Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden? (Job 14:14)
Lees verder 1 Samuel 28:3—16
Wat zouden we denken als wij, die God vrezen, eenmaal in de hemel zijn? Zou niet de suggestie om terug te keren alleen al wreedheid zijn, ook al was het naar de meest trouwe echtgenoot of de meest geliefde kinderen? Zouden we de overwinnaar die de kroon draagt weer terug willen brengen in de strijd? Wil je mij de pijn, het verdriet, de verleiding en de zonde teruggeven? Nee. Geloofd zij God, dat alle wensen van vrienden ons niet terug zullen brengen, want we zullen ver van deze wereld vol verdriet en zonde verwijderd zijn. Deze wereld is niet zo liefelijk dat ze ons uit de hemel zou kunnen lokken. Hier zijn we vreemdelingen en bijwoners. We hebben hier geen blijvende stad maar we zoeken een toekomstige stad. Er is één wildernis en, geloofd zij God, dat er geen tweede is. Er is één Jordaan die overgestoken moet worden maar er is geen andere. Er is één seizoen waarin we door het geloof moeten wandelen en niet door aanschouwing, waarin we gevoed worden met het hemelse manna. Maar, geloofd zij God, er komt niet nog zo’n seizoen. Hierna komt Kanaän, de rust die overblijft voor Gods volk. Wie wil er twee levens als je ondergedompeld bent in zorgen? Jij, die moe bent van al het lawaai van deze wereld en gekweld wordt door haar verleidingen, jij die van een ziekbed komt, jij die zonden kent, zou je de hemel willen verlaten als je die eenmaal bereikt hebt? Net zo zou dan een galeislaaf terug verlangen naar zijn roeispaan of een gevangene naar zijn kerker!
Ter overdenking
Het verhaal van de rijke man en Lazarus (Lukas 16:19—31) leert ons duidelijk dat er geen weg terug is van de eeuwigheid voor zowel zondaren als heiligen. Een verlangen naar zo’n terugkeer is daarom vruchteloos, hoe geliefd iemand ook is. We moeten proberen verlost te worden van zulke verlangens.
N.B. Deze preek werd gehouden na de Hartley Colliery ramp. Er stierven ongeveer 200 mijnwerkers. Sommigen van hen waren Christen.
Preek 432, 30 januari 1862