En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. Lukas 2:7
Het was nodig dat het zonder enige twijfel bewezen zou moeten worden dat onze Heere uit Juda voortgekomen is. Het was ook nodig dat Hij geboren zou worden in Bethlehem-Efratha, volgens het woord van de Heere dat Hij door Zijn dienaar Micha gesproken heeft. Maar hoe zou een algemene erkenning van het geslacht van een nederige timmerman en een onbekend meisje teweeggebracht kunnen worden? Wat voor interesse zouden de ambtenaren bij de inschrijving moeten hebben in twee nederige mensen zoals zij?
Wat het tweede punt betreft, Maria woonde in Nazareth, in Galilea, en het leek zeer waarschijnlijk dat de geboorte daar zou plaatsvinden. De tijd dat zij baren zou was bijna gekomen, dus het was niet aannemelijk dat ze een lange en saaie reis naar de zuidelijke provincie Judea zou ondernemen, tenzij ze daartoe gedwongen werd. Hoe moeten deze twee zaken geregeld worden? Kan één beschikking van het lot twee doelen verwezenlijken?
Dat kan! En het zal ook gebeuren! Een officieel zegel van het Romeinse Rijk zal gedrukt worden op de geslachtslijst van de aanstaande Zoon van David en Bethlehem zal getuige zijn van Zijn geboorte. Door een of ander vertoon van onafhankelijkheidsdenken beledigt een kleine dictator, Herodes, de grote dictator, Augustus. Augustus laat hem weten dat hij hem niet langer als vriend zal behandelen, maar als vazal. En hoewel Herodes zich op de meest abjecte manier onderwerpt en zijn vrienden aan het hof in Rome voor hem bemiddelen, laat Augustus toch een gebod uitgaan, om zijn ongenoegen te tonen, dat heel het Joodse volk ingeschreven moet worden. Dit als voorbereiding op een voorgenomen belastingheffing, die echter pas zo’n tien jaar daarna uitgevoerd zou worden. Zelfs stormen en golven zijn niet wispelturiger dan de wil van een dictator.
De Heerser over de winden weet echter hoe Hij moet heersen over het verdorven gemoed van vorsten. De Heere onze God heeft een bit voor het wildste oorlogspaard en een vishaak voor de meest verschrikkelijke leviathan. Autocratische keizers zijn slechts marionetten, die met onzichtbare touwtjes worden bewogen, slechts zwoegers voor de Koning der koningen. Augustus moet door Herodes beledigd worden. Hij wordt gedwongen de mensen belasting te laten betalen. Het is noodzakelijk dat er een inschrijving plaatsvindt. Ja, het is onvermijdelijk dat nadelige, strenge en dictatoriale verordeningen bekendgemaakt worden en dat ieder persoon zich naar de stad begeeft waartoe hij, naar men zei, behoorde.
En zo wordt Maria naar Bethlehem gebracht, wordt Jezus Christus geboren, zoals beschikt was, en wordt Hij bovendien officieel erkend als een Nakomeling van David. Zijn moeder is naar Bethlehem gegaan omdat ze van het geslacht van David was, is daar een tijdje gebleven en is toen weer teruggegaan naar Galilea, zonder dat de aanspraak op haar afkomst in twijfel getrokken werd. De jaloezie van alle vrouwen van de stam zou echter opgewekt zijn als een indringer het gewaagd had om een plaats op te eisen onder de weinige vrouwen tot wie de geboorte van de Messias door nauwgezette profetieën beperkt was. Merk in dit alles de wijsheid van de voorzienige God op en geloof dat alles op een goede wijze beschikt wordt.
Toen alle personen uit het huis van David op deze wijze in Bethlehem bijeengebracht werden, zou de schaarse huisvesting van het stadje snel volgeboekt zijn. Zonder twijfel hebben vrienden hun vrienden ontvangen totdat hun huizen allemaal vol waren. Maar Jozef had niet zulke gastvrije familieleden in die stad. Er waren in elke plaats herbergen voor karavanen, waar aan reizigers gratis onderdak werd verleend. Deze waren ook vol. Omdat het arme stel van ver kwam en maar langzaam vooruit kon komen, kwamen ze pas laat op de dag aan. De kamers in het grote stenen huis waren al bezet door gezinnen. Voor een barende vrouw bleef alleen maar een van de armoedigste plaatsen over, die voor lastdieren bestemd waren. De stal van een ezel was de enige plaats waar het Kind geboren kon worden. Door een gordijn ervoor te hangen en misschien het dier aan de andere kant vast te maken om het de doorgang te beletten, kon de vereiste afzondering verkregen worden. Hier in de stal is de Koning der ere geboren en hier werd Hij neergelegd.
Het is vanmorgen de bedoeling dat ik u in gedachten naar de stal in Bethlehem leidt, zodat u dit grote schouwspel mag zien -de Zaligmaker in de kribbe- en over de oorzaak van dit armoedige bed mag nadenken: “omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.”
Ik zal beginnen door op te merken dat er andere oorzaken waren waarom Christus in de kribbe gelegd moest worden.
1. Ik denk dat het bedoeld was om op deze manier Zijn vernedering te laten zien. Hij kwam, volgens de profetie, om “veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte” te zijn, zonder “gestalte of glorie”, “een wortel uit dorre aarde.” Zou het passend geweest zijn als de Man, Die naakt aan het kruis zou sterven, bij Zijn geboorte een purperen mantel aan zou hebben? Zou het gepast geweest zijn als de Verlosser, Die in een geleende graftombe begraven zou worden, niet in de nederigste schuur geboren zou worden en op de onwaardigste manier gehuisvest? De kribbe en het kruis staan aan de twee uiteinden van het aardse leven van de Zaligmaker en lijken naadloos op elkaar aan te sluiten.
Tijdens Zijn leven moet Hij timmermanskleren dragen. Hij gaat om met vissers. Mensen van lage komaf worden Zijn discipelen. De koude bergen dienen vaak als bed. Hij zegt later: “De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen.” Er was daarom niets wat beter paste bij Zijn staat van vernedering, toen Hij al Zijn heerlijkheid aflegde, de gestalte van een slaaf aannam en Zich bij de nederigen hield, dan dat Hij in een kribbe gelegd zou worden.
