Ik zie de zonde woeden aan alle kanten. Haar vlammen worden aangewakkerd door alle mogelijke winden en voortdurend worden er nieuwe slachtoffers in getrokken. Het verspreidt zich naar elke stand. Het paleis noch het krot is veilig. De hoge gebouwen die zijn opgetrokken voor de koophandel noch het gracieuze gebouw dat gemaakt is voor de eredienst. De ongerechtigheid, van wie de verderfelijkheid zo vreselijk is als van het vuur, verbreidt zich naar en loert op alle dingen die gewoon en gepast zijn, het nuttige en het heilige niet uitgezonderd. Wij moeten door het vuur gaan. Wij die Gods getuigen zijn moeten er middenin staan om de stromen levend water op de brandende olie te gieten en als we het niet kunnen uitblussen moeten we op zijn minst trachten te verhinderen dat het zich verspreidt.
Voor het oog van mijn geest zie ik de zwartgeblakerde skeletten van honderden schone beloften. Velen, velen die naar menselijk oordeel in de hemel beloofden te komen zijn vergaan in het dal der verzoekingen. Hoevelen zijn er gevallen onder de aanvallen van Satan! Het is een vuur dat verbrandt. Menigeen heeft gezegd: ”lk word een pelgrim,” maar onderweg kwam hij Apollyon tegen en is teruggekeerd. Menigeen heeft het harnas aangetrokken maar de strijd al snel opgegeven, zijn hand aan de ploeg geslagen en gezien naar hetgeen achter is. Er is meer dan één zoutpilaar. Het zou goed geweest zijn als Lots vrouw de enige was gebleven, maar er zijn tienduizenden geweest die evenals zij omgekeken hebben naar de vlakten van Sodom en evenals zij voor altijd bleven laten zien wat ze waren: verloren zielen.
Wij zouden de gevaren niet met verachting moeten beschouwen, het zijn gevaren, het zijn beproevingen. Wij zouden de gevaren moeten zien als vuren, want o het zijn vuren! Als u denkt dat het geen vuren zijn vergist u zich. Als u er dan in eigen kracht instapt en zegt: ”O, die kan ik wel verdragen,” zult u ontdekken dat het echte vuren zijn die, als u geen betere beschermer hebt dan uw eigen menselijke kracht, met gevorkte tongen uw bloed zullen oplikken en het in een ogenblik zullen verteren. “Wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.”
Dr. Alexander, een voortreffelijk en zeer bewonderenswaardig Amerikaans Schriftverklaarder, zegt dat er hier een fout in de vertaling lijkt te zijn omdat hij denkt dat de twee zinnen een anti-climax vormen. ’’Zult gij niet verbranden” wordt gevolgd door ”en de vlam zal u niet aansteken”. Het komt mij echter voor dat de twééde bijzin de climax bevat. ”Gij zult niet verbranden” zodat uw leven vernietigd wordt; u zult zelfs niet geschroeid worden en misschien maar heel licht letsel oplopen, want ”de vlam zal u niet aansteken”. Net zoals er van de drie jongemannen in de vurige oven wordt gezegd dat ”het vuur over hun lichamen niet geheerst had, en dat het haar huns hoofds niet verbrand was en hun mantels niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs daardoor niet gegaan was.” Daarom lijkt het mij dat de tekst wil leren dat de Christelijke kerk door alle beproevingen heen niet verteerd is en meer dan dat, dat ze bij alle beproevingen niets verloren heeft. De kerk des Heeren is nog nooit vernietigd door haar vervolgers en haar beproevingen. Zij dachten dat ze haar de kop hadden ingedrukt, maar ze leeft nog steeds. Ze verbeeldden zich dat ze haar het leven hadden benomen, maar ze sprong krachtiger dan ooit weer op.
