De Heere, zijn God, is met hem, en het geklank des Konings is bij hem.’ Numeri 23: 21
Als wij letten op de tekenen des tijds, krimpt ons hart van droefheid ineen. Want de ongerechtigheid loopt over, de liefde van menigeen verkoelt, veel valse geesten zijn in grote getale over de aarde rondgetrokken, en sommigen die wij als onze medestanders beschouwden, hebben zelf bewezen, dat ze een geheel ander beginsel zijn toegedaan. Wat nu? Zouden wij ontmoedigd zijn? Volstrekt niet, want dezelfde God, Die in het midden van de zijnen in de woestijn was, is ook in de Gemeente van deze onze tijd. Wederom zullen haar tegenstanders de neerlaag lijden. Nog wil Hij haar beschermen, want de Heere heeft Zijn Gemeente op een rots gebouwd en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Want God is een toevlucht voor de zijnen, hun sterkte, als ze door droefheid kwijnen; ze werden steeds zijn hulp gewaar in zielsbenauwdheid, in gevaar. Uit ons tekstwoord blijkt de grote bescherming van de Gemeente van God, Die haar een waarborg is tegen alle gevaren, bekende zowel als onbekende, wereldse zowel als duivelse: – ‘De Heere, zijn God, is met hem, en het geklank des Konings is bij hem.