Ik uw knecht nu vrees de Heere van mijn jonkheid af. 1 Koningen 18:12
Beste jonge mensen, als er iemand van jullie in de zonde leeft, dan smeek ik je te bedenken dat wanneer je vandaag de genoegens van deze wereld zoekt, je er dan op de lange duur voor moet betalen. Verblijd je in je jeugd, en laat je hart zich erin verheugen, maar voor dat alles zal de Heere je in het gericht brengen. Als je kinderjaren ijdelheid zijn, en je jeugd zondigheid is, dan zullen je nadagen verdriet zijn. O wees verstandig en bied Christus jouw bloem aan, die met al zijn schoonheid nog in de knop staat. Je kunt niet te gauw heilig zijn, want je kunt niet te gauw gelukkig zijn. Wat u betreft die oud geworden bent in de zonde – met u kan ik het niet over vroege godsvrucht hebben. Maar er is een gedeelte in de Schrift dat u veel hoop kan geven. Bedenk, dat de heer des huizes op het derde, zesde, negende en ten slotte op het elfde uur uitging, en merkte dat er nog steeds een paar mensen werkeloos op de markt stonden. Dat was laat, hè? Heel laat. Maar God zij geprezen: het was niet te laat. Ze hadden nog maar een uurtje, maar de heer zei: ‘Gaat ook gij heen in de wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.’ Welnu, mensen-van-het-elfde-uur, mensen van zestig, vijfenzestig, zeventig, vijfenzeventig, tachtig – ik zou wel kunnen doorgaan tot honderd als ik dacht dat er hier mensen van die leeftijd waren – u mag nog komen en dienst nemen bij de genadige Heere, Die u aan het eind van de dag uw penning zal geven, net als Hij die zal geven aan de overige arbeiders. De Heere brenge u door het geloof in Christus aan Zijn voeten. Amen.