Ik vermoed dat er geen land is waaruit Christus’ kerk ook helemaal verdreven is. Maar de kerk verliest niet alleen haar bestaan niet, zij verliest zelfs helemaal niets. De kerk heeft haar aantallen nooit verloren. Vervolgingen hebben haar gezift en het kaf verdreven, maar geen enkele graankorrel is van de hoop weggenomen. Nee, zelfs de zichtbare gemeenschap is door de vervolgingen niet minder geworden. Ze is als Israël in Egypte; hoe meer ze verdrukt werden, hoe meer ze zich vermenigvuldigden. Was er vandaag een bisschop gedood? De volgende morgen kwamen er tien jongemannen voor de Romeinse procureur die zichzelf overgaven om te sterven; de vorige avond hadden zij zich laten dopen voor de gestorven bisschop en geloofsbelijdenis gedaan opdat ze zijn plaats zouden mogen innemen. ”Ik vul de lege plaats in de kerk op en sterf dan zoals hij”. Was er een vrouw geworgd of in het openbaar gemarteld? De volgende dag verschenen er twintig vrouwen die begeerden te lijden zoals zij geleden had, opdat ze Christus mochten verheerlijken.
In latere tijden verbrandde de Kerk van Rome één van onze meest glorieuze hervormers, Johannes Huss, maar kwam Maarten Luther niet naar voren alsof de as van Huss Luther voortbracht? Zorgde toen Wycliffe heengegaan was het feit dat hij vervolgd was er niet voor dat zijn leerstellingen verspreid werden? En werden er niet honderden jonge mensen gevonden die in elke marktstad uit zijn Bijbelvertaling lazen en het geloof van de Lollarden verkondigden? En wees ervan verzekerd dat het zo altijd zal blijven. Verspreid een kwaad gerucht van iemand en u zult hem er mee ruïneren; verspreid een kwaad gerucht van een Christen en hij zal erdoor vereerd zijn. Geef een Christen een slechte naam en weldra zal een Christelijk kerkgenootschap die naam aannemen en zal het een eretitel worden.
Toen George Fox een ’’Quaker” werd genoemd was het een vreemde naam, men lachte erom, maar die godsmannen die hem volgden noemden zichzelf toen ook Quakers en zo verloor de naam zijn schande. Men noemde de volgelingen van Whitefield en Wesley Methodisten; ze namen de titel over en het werd een eerbiedige benaming. Toen velen van onze Doopsgezinde voorvaders naar Amerika gingen om een schuilplaats te zoeken meenden ze dat ze bij de Puriteinen een volmaakte rustplaats zouden hebben, maar de Puriteinse gewetensvrijheid betekende; ”het recht en de vrijheid om te denken zoals zij, maar geen tolerantie van andersdenkenden”. Zodra er onder hen een Doopsgezinde verscheen vervolgden de Puriteinen in Nieuw Engeland hem met even weinig gewetenswroeging als de Anglicaanse Kerk de Puriteinen.
Zo gauw er een Doopsgezinde was werd hij opgejaagd en voor zijn eigen christelijke broeders gebracht. Let wel, hij kreeg een boete, gevangenisstraf, verbeurdverklaring van goederen en ballingschap van de mensen die zelf vervolging geleden hadden. Waar het vuur het ergst gewoed heeft werden de Calvinistische leerstellingen onderwezen en werd de Doopsgezinde meer vastbesloten Doopsgezind dan waar dan ook, met de meeste zuiverheid en de minste droesem. Ook hebben we nooit de vaste greep op de oorspronkelijke leer, waarvoor onze voorvaders het water waarin zij doopten met bloed bevlekten, door geen van de verzoekingen en vervolgingen die over ons kwamen verloren, en dat zal nooit gebeuren.
