De Naam van de HEERE is immers de Jaloerse. Een jaloers God is Hij. (Exodus 34:14, EV)
Lees verder 2 Koningen 10:15—31.
Hoe voorzichtig moeten we zijn als we iets voor Hem doen. God wil onze daden aannemen als we onszelf daar niet voor eren. De dienaar van God moet alle vodden van lof uittrekken. “Je hebt goed gepreekt,” zei een vriend op een morgen tegen John Bunyan. “Je bent te laat,” zei de eerlijke John, “de duivel vertelde mij dat al direct toen ik klaar was.” De duivel vertelt vaak veel dingen aan de dienaren van God waar ze eigenlijk helemaal niet blij mee moeten zijn. Als je nog maar een beetje nuttig bent voor de zondagsschool zal hij tegen je zeggen, “Kijk hoe goed je dat gedaan hebt!” Je kunt maar net een verleiding weerstaan of je geeft het goede voorbeeld en hij fluistert in je oor, “Wat moet jij goed zijn!” Het is misschien wel de zwaarste strijd in het Christelijke leven om deze zin te leren, “Niet ons, HEERE, niet ons, maar geef Uw Naam eer” (Psalm 115:1). God is wat dit betreft zo jaloers dat, terwijl Hij Zijn eigen dienaren duizend dingen vergeeft, dit een overtreding is waarvoor Hij ze zeker bestraft. Als een gelovige zegt, “Ik ben” zal God Hem snel laten zeggen “Ik ben niet.” Als een gelovige zegt “Ik kan alles,” zonder dat hij er aan toevoegt, “door Christus, die mij kracht geeft,” dan zal het niet lang duren voor hij klagend zucht, “Ik kan het niet.” Veel zonden van echte Christenen zijn zonder twijfel het gevolg van de verheerlijking van zichzelf. God heeft veel mensen toegestaan hun nobele karakter te bevlekken en hun bewonderenswaardige reputatie te verwoesten. Hij doet dit omdat het karakter en de reputatie hem te eigen zijn geworden. Ze moesten eigenlijk aan de voeten van Christus worden gelegd zoals we al onze kronen daar neer moeten leggen. Je kunt een stad bouwen, maar als je met Nebukadnezar zegt, “Kijk, dit is het grote Babylon wat ik gebouwd heb!” dan zul je tegen de aarde geslagen worden. De wormen die Herodus opaten toen Hij God de eer niet gaf zijn klaar voor een ander maal. Pas op voor lege roem!
Ter overdenking
De verleiding om onszelf een schouderklopje te geven, moet voor ons de aanwijzing zijn om ons te herinneren wat de Heere Jezus Christus ons geleerd heeft over het denken en spreken over onze goede werken (Lukas 17:10). Elke eer als gevolg van onze daden is voor God (Mattheüs 5:16).
Preek 502, 29 maart 1863