Want Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Psalm 91:11
Het onderwerp van vanmorgen was het strijken van het bloed van het paaslam aan de bovendorpel en de beide zijposten van de huizen van het volk Israël in Egypte. Zodra dat gedaan was en het lam gegeten, moesten ze op weg naar Kanaän. Ze wisten dat ze moesten gaan en ze waren erop voorbereid. Ze hadden hun lendenen opgeschort en iedereen had zijn staf in zijn hand en zijn schoenen aan zijn voeten. Na zo lange tijd gevangen gezeten te hebben, werden ze nu bevrijd om pelgrim te worden op weg naar het land dat de Heere hun God hun vaderen had gegeven.
Wij die in de Heere Jezus Christus geloven bevinden ons in een vergelijkbare situatie, want de Heere heeft ons ook verlost en we mogen het nieuwe lied zingen: ‘Hij heeft ons uit het diensthuis uitgeleid en door een sterke hand en door een uitgestrekte arm heeft Hij ons bevrijd.’ En nu zijn we pelgrims en vreemdelingen op deze wereld, want we zijn op weg naar een beter land dan het aardse Kanaän – een land vloeiend van iets wat rijker is dan melk en honing en waar voor een ieder van de verlosten een eeuwig en overvloedig deel is bereid.
We haasten ons door deze grote woestijn naar het land waar de Heere ons zeker op Zijn tijd zal brengen. Onze tekst bevat een belofte voor de pelgrims. Hij volgt heel toepasselijk op de tekst van vanmorgen: ‘Dat bloed zal u tot een teken zijn.’ U bent op weg naar de hemel. U bent de smalle weg opgegaan door Christus, Die de deur is aan het begin van de weg. En nu vraagt u zich af hoe u vooruit kunt komen terwijl u op weg bent en of u in de juiste weg bewaard zult worden om zo tot het einde toe te volharden. Deze belofte komt tot u als een bemoediging uit het hart: ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
1. Mijn eerste opmerking is eerder impliciet in de tekst vervat dan dat ze er direct uit voortvloeit. Er zijn wegen die niet in deze belofte inbegrepen zijn omdat het niet onze wegen zijn noch Gods wegen. Het zijn echter wegen waartoe we door de duivel verleid kunnen worden en die we angstvallig dienen te mijden.
U weet wel hoe de duivel, toen hij deze tekst voor onze Heere aanhaalde, er het laatste stuk uitliet: ‘Dat zij u bewaren in al uw wegen’, omdat het niet in zijn bedoeling lag die voorwaarde te noemen. Wij zullen echter juist beginnen met de woorden die de duivel wegliet, aangezien het feit dat hij ze wegliet erop lijkt te wijzen hoe belangrijk ze zijn om de tekst goed te begrijpen. Christen, als u op de koninklijke weg blijft, zult u veilig zijn. Er zijn helaas ook zijstraten en slingerweggetjes die u niet moet nemen. Als u die toch neemt, doet u dat op eigen risico. Wie op de koninklijke weg reist, bevindt zich onder de bescherming van de Koning. Wie een zijstraat neemt, moet zichzelf beschermen. De mogelijkheid bestaat dan dat men rovers tegenkomt, waardoor men de dag zal berouwen dat men zich ter rechter- of ter linkerzijde wendde.
Allereerst moeten we erop letten dat we nooit in de weg van de aanmatiging gaan. Dat is precies wat satan Christus wilde laten doen. ‘Werp Uzelf nederwaarts’, sprak hij, ‘want er is geschreven dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal dat zij U bewaren zullen.’ Deze verzoeking tot aanmatiging is helemaal niet ongewoon. Ik heb het van de lippen van mensen gehoord die duidelijk geen kinderen van God waren. Anders hadden ze de verzoeking weerstaan en waren ze er niet voor bezweken. Ze dachten: ‘Nou, we zijn toch Gods kinderen? Dus dan mogen we doen wat we willen. We zijn behouden en daarom leven we zoals dat ons behaagt.’ Dat is een verschrikkelijke gevolgtrekking van wat voor anderen een kostbare waarheid kan zijn.