De gehele kerk zal zelfs de reuk van het vuur niet aan zich hebben. Ik zie haar uit de oven komen. Ik zie haar de heuvel opgaan naar de blijvende heerlijkheid bij haar Heer’ en Meester, en de engelen kijken naar haar gewaad; het is niet gescheurd. Nee, de slagtanden van haar vijanden hebben er geen enkele scheur in kunnen aanbrengen. Ze komen dichter bij haar; ze bekijken haar golvende krullen, ze zijn niet aangetast door de hitte; ze bekijken haar voeten en hoewel ze over kolen gelopen heeft hebben ze geen blaren en haar ogen zijn niet verdroogd door het woeden van het zevenmaal heter gemaakte vuur. De vuren hebben haar schoner, zuiverder en heerlijker gemaakt, maar ze is niet beschadigd en dat kan ook niet. Laten we ons nu richten op de individuele Christen en bedenk wel dat de belofte voor iedere gelovige even onbeweeglijk vaststaat.
Christen, als u waarlijk een kind van God bent kunnen de beproevingen u niet vernietigen; en wat nog heerlijker is, u kunt er niets door verliezen. Nü mag het lijken dat u verliest, maar wanneer de rekening is opgemaakt zult u bemerken dat u door alle verleidingen der wereld en alle aanvallen van de duivel die u te verduren had geen cent verloren hebt. Nee, wonderlijk genoeg zult u de winnaar zijn. Uw beproevingen, die geduld en bevinding bewerkt hebben, zullen u rijk maken. Uw aanvechtingen, die u uw zwakheid getoond hebben en u hebben laten zien waar uw kracht ligt, zullen u sterk maken.
Daar is een broeder die ramp op ramp overkomen is: alles loopt hem tegen. Hij is een oprecht, eerlijk en onvermoeibaar koopman en toch, hij mag doen wat hij wil, maar zijn vermogen smelt als sneeuw voor de zon. Het schijnt dat voor elk van zijn schepen de wind de verkeerde kant op blaast en dat waar anderen aan een onderneming winnen hij er alles aan verliest. Elke dag ziet hij nieuwe moeilijkheden komen en vraagt zich af waar het alles op uit zal lopen. Toen ik sprak overlopen door het vuur, zei hij: ”Och! Dat is wat ik gedaan heb; de laatste maanden ben ik er doorheen gegaan en alleen God en mijn ziel weten hoe heet de oven is.” Broeder, laat deze tekst eens tot u doordringen: ’’Wanneer gij door het vuur zult gaan zult gij niet verbranden.”
Wanneer uw zorgen voorbij zullen zijn zult u er zélf nog zijn en wat meer is, ”de vlam zal u niet aansteken”. Wanneer uw zaak opgeheven wordt bent u nog geen verliezer. U denkt dat u uw vermogen kwijt bent, maar u zult ontdekken wanneer u de Schrift leest dat u alleen maar schaduwen verloren hebt. Uw ’vermogen’ is altijd veilig geweest, omdat het bewaard werd door Christus. Ten slotte zult u ontdekken dat uw beproevingen de beste dingen waren die u overkomen konden. De dag komt dat u met David zult zeggen: ”lk zal van goedertierenheid en recht zingen.” ”Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord.”
Of misschien is er een jonge vrouw, en het geval dat ik u zal schilderen komt helaas maar al te vaak voor, die de Heiland liefheeft. U bent arm en moet uw brood verdienen met de armzaligste van alle middelen. Wanneer de zon ’s morgens opgaat ziet hij u met die naald in uw hand hemden en doodsklederen naaien; de hele dag hebt u nauwelijks tijd om te eten en ’s avonds, als uw vingers vermoeid zijn en uw ogen slaperig zijn moet u zich van slaap onthouden omdat uw loon zo karig is dat u er ternauwernood van kunt leven. We kennen er honderden van haar klasse die voortdurend ons medelijden opwekken omdat ze zo hard moeten werken voor zo weinig geld. Misschien is uw moeder gestorven en geeft uw vader niets om u; hij is een dronkaard en u zou misschien bedroefd zijn als u hem op straat tegenkwam.