2. Door in een kribbe te liggen, werd Hij geopenbaard als Koning van de armen. Zij waren ongetwijfeld meteen in staat verwantschap met Hem te herkennen door de plaats waarop zij Hem aantroffen. Ik denk dat het gevoelens van de meest milde tederheid in het gemoed van de herders opgewekt heeft toen de engel zei: “Dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe.” In de ogen van de armen wekken koninklijke gewaden geen genegenheid op, maar iemand in hun eigen plunje wekt vertrouwen. Met wat voor een volharding hangen werkmensen een voorman uit hun eigen rang aan, en vertrouwen hem, omdat hij hun zware arbeid kent, meevoelt in hun verdriet en belangstelling toont voor al hun zorgen. Nobele officieren kunnen gemakkelijk de harten van hun soldaten voor zich winnen door met hen ontbering te lijden, alsof zij zelf in hun positie zaten.
De Koning der mensen, Die geboren is in Bethlehem, werd in Zijn kinderjaren niet vrijgesteld van de normale rampspoed van de armen. Ja, Zijn deel was zelfs slechter. Ik denk dat ik de herders commentaar hoor geven op de geboorte in de kribbe. “Aha”, zegt de een tegen de ander, “dan zal Hij niet zijn zoals de tiran Herodes. Hij zal Zich de kribbe herinneren en meeleven met de armen. Arm, hulpeloos Kind, ik heb Hem zelfs nu al lief. Wat een ellendig onderdak verschaft deze kille wereld aan zijn Zaligmaker. Het is geen keizer die vandaag is geboren. Hij zal onze akkers nooit met Zijn legers vertrappen of onze kudden voor Zijn hofhouding slachten. Hij zal de Vriend van de armen zijn, de Koning van de mensen. Volgens de woorden van onze herder-koning zal Hij de ellendigen van het volk recht doen en de kinderen van de arme verlossen.” De herders, en de armen op aarde met hen, hebben zeker meteen gezien dat hier de Koning van het volk lag. Van hoge komaf, maar nog steeds zoals de Heere Hem genoemd had, “een Verkorene uit het volk.”
Grote Vredevorst, de kribbe was Uw koninklijke wieg! Daarin werd U aan alle volken voorgesteld als de Koning van ons geslacht, voor Wiens aangezicht niet barbaar en Scyth, slaaf en vrije van belang zijn. Maar U bent de Heere van allen. Koningen, uw goud en zilver zouden Hem overvloedig geschonken zijn als u de Heere der heerlijkheid had gekend. Maar in zoverre u Hem niet kende. Hij werd uitgeroepen tot Vorst en Getuige voor de volken. Wat niets is, zal door Hem wat iets is tenietdoen, en het verachte dat God uitverkoren heeft, zal onder Zijn leiding de macht, de trots en de allure van menselijke grootsheid verbreken.
3. Vervolgens heeft Hij, sinds Hij zo in de kribbe gelegd werd, de ne- derigen uitgenodigd om tot Hem te komen. We sidderen misschien om een troon te naderen, maar we zijn niet bang om dichter bij een kribbe te komen. Als we de Meester pas voor het eerst hadden gezien toen Hij in Jeruzalem door de straten reed, die bezaaid waren met kleren en palmtakken, en waar de mensen “Hosanna!” riepen, dan hadden we misschien gedacht -hoewel dat een foute gedachte geweest zou zijndat Hij ongenaakbaar was. Zelfs daar, rijdend op een veulen dat een jong van een jukdragende ezelin is, was Hij zo zachtmoedig en nederig dat jonge kinderen zich om Hem heen groepeerden met hun kinderlijk “Hosanna!”
Er was geen mens toegankelijker dan Christus. Geen norse wachters duwden de arme bidders weg. Er was geen legertje bemoeizieke vrienden die de opdringerige weduwe of de man die erop aandrong dat zijn zoon behouden mocht worden, bij Hem weghielden. De zoom van Zijn bovenkleed hing altijd los, zodat zieken erbij konden. Hij had ook altijd een hand paraat om de ziekte aan te raken, een oor om het zwakste geluid van ellende op te vangen, een ziel die overal heen gestuurd werd om genade uit te stralen, net zoals het licht van de zon naar elke kant buiten haar baan schijnt.
Doordat Hij in een kribbe lag, bewees Hij een Hogepriester te zijn Die uit de mensen genomen is, Een Die als Zijn broeders geleden heeft en Die daardoor medelijden kan hebben met onze zwakheden. Van Hem werd gezegd: “Hij eet en drinkt met de tollenaars en zondaars”; “deze Man ontvangt zondaars en eet met hen.” Zelfs als klein Kind, door in een kribbe te liggen, werd Hij uitgeroepen tot een Vriend van zondaars.
Kom naar Hem toe, allen die vermoeid en belast zijn! Kom naar Hem toe, allen die verbroken van geest zijn, allen wier ziel neergebukt ligt! Kom naar Hem toe, allen die zichzelf verachten en door anderen veracht worden! Kom naar Hem toe, tollenaars en hoeren! Kom naar Hem toe, dieven en dronkaards! Hij ligt in de kribbe, waar u Hem gewoon kunt aanraken en aankijken. Kniel neer en kus de Zoon van God! Ontvang Hem als uw Zaligmaker, want Hij ligt in die kribbe, zodat u dichterbij mag komen. De troon van Salomo boezemt u misschien ontzag in, maar de kribbe van de Zoon van David nodigt u uit.
4. Ik denk dat er nog een geheimenis was. Weet u, deze plaats was voor iedereen toegankelijk. Het was een herberg, en dat was iets anders dan onze hotels, waar men voor onderdak en maaltijden moet betalen. Vroeger vond men het een eer om een vreemdeling gastvrijheid te betonen. Later, toen het reizen algemener werd, wilden veel mensen de eer en het genoegen op hun buren afschuiven. Waarom zouden zij zelf het monopolie van eervolle gastvrijheid moeten hebben?
