Alzo zegt de Heere HEERE: Daarenboven zal ik hierom van het huis Israëls verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen van mensen als schapen. Ezechiël 36:37 Verder lezen: 1 Samuël 22:9-23:5
Eerst onderzoek ik wat de belofte is. Ik ga naar mijn Bijbel en probeer de belofte te vinden die mij garandeert dat de zaak waarnaar ik wil zoeken iets is wat God mij wil geven. Als ik zover gezocht heb, neem ik die belofte en met gebogen knieën vraag ik of God Zijn eigen belofte wil vervullen. Ik neem Zijn eigen verbondswoord met me mee en zeg tegen Hem: ‘O Heere, zou U het niet willen vervullen, en zou U het niet nu willen vervullen?’ Na het gebed kijk ik uit naar het antwoord; ik verwacht gehoord te worden. En als ik geen antwoord krijg, bid ik opnieuw en mijn herhaalde gebeden zijn niet anders dan nieuwe verzoeken. Ik verwacht dat de zegen komt; ik ga onderzoeken of er al enig voorteken van is. Ik bid als volgt: ‘Wilt U mij antwoorden, Heere? Wilt U Uw belofte houden? Of wilt U Uw oren sluiten omdat ik mijn eigen behoeften verkeerd inschat en me in Uw belofte vergis?’ Broeders en zusters, we moeten in het gebed onderzoek doen en het gebed allereerst beschouwen als een zoeken naar de belofte, en vervolgens als een zoektocht naar de vervulling ervan, op grond van de kracht van die belofte. Stel, we verwachten dat ons een cadeau van een vriend wordt toegestuurd. Eerst hebben we het briefje dat ons vertelt dat het cadeau onderweg is. Tijdens het lezen van het briefje onderzoeken we wat het cadeau is. En als het vervolgens niet arriveert, gaan we naar de gebruikelijke plek waar het pakketje afgeleverd hoort te zijn, en we vragen ernaar. We hebben de belofte onderzocht en vervolgens onderzoeken we weer, totdat we het antwoord krijgen dat het beloofde cadeau is aangekomen en ons eigendom is. Zo gaat het ook met het gebed.
Ter overdenking
Vragen komt voor in twee vormen: vragen en verzoeken. God is in staat ons alle antwoorden te geven die we nodig hebben (Luk. 11:9 en 10).