U hebt geen helper, geen vrienden. U wilt het aan niemand vertellen; u zou niet graag iets aannemen wat uit liefdadigheid gegeven wordt; u vindt van alle dingen de verzoekingen het moeilijkst. Het pad naar de weg van de overvloed en het genot lijkt zeer nabij te zijn. Maar u heeft ”Nee, nee!” gezegd, de verleiding verafschuwd en stand gehouden; en ik weet dat enkelen van u jaar na jaar met verzoekingen hebben geworsteld en met moeite op de been bleven, terwijl u soms bijna van honger omkwam, maar u wilde die zonde tegen God niet begaan.
Zuster, ik smeek u, laat u bemoedigen door de Schrift opdat u gesterkt mag worden voor de toekomstige strijd. U bent door vuren gegaan. Maar u bent er nog niet door verteerd en, God zij geloofd, de reuk des vuurs is zelfs niet door uw klederen gegaan. Houd vol, zuster, houd vol door al uw droefheid en alle bitterheid, die zwaar genoeg is om uw geest te verbrijzelen, heen; houd vol, want de Meester ziet u. Hij zal u bemoedigen en sterken en u er tenslotte als meer dan overwinnaar doorheen brengen.
Hoe wreed zijn wereldlijke jonge mensen soms tegen christelijke jonge mensen! Wreed, want wanneer er tien wereldlingen en maar één christen zijn, wordt het als deugdzaam beschouwd dat de tien die éne aanvallen. Tien grote, stevige kerels vinden het soms een leuk spelletje om een jongetje van vijftien jaar naar elkaar toe te duwen en hem voor de gek te houden en te bespotten. Men zegt dat er zelfs onder dieven deugd is, maar er schijnt geen enkele deugd te zijn onder wereldlingen wanneer ze een jonge christen te pakken krijgen. Wel, jongeman, u hebt het verdragen; u hebt, hoewel uw hart brandde binnenin u, gezegd: ”Ik zal mijn mond houden en geen woord zeggen,”en terwijl u zo peinsde brandde het vuur.
Onthoud dat het aambeeld niet breekt, zelfs niet als u er steeds op blijft slaan, maar dat het alle hamers breekt. Doe hetzelfde. Houd maar vol, deze vlammen zullen u niet verteren. Als het vuur uw vroomheid zou verbranden zou dat alleen maar bewijzen dat uw vroomheid niets waard was. Als u niet tegen wat grapjes en bespottingen kunt bent u niet samengevoegd in de woning van God die Hij brandvrij heeft gemaakt. Houd moed en u zult op den duur zien dat dit moeilijke lot en deze zware kastijding u zeer goed hebben gedaan en een beter mens van u gemaakt hebben dan u ooit zou zijn geworden wanneer u werd vertroeteld in de schoot van de vroomheid en u zich buiten de strijd had gehouden. In later jaren is uw hoge en uitstekende positie misschien te danken aan de strenge en harde tuchtiging die u moest ondergaan in vroeger dagen. ”Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt.”
Of misschien spreek ik tegen iemand die tegenstand heeft ondervonden van zijn eigen goddeloze familie. Denk aan de woorden die Jezus sprak: ”Ik ben gekomen om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken is? Want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie.” Misschien heeft uw vader u bedreigd of, wat nog bitterder is, heeft uw man gedreigd u te zullen verwerpen. Nu loopt u werkelijk door het vuur. Hij scheldt op uw godsvrucht, bespot alles wat u liefheeft en doet zijn best om uw hart met wreedheid te breken. Lieve zuster in Christus, het vuur zal u niet verbranden. Als de genade in uw hart woont kan de duivel het niet uitdrijven en uw man nog minder.
Als de Heere u door Zijn genade geroepen heeft kunnen alle mensen op aarde en alle duivelen der hel die roeping niet ongedaan maken en aan het einde zult u bemerken dat u geen enkel verlies geleden hebt, de vlam heeft u niet aangestoken. U zult door het vuur gaan en er God voor loven. Vanaf uw sterfbed, maar in elk geval door de poorten van het Paradijs zult u terugkijken op het donkere pad en zeggen: ”Het was mij goed, het was mij goed dat kruis te moeten dragen, om nu deze kroon te mogen dragen.”