Ik zal u doen bewonen, als in uw vorige tijden, ja ik zal het beter maken dan in uw beginselen: en gij zult weten, dat ik de Heere ben. Ezech. 36:11
Als andere naties vallen, is er voor haar geen opstaan meer, maar voor het verbondsvolk blijft nog een toekomst.
Zelfs op het land, dat door het verbond geschonken werd, rust een onvervreemdbare zegen, want deze woorden zijn gericht tot de “bergen Israels.”
Voor geveinsden en formalisten zal een einde komen; maar de ware kinderen Gods, zullen na afval en afwijking wederom opgericht worden. Gelijk de profeet zegt: “Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik weer opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal mij de Heere een licht zijn:” (Micha 7:8).
Aan afgedwaalden, die wedergekeerd zijn, kan een nog grotere zegen geschonken worden, dan die, welke zij verloren hebben. De tekst bevat een grote belofte. Mochten wij er van kunnen genieten!
I. Wat was er zo goed in onze beginselen?
Gelijk Israels land in de beginne overvloeide van melk en honing, zo was er ook in onze eerste staat een zeer bijzondere rijkdom.
1. Wij genoten van een levendig besef van vrije en volkomen vergeving.
2. Wij hadden een kostelijk bewijs van blijdschap van de ware godsdienst.
3. Wij hebben herhaaldelijk getriomfeerd over zondige neigingen en uitwendige verzoekingen en dit heeft ons doen juichen in Christus.
4. Wij proefden een innig genot in het gebed, in het Woord, in de gemeenschap met de Heere, enz.
5. Wij waren overvloedig in ijver en arbeid en de blijdschap van de Heere was onze sterkte.
6. Wij waren in de staat van onze eerste liefde en voor onze ootmoedige, gelukkige geest was alles even levendig, innig, hoopvol en wondervol. Wij waren eenvoudig en vertrouwend en wij hadden de onvolkomenheden van onze broeders nog niet ontdekt, daar wij te nederig waren om er naar te zoeken. Indien wij in de plaats van dat vertrouwen achterdocht hebben opgevat, dan hebben wij daar niet veel mee gewonnen.
Wij lezen van “de vorige wegen Davids,” (2 Kron. 17:3). Er wordt ons bevolen “de eerste werken” te doen. (Openb. 2:5).
II. Kunnen wij iets beters hebben dan onze beginselen geweest zijn?
Ongetwijfeld, indien de Heere deze belofte wil vervullen; en dat zal Hij gewis doen, zo wij dichter achter hem aan wandelen.
1. Ons geloof zal krachtiger, standvastiger en verstandiger zijn.
2. Onze kennis zal dieper en volkomener zijn.
3. Onze liefde zal standvastiger, meer practisch en meer duurzaam zijn.
4. Onze werkzaamheid zal uitgebreider zijn.
5. Ons gebed zal meer overmogend zijn.
6. Heel ons innerlijk zijn zal tot groter rijpheid komen. Wij moeten voortgaan en lichten tot de volle dag toe. (Spr. 4:18). Wasdom in genade brengt veel kostelijke zaken met zich.
III. Hoe kunnen wij dat betere voor ons verzekeren?
Er moet in onze ziel een wederoprichting plaats hebben van onze vorige staat en dan zal ook door de daad van God een vernieuwde staat in ons geboren worden.
1. Wij moeten terug keren tot ons eerst eenvoudig geloof in Jezus.
2. Wij moeten de zonden nalaten, die ons van God hebben vervreemd.
3. Wij moeten oprecht zijn, “mensen uit een stuk.”
4. Wij moeten inniger gemeenschap zoeken met Jezus.
5. Wij moeten vastberadener streven naar meer vooruitgang in hemelse zaken.
Bewonder de mildheid van onze God! Hij belooft meer voor ons te zullen doen dan bij ons begin. Wat kan Hij meer doen? Zie de standvastigheid van zijn liefde–hoe Hij de oude staat herstelt en bevestigt. Verbondserfenissen zijn door de onveranderlijke genade van God de erfgenamen voor eeuwig verzekerd. Merk op, met wat tederheid Hij ons uitnodigt om weer te keren tot zijn gemeenschap! Hij trekt ons, Hij lokt ons, Hij wint ons door de grootheid van zijn liefde! Laat ons dan in de kracht van zijn Heilige Geest tot Hem terugkeren!