En ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst van het veld verveelvuldigen; opdat gij de smaadheid van de honger niet meer ontvangt onder de Heidenen. Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet goed waren; en gij zult een walging van uzelf hebben over uw ongerechtigheden en uw gruwelen? Ezech: 36:30-31
De dag van betoonde genade zal de dag zijn van hartgrondig berouw. “Dan.” Als God u overlaadt met weldaden, dan zult gij een walging hebben van uzelf.
De Heere spreekt als machthebbende, volkomen in staat om zijn wil te werken in het menselijk hart: “Dan zult gij,” enz.
Zijn werkingen van de genade leiden, naar de aard van de dingen tot het doel; dat Hij zich voorstelt. Hij verklaart, dat Hij wil overwinnen door liefde, –een liefde zo wondervol, dat zij, die er het voorwerp van zijn, zich moeten onderwerpen aan haar macht en hun leven en hun gedrag er door veranderd moeten worden.
Door de bewustheid van de goddelijke liefde wordt berouw gewerkt in het hart.
Hierdoor wordt het berouw in het ware licht gesteld en worden wij geholpen om een menigte vergissingen weg te nemen, die dit onderwerp in duisternis hebben gehuld. Velen worden door deze zaak verkeerd te begrijpen van Christus teruggehouden en van de hoop. Zij hebben
I. Verkeerde begrippen omtrent berouw.
Zij verwarren het met:
1. Ziekelijke zelfbeschuldiging, die de vrucht is van slechte spijsvertering, droefgeestigheid of waanzin. Dit is een ziekte van de geest, maar geen genade van de Geest. Een dokter vermag hier meer dan een leraar.
2. Ongeloof, vertwijfeling, wanhoop, die niet eens een hulp zijn voor berouw, maar veeleer strekken tot verharding van het hart.
3. Vrees voor de hel en bewustheid van toorn; die zelfs door duivelen gevoeld kan worden, zonder heil evenwel tot berouw te brengen. Dit kan wel enigermate samengaan met berouw, doch maakt er geen deel van uit.
4. Verzoekingen van Satan. Deze zijn volstrekt niet als berouw, dat een vrucht van de Geest is.
5. Een volkomen kennis van de schuld van de zonde; die zelfs vergevorderde heiligen nog niet verkregen hebben.
6. Algeheel nalaten van alle zonde, —iets waarnaar men hartelijk en vurig moet verlangen, maar dat geenszins opgesloten ligt in berouw.
Het is een haten van het kwade, een gevoel van schaante, een verlangen om zonde na te laten, gewrocht door het besef van de goddelijke liefde.
II. Verkeerde begrippen omtrent de plaats, die het berouw inneemt.
1. Door sommigen wordt het beschouwd als een genade teweegbrengende oorzaak, alsof het berouw vergeving van zonde verdiende: een ernstige dwaling!
2. Door anderen wordt het ten onrechte beschouwd als een toebereiding tot genade; een goedheid in de mens, die het fundament legt voor genade, een halverwege tegemoet komen van God; dit is een dodelijke dwaling.
3. Het wordt behandeld als een soort van bekwaammaking tot geloof, ja zelfs de grond van geloof; dit alles is wettig en in tegenspraak met de zuivere waarheid van het evangelie.
4. Anderen behandelen het als reden voor gemoedsvrede. Zij hebben zo’n diep berouw gehad, en nu moet alles wel in orde zijn. Dit is ons vertrouwen op een vals fundament te bouwen. Berouw gaat samen met geloof en is een kostelijke gave van Gods Geest.
III. Verkeerde begripeen omtrent de wijze waarop het is teweeggebracht in het hart.
Het wordt niet teweeggebracht door een bepaalde en onmiddelijke poging tot berouw.
Noch door sterke opwinding in opwekkingsmeetings.
Noch door het peinzen over de zonde, de dood, de hel, enz.
Maar de God van alle genade brengt het teweeg.
1. Door zijn vrije genade, die door haar werking het hart vernieuwt (Ezech. 36:26).
2. Door zijn grote genade tot ons hart te brengen.
3. Door ons nieuwe genade te doen ontvangen (Ezech. 36:28–30).
4. Door zich zelf en zijn methode van genade te openbaren (Ezech. 36:32).
Elke evangelie–waarheid dringt de onwedergeborene tot berouw.
Uitverkiezing, verlossing, aanneming, eeuwige liefde, enz. zijn alle argumenten, die walging veroorzaken van iedere boze weg.
Elk Evangelie–voorrecht doet ons walgen van de zonde: gebed, dankzegging, het lezen van de Schrift, de gemeenschap van de heiligen, de tafel van de Heere, enz.
Elke evangelie–hoop reinigt ons van zonde: of het een hoop is op meer genade in deze wereld, of op de heerlijkheid in de toekomende.
O dat wij de aanraking van de liefde mochten gevoelen en mochten wenen, omdat wij onze Heere smarte hebben aangedaan! Dit zou wraak in ons werken tegen al onze zonden en er ons toe brengen om ons geheel en al onze heilige Heere toe te wijden.