Geliefden, pas op dat u de duivel niet verzoekt om u te verzoeken! Pas er ook voor op dat u de Heere uw God niet verzoekt, zoals sommigen dit doen die zich in slecht gezelschap of op dubieuze wegen wagen onder de misvatting dat ze zo voorzichtig zijn dat ze niet verrast zullen worden, wat misschien anderen wel overkomt. Zij zijn zo verstandig en daarnaast zo ervaren dat zij mogen gaan waar jongeren niet moeten komen en zij kunnen heel veel dingen doen waar minder ervaren christenen beter vandaan kunnen blijven. Waar u denkt volkomen veilig te zijn, daar bent u vaak het meest in gevaar. Paarden vallen vaak juist aan de voet van de heuvel, als de berijder het niet meer nodig vindt om ze nog langer in te tomen . Als u zo dom bent om te zeggen: ‘Ik ben nu buiten het bereik van de verzoeking’, dan zit u er middenin. Als u denkt dat u niet verzocht wordt, wordt u juist het meest verzocht door de gedachte dat u niet verzocht wordt.
Geliefden, pas op voor aanmatiging! Sommigen zijn zo bevoorrecht door de Voorzienigheid, waren zo voorspoedig in alles wat zij ondernomen hebben, dat ze meenden dat ze wel zoveel konden speculeren als ze wilden. En dan op het laatst – welnu, ze hadden een zeer twijfelachtige reputatie aan het eind van hun leven. Ze hebben eenmaal gedaan wat ze nooit hadden moeten doen. En omdat het lukte, werden ze verzocht om het steeds weer opnieuw te doen. Ik smeek u echter om niet uit het slagen van een foute daad af te leiden dat God wil dat u het nog een keer doet. Zeg liever: ‘God was me zeer genadig door me die keer niet te straffen, maar ik wil nooit meer zo’n risico lopen.’
Ik geloof niet dat Jona, nadat hij eenmaal in de zee gegooid en door de walvis op het strand geworpen was, ooit wilde dat hij weer in de zee geworpen zou worden. Hij was er misschien niet zo zeker van dat er nog eens een walvis langs zou komen om hem aan land te brengen. Als u eens wonderlijk uit de diepte gered bent, plaats uzelf dan niet weer in zo’n positie. Als u dat toch doet, kan het wel eens zijn dat de volgende grote vis geen walvis is maar een haai en dat u in plaats van aan land gebracht te worden vernietigd wordt. Kort gezegd, pas op voor de weg van de aanmatiging, want God heeft niet beloofd u daar te bewaren.
Verder, geliefden, hoeft u nauwelijks gezegd te worden dat u er niet op moet rekenen bewaard te worden als u in zondige wegengaat. Ik ga ervan uit dat u zich wacht voor de grofste zonden waar anderen bloot aan staan en dat u daarin niet zult vallen, maar er bestaat ook zoiets als stukje bij beetje vallen. Let op de kleine zonden, zeg ik. Een mens vervalt nooit in één keer tot grote, vuile, vleselijke zonden. Het gaat gewoonlijk via een lange reeks onbeduidende vrijheden waardoor hij dat vreselijke einde bereikt. Eerst is hij onbehoorlijk, vervolgens aanstootgevend en ten slotte misdadig. O, blijf toch uit de buurt van het begin van het kwaad. Als u erbij vandaan blijft, gaat u ook niet verder. Maar als u er een klein beetje in glijdt, zult u erachter komen dat deze wereld zo’n glibberige plek is dat u zeker zult vallen, en daarbij ook nog eens vreselijk vallen.
