarschijnlijkheid een man zou worden die gunstiger was dan alle anderen. Christus zag niet alleen de blikken van deze man en zijn dragers, maar hij zag ook hun geloof. Ah, vrienden, we kunnen elkaars geloof niet zien; we mogen de vrucht ervan zien. Soms denken we dat we het ontbreken ervan kunnen onderscheiden, maar om het geloof zelf te zien, heeft dit goddelijk zicht nodig; dit heeft de blik van het oog van de Zoon des Mensen nodig. Jezus zag hun geloof, en nu kijkt datzelfde oog naar een ieder van ons, en Hij ziet het geloof. Heb je iets dat Hij kan zien?