En weer later werd er in elke stad en in elk dorp iemand aangewezen die geacht werd vreemdelingen onderdak te verlenen namens de anderen. Maar toen de tijd verstreek, het leven ingewikkelder werd en de prille gloed van naastenliefde verflauwde, zette men een enorm vierkanten gebouw neer met kamers voor de reizigers en een benedenverdieping voor de dieren. Hier was water beschikbaar en soms ook fijngehakt stro voor het vee, terwijl de reiziger het zich zo aangenaam mogelijk moest maken. Hij hoefde geen toegang tot de overnachtingsplaats voor karavanen te betalen, want het was voor iedereen gratis toegankelijk, inclusief de stal.
Welnu, geliefden, onze Heere Jezus Christus werd in de stal van een herberg geboren om te laten zien hoe toegankelijk Hij is voor eenieder die tot Hem komt. Het Evangelie wordt aan ieder schepsel verkondigd en het sluit niemand uit. Dit blijkt wel uit de manier waarop de Heilige Schrift hierover spreekt:
Ja, elk der vorsten zat zich buigen
en vallen voor Hem neer, al ‘t
heidendom Zijn lof getuigen,
dienstvaardig tot Zijn eer.
‘t Behoeftig volk in hunne noden,
in hun ellend’en pijn, gans
hulpeloos tot Hem gevloden, zal
Hij ten Redder zijn.
Niemand wordt hier op basis van zijn komaf uitgesloten en de voorrechten van een bepaalde sociale status worden niet erkend. Om een stal binnen te gaan, is er geen speciale gedragscode nodig. Het is geen misdaad om de stal van een openbare overnachtingsplaats voor karavanen binnen te lopen. Dus als u graag naar Christus toe wilt komen, mag u komen precies zoals u bent. U mag nu komen. Wie van u het verlangen in het hart heeft om op Christus te vertrouwen, is vrij om het te doen. Jezus is gul jegens u. Hij zal u ontvangen. Hij zal u met vreugde verwelkomen. Om dit te bewijzen werd het Kindje in een kribbe gelegd, denk ik.
We weten dat zondaars vaak denken dat zij buitengesloten worden. Vaak schrijft het veroordeelde geweten zaken op tegen zichzelf en gunt het zich geen aandeel in de genade. Geliefden, als God u niet buitengesloten heeft, sluit uzelf dan ook niet buiten. Totdat u in de Schrift kunt vinden dat u niet in Christus mag geloven, totdat u een tekst kunt citeren waarin geschreven staat dat Hij u niet zalig kan maken, neem dit hemelse woord aan: “Hij kan volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan.” Waag het met die belofte. Kom naar Christus toe in de kracht van en het geloof in de belofte, en u zult ontdekken dat Hij gul is jegens allen die tot Hem komen.
5. We hebben alle redenen waarom de Zoon des mensen in een kribbe gelegd werd nog niet uitgeput. Het was in de kribbe waar de dieren gevoed werden. Ligt de Zaligmaker op de plaats waar vermoeide dieren hun voer krijgen, en is dat geen geheimenis?
Er zijn helaas mensen die door de zonde zo beestachtig geworden zijn, zo door en door verdorven door hun lusten, dat hun iets menselijks totaal vreemd geworden is. Maar ook voor zulke mensen hebben de geneesmiddelen van Jezus, de grote Dokter, effect. We lezen steeds in de krant over mensen die onverbeterlijk genoemd worden en het is vandaag de dag in de mode om met kracht te eisen dat deze mensen met straffe hand behandeld moeten worden. Enkele jaren geleden was de hele wereld vol van pseudomenselijkheid en riep dat zachtaardigheid een harteloze crimineel zou veranderen – een zware straf zou hem alleen maar hopeloos verharden. Nu is het tij gekeerd en vraagt iedereen om afschaffing van het huidige systeem.
Ik ben zelf geen voorstander van een zwakke aanpak van criminelen. Laten hun misdaden hun maar een flinke portie lijden verschaffen. Maar als zij op de een of andere manier tot inkeer gebracht kunnen worden, laat men dat dan ook proberen. Er zal een tijd komen waarin het hoogtepunt van deze verstikkende koorts voorbij is. Dan zullen we ons schamen bij de gedachte dat we bang gemaakt werden door een onnozele angst tot een gevaarlijke hindering van een belangrijk en goed werk, dat tot nu toe met succes is uitgevoerd. Het is een feit dat onder het huidige systeem, dat (ondanks enige tekortkomingen die nog wel verbeterd zullen worden) bewonderenswaardig is, de misdaad minder snel groeit en dat de groep zware misdadigers flink verminderd is. Terwijl er in 1844 nog 18.490 veroordeelden achter de tralies belandden, was dat aantal in 1860 gedaald tot 11.533, en dat ondanks een groei van de bevolking. Het systeem van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, waarbij de gemeenschap de veroordeelden in dienst zou nemen om hun zo een kans te geven een ander persoon te worden, heeft zo goed gewerkt dat niet meer dan 1 procent binnen een jaar opnieuw veroordeeld werd, en nu zelfs slechts 5 procent per jaar op dezelfde voet verdergaat en weer in de gevangenis belandt.
Welnu, als 5 procent er niet beter van wordt, maar misschien zelfs slechter, zouden we dan geen aandacht moeten besteden aan die andere 95 procent? Laten we even pas op de plaats maken voordat we onze wraakgevoelens botvieren en een christelijk systeem van hoopgevende weldadigheid verwisselen voor de oude barbaarse regel van absolute hardheid. Pas op, medeburgers, pas op dat u de verouderde gedachte niet in ere herstelt waarbij mensen kunnen zondigen zonder enige hoop op vernieuwing. Anders brengt u nog ergere criminelen voort dan die ons nu lastigvallen. De regels van de draak moeten altijd tenietgedaan worden. Maakt u zich geen zorgen of de plannen die uit een christelijke manier van denken voortkomen, uiteindelijk wel zullen triomferen.