Ik neem aan dat geen christen oneerlijk in zijn bedrijf zou willen zijn. Toch weet u dat het erg gemakkelijk is om iets fouts te doen omdat het ‘een onderdeel van het vak’ is. ‘Ze doen hier een kaartje aan van 100 meter, hoewel het slechts 90 meter is. Maar als ik er 90 meter op zet, kan ik het niet verkopen. Bovendien, in de volgende winkel staat er wellicht 110 meter op, dus ik moet op die van mij iets meer zetten dan het eigenlijk is.’ Als u dat doet, vergeet dan niet dat u een dief bent. Hoewel het misschien een onderdeel van het vak is, bent u toch een leugenaar als u zich eraan aanpast.
Verwacht maar niet dat God u dan in uw zaak zal zegenen. Denkt u dat God op de oordeelsdag tot de mensen zal zeggen: ‘U bent onschuldig, want dat bedrog was slechts een onderdeel van het vak’? In geen geval, want wat geeft de Heere om wat u gewoon vindt in uw vak? Doe het goede, met alle risico’s van dien. Als u het kwade doet, dan doet u dit voor eigen risico, want God belooft niet dat Hij u in zo’n weg zal bewaren.
Ik hoef hierover niet verder uit te weiden want u weet dit net zo goed als ik. Pas het daarom toe op uw eigen situatie. Christen, blijf toch uit de buurt van iedere zondige weg! Moge Gods genade u ervoor behoeden in de Weide met het Bijpad af te dwalen! Wie belijdt christen te zijn, moet er niet op rekenen dat Gods engelen hem zullen bewaren als hij de weg van de wereldgelijkvormigheid
kiest. Er zijn honderden, ik ben bang van wel duizenden, kerkmensen die wel zeggen dat zij tot het volk van God behoren, maar die toch geheel gelijkvormig aan de wereld blijken te leven. Zij kennen maar één doel: geld verdienen en er persoonlijk beter van worden, wat ook het doel van de goddelozen is. Het Koninkrijk van Christus, de behoeften van Zijn Kerk en de noden van zielen die verloren gaan hebben slechts een kleine plek in hun hart. Ze denken alleen maar aan zichzelf. Ze proberen het echter te verdoezelen onder het voorwendsel van voor hun gezin te zorgen. ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden’ is een tekst die we aan alle kerkmensen in heel London en over de hele wereld moeten verkondigen.
Er is ook de weg van de trots die velen bewandelen. Ze moeten zo nodig ‘respectabel’ zijn; ze moeten zich zo nodig in de hogere kringen bewegen – en bij alles gaat het om het uiterlijk vertoon. Groot te zijn, beroemd te zijn, hooggeacht te worden, een goede reputatie hoog te houden, daar leven ze voor. En er zijn er die hierin op een soort van christelijke manier veel bereiken. Ze laten zien dat ze een ‘hoger leven’ hebben bereikt dan voor gewone christenen ooit mogelijk is.
Ik sta helemaal niet zo te springen om daar te komen, want ik geloof niet dat er een hoger leven op aarde is dan het leven met God, dat aan een ieder gegeven wordt die in de Heere Jezus Christus gelooft. Het hoogste leven waar ik naar streef is om als Jezus Christus te leven en als Hem te wandelen. Dat is de nederigste vorm van leven waarmee alle christenen tevreden zouden moeten zijn. Fijne kleren maken ons nog geen goede mensen.
Er is ook de weg van eigenzinnigheid waarvan ik weet dat sommigen die bewandelen. Het is zeer triest om te zien dat mensen van wie we hoge verwachtingen hebben, blijkbaar zonder enige reden van plaats veranderen. Het ging zo goed met hen, maar toch gaan ze ervan door, want niets is goed genoeg. Sommigen lijken getroffen door een soort van blijvende onrust. Ze zijn als rollende stenen waar geen mos op kan groeien. Ze gaan van de ene baan naar de andere, niet omdat dat voor hen nodig is maar gewoon omdat ze niet stil kunnen blijven zitten. Ze gaan weg van haard en huis en handelen vaak in strijd met de orde van Gods voorzienigheid.
