Er zijn ziekbedden geweest die vruchtbaarder zijn geweest tot bekering van de medemens dan dat kansels dat waren. Ik ken vrouwen die bij elkaar opgeteld twintig jaar door ziekte in hun kamers zijn opgesloten, hun opmerkelijke opgewektheid van geest is het gesprek geweest in de hele omgeving en velen hebben geroepen dat zij dat arme vrouwtje in haar huisje wilde zien, wetende dat zij nauwelijks een enkele dag zonder pijn is geweest. Ze hebben haar stem gehoord en gekeken naar dat lieve lachende gezicht en gezien wat oprechte Godsvrucht is. De bedlegerige gelovige is in de hele buurt het middel geweest dat velen zich tot God hebben gekeerd en hebben gezegd: “Wat is het toch wat de christen in staat stelt altijd God te danken?” Geliefden, onze knorrige humeuren en onze zure gezichten zullen nooit evangelisten zijn. Zij kunnen misschien boodschappers van satan zijn, maar zij zullen nooit helpers van het Evangelie worden. Het arbeiden om andere mensen gelukkig te maken, is een van de grote dingen die een christen altijd moet proberen te doen.