Ik merk dat ik van mijn onderwerp afgedwaald ben. Ik dacht dat ik een paar mensen zou moeten behoeden voor het bestrijden van ware menslievendheid op basis van plotseling opgekomen panische angst. Maar ik zal meteen terugkeren naar de kribbe en het Kindje.
Ik geloof dat onze Heere in de kribbe gelegd werd waar beesten gevoed werden om te laten zien dat zelfs beestachtige mensen tot Hem mogen komen en leven. Geen schepsel is zo verdorven dat Christus het niet kan verheffen. Het mag misschien vallen, en het lijkt bijna zeker in de hel te vallen, maar de lange en sterke arm van Christus kan het zelfs in de meest uitzichtloze diepten bereiken. Hij kan het van een schijnbaar hopeloze ondergang redden. Als er hier vanmorgen iemand binnengelopen is die door de maatschappij verafschuwd wordt en die walgt van zichzelf, weet dan dat mijn Meester in de stal met de dieren Zich voorstelt als Iemand Die in staat is de allerergsten onder de mensen juist nu zalig te maken en de allerslechtsten aan te nemen. Geloof in Hem en Hij zal u tot een nieuw schepsel maken.
6. Maar terwijl Christus gelegd werd op een plaats waar dieren gevoed werden, vergeet niet dat toen Hij weg was, de dieren daar weer gingen eten. Het was slechts Zijn aanwezigheid die de kribbe kon verheffen. Hieruit kunnen we leren dat als Christus weggenomen zou worden, de wereld terug zou vallen in zijn vroegere duisternis. De beschaving zelf zou uitsterven, ten minste dat deel ervan dat de mensheid echt beschaaft, als het geloof in Jezus uitgedoofd zou worden. Als Christus uit het hart van de mens weggenomen zou worden, dan zou de meest heilige opnieuw onteerd worden. En zij die beweren dat zij affiniteit met engelen hebben, zouden er spoedig achter komen dat zij verwant zijn aan demonen. De kribbe, zeg ik, zou weer een kribbe voor de dieren worden als de Heere der heerlijkheid Zich terug zou trekken. We zouden weer terugvallen in de zonde en begeerte als Christus Zijn genade zou terugtrekken en ons aan ons lot zou overlaten. Ik denk dat Christus om deze redenen in de kribbe werd gelegd.
II. Maar in de tekst staat ook dat Hij in de kribbe gelegd werd, omdat er voor Hem geen plaats was in de herberg. En dit brengt ons bij de tweede gedachte: dat er behalve de herberg ook andere locaties waren die geen plaats voor Christus hadden.
Hebben de paleizen van keizers en de hallen van vorsten de koninklijke Vreemdeling geen onderdak geboden? Helaas, geliefden, is er zelden plaats voor Christus in paleizen! Hoe zouden de koningen van de aarde de Heere kunnen ontvangen? Hij is de Vredevorst en zij vinden vreugde in oorlog! Hij breekt hun bogen en slaat hun speren in stukken. Hij verbrandt hun strijdwagens met vuur. Hoe zouden koningen de nederige Zaligmaker kunnen ontvangen? Zij houden van pracht en praal, terwijl Hij een en al eenvoud en zachtmoedigheid is. Hij is de Zoon van een timmerman en de Metgezel van vissers. Hoe kunnen prinsen plaats inruimen voor de pasgeboren Vorst? Waarom leert Hij ons om aan de mensen te doen wat wij willen dat zij aan ons doen? Dit is iets wat koningen maar moeilijk in overeenstemming kunnen brengen met hun valse politieke listen en ambitieuze plannen.
O groten van de aarde, het verbaast me niets dat u, te midden van uw gloriedaden, genietingen, oorlogen en beraadslagingen, de Gezalfde vergeet en de Heere van allen buitensluit. Bij de koningen is er geen plaats voor Christus. Kijk eens naar de huidige koninkrijken van de aarde en dit is, een enkele uitzondering daargelaten, nog steeds waar: “De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde.”
In de hemel zullen we hier en daar een vorst zien, maar ach, hoe weinig. Een kind zou het gezegd kunnen hebben. “Niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen zijn uitverkoren.” Raadkamers, vergaderkamers, troonzalen en koninklijke paleizen worden net zo zelden door Christus bezocht als de oerwouden en moerassen van India door een behoedzame reiziger. Hij bezoekt veel vaker arbeidershuisjes dan vorstelijke residenties, want er is geen plaats voor Jezus Christus in vorstelijke zalen.
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
op hen het oog,
die need’rig knielen;
maar ziet van ver met gramschap aan
de ijd’len waan
der trotse zielen.
Maar er waren toch senatoren, forums voor politieke discussie, plaatsen waar de volksvertegenwoordigers de wetten maken’?Was daar dan geen plaats voor Christus? Helaas, broeders, nee. En tot op de huidige dag is er weinig plaats voor Christus in parlementen. Wat wordt godsdienst zelden door politici erkend! Een staatsgodsdienst, zolang die onbeduidend, meegaand en krachteloos is, als een leeuw zonder tanden, met afgeschoren manen en geknipte klauwen, ja, die zal natuurlijk wel erkend worden. Maar wat voor ruimte is er voor de ware Christus en voor hen die Hem volgen en in een verdorven geslacht Zijn wetten durven gehoorzamen?
Christus en Zijn Evangelie – o, dit is fanatisme en zelfs nauwelijks minachting waard. Wie doet er een goed woordje voor Jezus in de Senaat? Is Zijn godsdienst, afgedaan als fanatisme, niet datgene waar alle partijen bang voor zijn? Wie haalt Zijn gouden regel aan als richtlijn voor minister-presidenten, of wie verkondigt de vergeving van Christus als regel voor de nationale politiek? Eén of twee doen misschien een goed woordje voor Hem, maar als het op een stemming aankomt of de Heere Jezus gehoorzaamd moet worden of niet, dan kan het weleens heel lang duren voordat de voorstemmers in de meerderheid zijn. Partijen, de politiek, baantjesjagers en genotzoekers onthouden de Vertegenwoordiger van de hemel een plaats tussen de vertegenwoordigers van de aarde.