Pas op voor de geest van eigenzinnigheid! We kunnen misschien zo koppig in ons hoofd worden dat we daar ook moeten lijden. Het is vaak verstandig om het oude gezegde niet te vergeten: de nacht is een goede raadsman. Wie er niet een nachtje over slaapt, moet er misschien later over huilen. Bezint eer gij begint. Volg altijd de wolk van Gods voorzienigheid; ga er niet voor lopen. Want als u ervoor loopt, komt u er misschien achter dat het bijna onmogelijk is om weer terug te keren. Velen hebben dit door schade en schande geleerd en hebben daardoor natuurlijk ook geen zegen ontvangen.
Een andere weg die een christen niet dient te betreden, is de weg van de dwaalleer. Ik ken enkele belijdende leden die zodra er een nieuwe ketterij de kop op steekt, iets van willen meenemen. Ik moet toegeven dat ik nooit een neiging in die richting gehad heb. Ik geloof niet dat iemand die een apotheek binnenstapt, tegen de apotheker zou zeggen: ‘Ik heb gehoord dat er iemand in Norwood is overleden doordat hij dat en dat gif ingenomen heeft. Ik zou het ook graag willen proeven.’ U zou hem niet vragen zijn grote flessen van de plank te halen om u alle soorten dodelijk gif die hij in voorraad had te laten proeven. ‘O nee’, zegt u, ‘wij zijn bij ons volle verstand. We zouden zoiets doms nooit doen.’ Toch ken ik mensen die, zodra er een leer is waarvan men beweert dat die vals is, zeggen: ‘Daar moeten we eens goed naar kijken. We moeten het eens even proeven.’ Ze zijn pas tevreden als ze gif proeven.
Er komt een periode in het leven waarin een christen het bevel van Paulus aan de Thessalonicenzen dient op te volgen: ‘Beproeft alle dingen’, maar laat hem dat dan zo snel mogelijk doen. En laat hem dan daarna naar het tweede deel van het bevel gaan: ‘Behoudt het goede.’ Behoud nooit iets tenzij u hebt beproefd dat het goed is. Blijf het echter niet voortdurend beproeven. Er zijn dingen die niet beproefd hoeven worden; die dragen hun merkteken op hun voorhoofd. Maar andere moeten beproefd worden. Dus, na erachter gekomen te zijn dat de goede dingen goed zijn en de ware dingen waar, behoud ze dan en keer u er niet van af.
Om de zes weken of zo wordt er weer een nieuwe leer verkondigd; soms wordt er een nieuwe sekte opgericht. Dat komt gewoon omdat er weer iemand daarboven in zijn studeerkamer zit die heel veel last heeft van zijn gal of van een slechte spijsvertering. Hij is er nooit op uitgetrokken om zielen te winnen. Hij heeft ook nooit iets daadwerkelijk voor Christus gedaan. Maar hij is redacteur van een krant of hij schrijft artikelen voor een tijdschrift en met dat wonderlijke brein van hem, vol spinrag, denkt hij een nieuwe leer uit. Er zijn bepaalde mensen die altijd op zulke nieuwigheidjes zitten te wachten en die er onmiddellijk mee aan de haal gaan en ze overal verspreiden waar ze ook gaan. Deze dwaalleraars en hun volgelingen zijn de vloek van de tijd waarin we leven.
Ik smeek u, geliefden, om in de oude vertrouwde paden te blijven. Behoud datgene waarvan u weet dat het waar is. Verlaat de God van uw vader en de God van uw moeder niet. Klamp u als met stalen haken vast aan de waarheden waarin God u door Zijn Geest onderwezen heeft. Als u echter de weg van de dwaling opgaat, moet u niet op goddelijke bescherming rekenen.
2.Er zijn wegen waarin de veiligheid gegarandeerd is. Allereerst is er de weg van het eenvoudige geloof in de Heere Jezus Christus. U kent die weg, geliefden, dus wandel erin. Om zo niets te zijn en Christus alles – om uw eigen schuld te belijden en met Zijn gerechtigheid bekleed te worden! Blijf op die veilige weg, want het is de Koninklijke weg waarvan gezegd kan worden: ‘Er zal geen leeuw zijn, en geen verscheurend gedierte zal daarop komen, noch aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daarop wandelen.’
Vervolgens is er de weg van de gehoorzaamheid aan Gods geboden. Doe wat God u zegt zoals God het u zegt, en omdat God het u zegt, kan u geen kwaad overkomen. De Heere vertelde Mozes dat hij de slang waarvoor hij vluchtte bij de staart moest grijpen. Hij deed dat en werd niet gebeten. De slang verstijfde tot een wonderdoende staf. Gehoorzaam de Heere in alle dingen. Let op de tittels en de jota’s, want zo wie een van deze minste van Gods geboden zal ontbonden, ‘en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie ze zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen.’ Ach, om zo de voetstappen van de Heere Jezus Christus te drukken, stap voor stap, en Hem zo op de voet te volgen! Het is in dergelijke wegen dat ons engelenbescherming verleend zal worden.
Er is ook de weg van het kinderlijke vertrouwen op Gods leiding. Zalig is die man die altijd zijn hoop op God vestigt om te weten wat hij moet doen, die de Heere altijd vraagt om hem te leiden en die niet op zijn eigen verstand durft te vertrouwen. Let op de voorzienige leiding van de Heere; wacht op Gods hulp. Het is veel beter om stil te staan dan om op de verkeerde weg te rennen. Neem even pauze, bid om leiding en beweeg u niet totdat u de stem van hem die achter u is hoort zeggen: ‘Dit is de weg, wandelt daarin.’ In een dergelijke weg zullen de engelen u zeker beschermen.
Eveneens is er de weg van het strikte principe en de onbuigzame integriteit. Het reizen langs die weg brengt vaak heel wat verlies, kruisen en verwijten met zich mee en soms lijkt het zelfs uw dienstbaarheid teniet te doen. Maar ik draag u op, jongemannen in het bijzonder, om nooit één principe dat u zegt te hebben geweld aan te doen. Ik geloof dat het tot blijvende zegen voor sommigen die ik ken is geweest dat ze geweigerd hebben om hun zeilen naar de wind te zetten, zelfs niet in de geringste mate, om zo anderen tevreden te stellen. Doe hetzelfde. Wees eerlijk en niet bang. Houd vast aan een zaak die de mensen minachten als u gelooft dat het een goede zaak is. Doe dit des te meer met liefde, juist omdat de mensen het minachten. Vraag niet om iets wat geld oplevert, geef niets om de glimlach van vleiers. Volhard in de waarheid, zelfs als de weg erg moeilijk wordt. Op de lange duur zal het u altijd winst opleveren. Klem u aan de waarheid vast en win haar voor u in. Dan hoeft u zich geen zorgen te maken over de afkeurende blikken van de hele wereld. De weg van het principe is een veilige weg. Gods engelen zullen u bewaren als u op die weg blijft.
En geliefden, ik weet vrijwel zeker dat de weg van de toegewijde dienst tot Gods eer nog een van deze veilige wegen is. Het is goed als iemand zegt: ‘Ik kies mijn weg volgens deze regel: hoe kan ik mijn God het beste dienen? Na nagegaan te hebben of er niet een of ander principe bij betrokken is en na ontdekt te hebben dat ik een weloverwogen keus moet maken tussen dit of dat, zeg ik tegen mezelf: ‘Op welke manier mag ik het nuttigst zijn? Met welke levenswandel kan ik het best God verheerlijken?” Dat is de weg naar de hemel, christen, de weg waarin uw Meester het meest door u verheerlijkt wordt. En als u in die weg wandelt, kunt u ervan op aan dat u door Zijn soevereine macht beschermd zal worden.