Was er dan ook geen plaats voor Christus in wat men wel de hogere kringen noemtl Waren er in Bethlehem geen mensen die erg in aanzien stonden, die zich ver van het gewone volk hielden, mensen met een goede naam en een goede positie? Konden zij geen plaats voor Christus vinden? Ach, geliefde vrienden, het komt zo vaak voor dat er geen plaats voor Hem is in wat men de hogere kringen noemt. Er is wel plaats voor allerlei dwaze formaliteiten waarin men verstrikt zit, voor ijdele en verfijnde beleefdheidsvormen, voor lichtzinnige gesprekken, voor de verheerlijking van het lichaam. Er is plaats voor het organiseren van dit of dat op basis van de grillen van de tijd, maar er is te weinig plaats voor Christus. En het is helemaal niet in de mode om de Heere van harte te volgen.
De komst van Christus is wel het laatste wat die zorgeloze kringen zouden willen meemaken. Het lieflijk uitspreken van Zijn naam alleen al zou een vreemde sensatie veroorzaken. Als u de zaak van Christus te berde brengt, dan zou u in veel kringen meteen als ongewenst persoon verklaard kunnen worden. “Ik nodig die man nooit meer bij mij thuis uit”, zou iemand kunnen zeggen, “als hij steeds weer met zijn godsdienst aankomt.” Dwaasheid en opsmuk, rang en eer, edelstenen en charme, lichtzinnigheid en mode, ze geven allemaal aan dat er in hun kringen geen plaats voor Jezus is.
Maar is er voor Hem dan geen plaats op de beurs? Kan Hij niet meegenomen worden naar het handelscentrum? Hier komen de winkeliers van het land met een kruideniersmentaliteit. Is daar geen plaats voor Christus? Ach, beste vrienden, wat kan daar weinig van de geest, het leven en de leer van Christus gevonden worden! Een handelaar vindt het ongemakkelijk om het te nauw te nemen. Een koopman komt erachter dat hij als hij flink wil verdienen, zijn geweten het zwijgen op moet leggen. Hoeveel mensen zijn er niet die -ik zal niet zeggen dat ze grove leugens vertellen, maar toch, maar toch, maar toch, ik kan het maar beter gewoon duidelijk zeggen- die slinks onwaarheden verkondigen, en hoe!
Wie weet er niet, als hij over straat rijdt, dat er een overvloed aan leugenaars is? Bijna elk huis dat men ziet, is “het goedkoopste huis in Londen.” Dat is moeilijk voor te stellen, want ze kunnen niet allemaal het goedkoopste zijn! Wat bezondigen sommigen zich aan vuile zaakjes! Wat een overdreven reclame en leugens! Wat een doortraptheid en een goochelarij! Wat voor wee zou mijn Meester uitspreken over sommigen van u als Hij in uw etalages zou kijken of achter uw toonbank zou staan. Faillissementen, oplichterij en fraude komen zo vaak voor dat er in het merendeel van de gevallen geen plaats is voor Jezus op de beurs of in de winkel.
Dan zijn er ook nog de scholen van defilosofen. Die zullen Hem vast wel willen ontvangen. De wijze mannen zullen in Hem de vleesgeworden wijsheid vinden. Hem, Die als Jongeling de Leraar van doctoren wordt. Die bij hen gaat zitten om hun vragen te stellen en antwoord te krijgen, zal vast wel onmiddellijk een plaats aangeboden worden onder de Griekse wijsgeren. De verstandige en intelligente mannen zullen Hem wel respecteren. “Plaats voor Hem, Socrates en Plato! Stoïcijnen en epicuristen, ga eens aan de kant. En u, leraars van Israël, maak uw stoel eens vrij. Als er geen plaats is voor dit Kind tenzij u vertrekt, ga dan. We moeten Hem in de scholen van de filosofen hebben, als u allen dat kunt bewerkstelligen.”
Maar nee, beste vrienden, dat gebeurt niet. Op universiteiten en hogescholen, in het centrum van de wetenschap, is maar heel weinig plaats voor Christus. Mensen maken vaak door hun wetenschappelijke kennis bezwaren tegen Christus! Te vaak is geleerdheid de smederij waar de spijkers voor de kruisiging van Christus gemaakt worden. Te vaak is het menselijk verstand de handwerksman geworden die de speer scherp gemaakt en de schacht gefabriceerd heeft waarmee Zijn hart doorstoken zou moeten worden. We moeten het zeggen: die filosofie, die onterecht zo genoemd wordt (want ware filosofie, als zij goed bedreven zou worden, is altijd de vriend van Christus), die filosofie, die onterecht zo genoemd wordt, heeft Christus schade berokkend. Maar zelden heeft zij Zijn zaak gediend. Een paar mensen met geweldige talenten, een paar knappe koppen hebben als kinderen aan de voeten van het Kind van Bethlehem geknield, en zijn geëerd omdat ze zich daar neerbogen. Maar te veel anderen, zich bewust van hun kennis, hebben grimmig in hun bedrieglijke wijsheid gezegd: “Wie is Christus, dat we Hem zouden moeten erkennen?” Ze vonden geen plaats voor Hem op de scholen.
Maar er was zeker wel één plaats waar Hij heen kon gaan: het sanhedrin., waar de oudsten zitten. Of zou Hij niet gehuisvest kunnen worden in de priesterkamer waar de priesters met de levieten vergaderen? Was er voor Hem geen plaats in de tempel of in de synagoge? Nee, Hij vond daar geen onderdak. Het was juist daar waar Hij Zijn hele leven lang de felste tegenstanders aantrof. Niet het gewone volk, maar de priesters waren uit op Zijn dood. De priesters zetten de mensen aan om te schreeuwen: “Niet Deze, maar Barabbas!” De priesters betaalden hun zilverlingen uit om de stem van het volk om te kopen en daarna werd Christus de dood in gejaagd.
Er zou in de kerk van Zijn eigen volk zeker plaats voor Hem geweest moeten zijn. Helaas, dat was niet zo. Het gebeurt te vaak in de priesterlijke kerk, als zij erkend wordt en in aanzien stijgt, dat zij geen plaats voor Christus meer heeft. Ik verwijs nu niet naar één bepaald kerkgenootschap, maar naar het hele christendom. Het is vreemd dat als Hij tot het Zijne komt, de Zijnen Hem niet aannemen. De meest vervloekte vijanden van de ware Kerk waren die mannen die deden alsof zij haar pleitbezorgers waren. Dat is geen wonder, als bisschoppen het algemene geloof in de openbaring ondermijnen. Dit is niet hun eerste, noch hun laatste zonde.
Wie hebben de martelaren op de brandstapel gebracht en Smithfield tot een bloedakker, een brandende vuuroven, een groot altaar voor de allerhoogste God gemaakt? Wel, zij die beweren dat ze gezalfden van de Heere zijn, wier geschoren hoofd de zegen van de bisschop gekregen heeft. Wie heeft John Bunyan in de gevangenis gezet? Wie heeft mannen als Owen en de puriteinen van de preekstoel af gejaagd? Wie heeft de covenanters de bergen in gedreven? Wie, mijne heren, anders dan de zogenaamde boodschappers van de hemel en priesters van God? Wie hebben de gedoopte heiligen in ieder land vervolgd en jagen nog steeds op hen in veel staten op het vasteland? Altijd weer de priesters, altijd weer de priesters. Er is geen plaats voor Christus bij de profeten van Baal, de dienaren van Babel. De valse huurlingen, die geen herders van Christus zijn en Zijn schapen niet liefhebben, zijn altijd de felste vijanden van onze God en van Zijn Christus geweest. Er is voor Hem geen plaats waar Zijn naam in plechtige gezangen herhaald wordt en Zijn beeld te midden van wierookgeur opgeheven. Ga maar waarheen u wilt, maar er is geen plaats voor de Vredevorst. Alleen de nederigen en verbrijzelden van geest worden uit genade door Hem toebereid om Hem onderdak te verlenen.
III. Onze derde gedachte: de herberg zelf had geen plaats voor Hem. En dat was de belangrijkste reden dat Hij in de kribbe gelegd moest worden.
Wat kunnen we in onze moderne tijd vinden in plaats van de herberg? Allereerst is er de publieke opinie. In dit vrije land praten de mensen over wat ze maar willen en iedereen heeft wel ergens een mening over. En u weet dat alles in dit land getolereerd wordt – als u me toestaat, alles behalve Christus. U zult ontdekken dat de geest van vervolging nu meer dan ooit rondwaart. Het is in de mode om bepaalde mensen te bespotten. We drijven vandaag de dag nooit de spot met christenen. We lachen niet om die respectabele erenaam, opdat we onze eigen eer niet willen kwijtraken. We noemen vandaag de dag de volgelingen van Jezus niet bij die naam. Nee, we hebben een manier gevonden die veel veiliger is.
Er is onlangs een aardig woord in gebruik geraakt -een erg aardig woord- het woord “fundamentalist”. Weet u wat dat betekent? Een fundamentalist is een ware christen. Iemand die nog een geweten heeft en het niet erg vindt om daarvoor lijden te ondergaan. Iemand die alles wat hij in het oude Boek vindt, gelooft, ernaar handelt en ervoor ijvert. Ik geloof dat de mensen die onder de naam “fundamentalisten” vallen de ware volgelingen van Christus zijn. De hoon, het gejouw en al die onzin die je altijd leest en hoort, is eigenlijk bedoeld voor christenen, ware christenen. Alleen worden zij onherkenbaar gemaakt en aangeduid met het woord fundamentalisten. Ik geef geen cent voor uw godsdienst, nee, ze is geen knip voor de neus waard, als u niet op enig moment die erenaam verdient. Als het Woord van God waar is, iedere letter ervan, dan moeten we ernaar handelen. En wat de Heere ook maar van ons eist, dat moeten we ijverig onderhouden en gehoorzamen.
We moeten niet vergeten dat onze Meester zegt dat als we een van de geringste van Zijn geboden afschatfen en de mensen zo onderwijzen, we de geringsten genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen. We moeten dus zeer waakzaam, zeer nauwgezet, zeer begerig zijn om zelfs in de kleine details de geboden van onze Zaligmaker te gehoorzamen, met onze ogen op Hem gericht zoals de ogen van een dienares gericht zijn op haar meesteres. Maar als u dit doet, dan zult u erachter komen dat u niet getolereerd wordt en in de maatschappij met de nek aangekeken. Een volijverige christen zal ontdekken dat hij vandaag de dag net zo goed een kruis moet dragen als in de dagen van Simon van Cyrene. Als u uw mond houdt, als u zondaren laat omkomen, als u nooit probeert om uw geloof door te geven, als u iedere getuigenis van de waarheid het zwijgen op wilt leggen, als u feitelijk alle eigenschappen van een christen wilt afzweren, als u ophoudt te zijn wat een christen moet zijn, dan zal de wereld zeggen: “Kijk, dat ziet er goed uit. Dit is de godsdienst waar we prijs op stellen!”
Maar als u gelooft, echt gelooft, en als u uw geloof feitelijk uw leven laat aansturen, als uw geloof u zo dierbaar is dat u zich genoodzaakt voelt dat door te geven, dan zult u onmiddellijk merken dat er zelfs geen plaats voor Christus is in de herberg van de publieke opinie, waar alle andere belangrijke zaken wel goed ontvangen worden. Als ongelovige zou niemand u minachten. Maar als christen zult u door velen versmaad worden. “Er was voor Hem geen plaats in de herberg.”
Wat is er ook weinig plaats voor Christus in gewone gesprekken, die ook een beetje als een herberg zijn. We praten over veel zaken. Iedereen kan vandaag de dag over van alles en nog wat praten. Er is niemand die hem kan stoppen door te zeggen: “Er staat een spion naar je woorden te luisteren en die zal jou aan de autoriteiten melden.” We hebben in dit land vrijheid van meningsuiting. Ja, maar hoe weinig plaats is er voor Christus in gewone gesprekken. Zelfs op zondagmiddag is er weinig plaats voor Christus in de huizen van zogenaamde christenen. Ze praten over de dominee, vertellen vreemde anekdotes over hem – verzinnen er misschien een paar, of poetsen de oude in elk geval weer op en voegen er wat aan toe om ze nog mooier te maken. Ze praten misschien over de zondagsschool of de verschillende instanties waarmee de kerk verbonden is. Hoe weinig praten ze echter over Christus!
En als er iemand in het gezelschap de opmerking maakt: “Zouden we niet over de Godheid en de mensheid kunnen praten, het volbrachte werk en de gerechtigheid, de hemelvaart of de wederkomst van onze Heere Jezus Christus?” Waarom zien we dan velen die zelfs belijden volgelingen van Christus te zijn, arrogant zeggen: “Nou nou, die man is echt fanatiek. Anders zou hij zo’n onderwerp niet in een gewoon gesprek te berde brengen”? Nee, er is geen plaats voor Hem in de herberg. Tot op de dag van vandaag vindt Hij daar weinig ingang.
Ik spreek tot velen van u die werkmensen zijn. U werkt dag aan dag met een groot aantal vaklui. Denkt u niet, broeders -ik weet dat u dat denkt- dat er weinig plaats voor Christus is in de werkplaats? Er is daar plaats voor van alles en nog wat. Er is plaats voor vloeken. Er is plaats voor dronkenschap. Er is plaats voor schunnig taalgebruik. Er is plaats voor de politiek, lasterpraatjes of overspel, maar er is geen plaats voor Christus. Te veel van onze werkmensen denken dat de godsdienst maar een last voor hen zou zijn, een ketting, een ellendige gevangenis. Ze kunnen wel naar de schouwburg of een gehoorzaal, maar het huis van God is voor hen te saai. Ik wilde wel dat ik niet gedwongen werd om dit te zeggen, maar in onze fabrieken, werkplaatsen en metaalgieterijen is er echt geen plaats voor Christus. De wereld duwt en trekt om meer plaats te krijgen, totdat er nauwelijks een klein hoekje over is waar het Kind van Bethlehem neergelegd kan worden.
Wat de herbergen van onze moderne tijd betreft, wie zou denken dat Christus daar te vinden is? Als we die hotels en pleisterplaatsen die nodig zijn om reizigers onderdak te verlenen buiten beschouwing laten, wat is ons meer tot schande dan onze kroegen en barretjes? Waar zijn er bredere poorten van de hel? Wie zou er ooit zijn toevlucht nemen tot plaatsen met flikkerend neonlicht op de hoeken van onze straten om daar Christus te vinden? We zouden Hem net zo goed in de put van de afgrond kunnen gaan zoeken. We kunnen even goed in de hel naar engelen gaan speuren als we Christus in een jeneverhol proberen te vinden. Wie zich afzondert van zondaren, vindt geen geschikt gezelschap in de stinkende tempel van Bacchus.
Er is voor Jezus geen plaats in de herberg. Ik denk dat ik nog liever tot ontbinding over zou willen gaan, of de kraaien voeren, dan mijn dagelijkse kost verdienen van de centen van dwazen, het zuurverdiende geld van een arme man, gestolen van zijn haveloze kinderen en zijn uitgemergelde vrouw. Waar anders worden veel caféhouders dik van dan van het vlees, de beenderen, het bloed, en de ziel van de mensen? Wie rijk wordt van de opbrengst van losbandigheid is een beest dat zich klaarmaakt voor de slacht. Er is waarlijk geen plaats voor Christus onder de dronkaards van Efraïm. Degenen die iets met Christus te maken willen hebben, moeten naar Zijn stem luisteren: “Ga uit hun midden weg en zonder u af, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn.” Ook in openbare gelegenheden is er vandaag de dag geen plaats voor Christus.
IV. Dit brengt me op mijn vierde gedachte, die de meest relevante en de meest noodzakelijke is om even bij stil te staan. Hebt u plaats voor Christus? Hebt u plaats voor Christus?
Aangezien het paleis, het forum en de herberg geen plaats hebben voor Christus, en de openbare gelegenheden ook niet, hebt u plaats voor Christus? “Jawel”, zegt er iemand, “ik heb wel plaats voor Hem, maar ik ben het niet waard dat Hij onder mijn dak komt.” Ach, ik heb niet naar uw waardigheid gevraagd. Hebt u plaats voor Hem? “O”, zegt een ander, “ik heb een leegte die de wereld nooit kan opvullen!” Aha, ik zie dat u plaats voor Hem hebt. “O, maar de plaats die ik in mijn hart heb is zo minderwaardig!” Dat was de kribbe ook. “Maar mijn hart is zo verachtelijk!” De kribbe was ook iets om te verachten. “Ach, het is zo smerig!” Dat gold misschien ook wel voor de kribbe. “O, maar ik denk dat het een plaats is die helemaal niet geschikt is voor Christus!” De kribbe was ook niet geschikt voor Hem, maar toch werd Hij erin gelegd. “O, maar ik ben zo’n zondaar geweest. Het lijkt wel alsof mijn hart een hol voor beesten en duivels is geweest!” Welnu, de kribbe was een plaats waar de beesten kwamen eten. Hebt u plaats voor Hem? Het maakt niet uit hoe uw verleden is geweest. Hij kan vergeten en vergeven. Het maakt niet uit wat uw huidige staat is als u er berouw over hebt. Als u maar plaats hebt voor Christus, dan zal Hij bij u Zijn intrek komen nemen. Als u maar niet zegt: “lk hoop maar dat ik plaats voor Hem ga maken”
De dagen zijn vervuld dat Hij geboren moet worden. Maria kan geen maanden en jaren meer wachten. O zondaar, als u plaats voor Hem hebt, laat Hij dan vandaag in uw ziel geboren worden. “Heden, als u Zijn stem hoort, verhard dan uw hart niet, zoals in de verbittering.” “Nu is het de tijd van het welbehagen, nu is het de dag van het heil.” Plaats voor Jezus! Nu plaats voor Jezus! “O”, zegt er iemand, “ik heb plaats voor Hem, maar wil Hij wel komen?” Of Hij wil komen! Doe de deur van uw hart maar open en zeg maar: “Jezus, Meester, helemaal onwaardig en onrein zie ik op U. Kom in mijn hart wonen.” En dan zal Hij tot u komen en de kribbe van uw hart reinigen. Ja, Hij zal het zelfs veranderen in een gouden troon, vanwaar Hij tot in alle eeuwigheid zal regeren.
O, ik mag u vanmorgen zo’n gulle Christus verkondigen! Ik wilde wel dat ik Hem beter zou kunnen verkondigen. Ik mag u zo’n dierbare, liefhebbende Jezus verkondigen. Hij wil graag in nederige harten komen wonen. Wat is dat nou, zijn er hier vanmorgen geen harten die Hem binnen willen laten? Moet ik mijn ogen laten rondgaan over deze galerijen en velen van u aankijken die nog zonder Hem leven? Is er dan niemand die zegt: “Kom binnen, kom binnen”? O, het zal een gezegende dag voor u wezen als u Hem in uw armen kunt nemen en Hem als de vertroosting van Israël ontvangen! U mag dan zelfs met vreugde naar de dood uitkijken en het Simeon nazeggen: “Nu laat U, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, volgens Uw woord, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien.”
Mijn Meester zoekt een plaats! Een plaats voor Hem! Een plaats voor Hem! Ik, Zijn gezant, roep het uit: een plaats voor de Zaligmaker! Een plaats! Hier komt mijn koninklijke Meester – hebt u plaats voor Hem? Hier is de vleesgeworden Zoon van God — hebt u plaats voor Hem? Hier is Hij Die alle zonde kan vergeven – hebt u plaats voor Hem? Hier is Hij Die u kan opbeuren uit een kuil vol kolkend water en uit modderig slijk – hebt u plaats voor Hem? Hier is Hij Die, als Hij binnenkomt nooit meer weggaat, maar altijd bij u blijft om uw hart tot een hemelse bron van vreugde en gelukzaligheid te maken – hebt u plaats voor Hem? Dit is alles wat ik vraag. Uw leegheid, uw nietigheid, uw gebrek aan gevoel, uw gebrek aan deugdzaamheid, uw gebrek aan genade – dit alles maakt ruimte voor Hem. Hebt u plaats voor Hem? O, Geest van God, geef dat velen mogen zeggen: “Ja, mijn hart is gewillig.” Dan zal Hij bij u komen wonen.
Jubel het uit, de Heer is hier;
ontvang het Koningskind!
Als Redder van de aarde,
geeft Hij het leven waarde.
V. Ik sluit af met de opmerking dat als u plaats voor Christus hebt, met ingang van vandaag de wereld geen ruimte voor u heeft.
De tekst zegt niet alleen dat er voor Hem geen plaats was, want kijk: “Er was voor hen geen plaats.” Geen plaats voor Jozef, noch voor Maria en ook niet voor het Kind. Wie zijn Zijn vader en moeder en zuster en broeder? Degenen die Zijn woord horen en het bewaren. Dus aangezien er geen plaats was voor de heilige maagd, noch voor de vermeende vader, zo is er vanaf nu in deze wereld ook geen plaats voor de ware volgelingen van Christus. U krijgt geen ruimte om het rustig aan te doen. Nee, als kruissoldaat zult u in uw leven van strijd geen rust vinden. U krijgt geen ruimte om lekker te gaan zitten, tevreden met uw verworvenheden, want u bent op reis. U moet vergeten wat achter is en u uitstrekken naar wat voor is. Geen plaats voor u om uw schatten in te verbergen, want hier verderven mot en roest ze. Geen plaats voor u om uw vertrouwen op te zetten, want “vervloekt is de man die vertrouwt op een mens, en die een schepsel tot zijn arm stelt.”
Vanaf vandaag is er voor u geen plaats in de publieke opinie, want men zal u verstoten. Geen plaats voor u in de hogere kringen van de wereld, want u wordt buitengesloten en moet hun verwijten ondergaan. Vanaf vandaag, zeg ik, als u plaats voor Christus hebt, zal de wereld jegens u nauwelijks ruimte voor verdraagzaamheid hebben. U moet nu verwachten dat men u uitlacht. Naar de mening van de mensen moet u nu de zotskap dragen. Dit moet uw lied aan het begin van uw pelgrimsreis zijn:
Moede kom ik, arm en naakt,
tot de God, Die zalig maakt,
Die de arme kleedt en voedt,
Die de zondaar leven doet.
Er is geen plaats voor u in de liefde van de wereld. Als u verwacht dat iedereen u zal eren en dat uw goede werken allemaal toegejuicht zullen worden, dan hebt u het helemaal mis. De wereld, zeg ik, heeft geen plaats voor iemand die plaats heeft voor Christus. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. “Wee u, wanneer alle mensen goed van u spreken.” “U bent niet van de wereld, zoals Christus niet van de wereld is.”
Gode zij dank, u hoeft de wereld niet om gastvrijheid te vragen. Als hij u slechts een podium verschaft om daarop werkzaam te zijn en u een graf schenkt om een uurtje in te slapen, dan is dat alles wat u nodig hebt. U hebt hier geen blijvende stad nodig, want u verwacht de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is. U haast zich door deze wereld als vreemdelingen door een vreemd land. U verheugt zich in de wetenschap dat u hier vreemdelingen en bijwoners bent. En toch bent u ook medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God.
Wat zegt u, jonge soldaat, wilt u onder zulke condities dienst nemen? Wilt u plaats verschaffen aan Christus als er vanaf nu geen plaats meer is voor u? Als u wellicht voorgoed afgezonderd zult worden, afgescheiden van uw wereldse vrienden en verwanten? Voor altijd afgesneden van aardse gerustheid? Bent u, ondanks dit alles, bereid om de Reiziger welkom te heten? Moge de Heere u helpen dat te doen. Hem zij de glorie tot in alle eeuwigheid.
Amen