En tot slot is er ook nog de weg van het verlaten van de wereld en het met God wandelen. Er is geen mens die ooit blijvend letsel heeft ondervonden door zich van de weg van de goddelozen afzijdig te houden en aan de andere kant is er geen mens voor wie een hechte en innige gemeenschap met God geen winst heeft opgeleverd. ‘Henoch wandelde met God’, en hij ontkwam niet alleen aan de pijnen van de dood maar verkreeg ook het getuigenis dat ‘hij Gode behaagde.’
Christenen, zouden er niet meer van ons deze gezegende weg kunnen kiezen en er onafgebroken in wandelen? We zouden daardoor de vervulling van de belofte van onze tekst in haar diepste betekenis ontvangen: ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.’
3. Deze rechte wegen leiden ons naar verschillende situaties. Soms leidt de rechte weg ons in steenachtige plaatsen, in zeer moeilijke omstandigheden. Toch is er dan de belofte om die nood te vervullen: ‘Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.’ Ook al is een weg moeilijk, hij is er niet minder recht om. We kunnen er vaak des te zekerder van zijn dat het de rechte weg is omdat hij zo onaangenaam is voor ons vlees en bloed.
Soms kan de rechte weg vreselijk zijn door de verzoeking. Als uw weg van alle kanten aangevallen wordt, denk dan daarom niet dat het de verkeerde weg is, want de psalmist zegt verder: ‘Op de felle leeuw en de adder zult gij treden.’ Leeuwen en adders zullen naar u toe komen, verleidingen zullen proberen u te verslinden zelfs wanneer u in de rechte weg gaat. Toch hebt u de belofte ontvangen dat u, zolang u zich op de rechte weg bevindt, de overhand over de leeuw en de adder zult krijgen. De verzoeking is misschien zo raadselachtig van aard dat u haar niet kan vatten. Ze kan op een draak lijken, maar als dat zo is, put hier dan troost uit: ‘Gij zult de jonge leeuw en de draak vertreden.’
En vergeet niet, geliefden, dat zelfs als de weg niet steenachtig is en geen leeuw u aanvalt, u bewaard zult worden voor het gevaar van de rustige en de gemakkelijke wegen. U hebt altijd Gods bewaring en die van de engelen nodig. God zou immers Zijn engelen anders niet hebben bevolen om Zijn volk te beschermen in al hun wegen, als ze die bescherming niet in al hun wegen nodig hadden.
Sommigen van u kennen juist nu voorspoed in uw bedrijf, maar uw weg is niet veiliger dan de weg van de man die alles kwijtgeraakt is. Die van u is misschien niet zo veilig als de zijne. Aan u die een goede gezondheid geniet durf ik zeggen dat uw pad riskanter is dan het pad van degene die altijd iets mankeert. Tot u allen zeg ik: bid om engelenbescherming. Bid de Heere om u te blijven beschermen met Zijn hemelse heerlegers. Anders zult u zich in veel van uw wegen, of die nu moeilijk zijn of rustig, ernstig bezeren.
4. Zolang de gelovigen in alle rechte wegen wandelen, zijn zij veilig. Christen, als u uw geweten geen geweld hebt aangedaan, als u het pad van de gemeenschap met God niet hebt verlaten, denk er dan eens aan wat een geweldige voorrechten u ten deel vallen! Om te beginnen maakt God Zelf Zich zorgen om u. Hij beveelt Zijn engelen voor u te zorgen.
Toen Davids soldaten tegen zijn opstandige zoon Absalom ten strijde trokken, beval hij hun oversten nadrukkelijk om zachtkens met de jongeling te handelen ter wille van hem, maar hij gaf dat bevel tevergeefs. In een veel hogere mate beveelt God Zijn engelen om Zijn heiligen te beschermen en Hij geeft Zijn bevel niet tevergeefs. Dit is niet zomaar een algemeen gebod; het is meer een dwingend persoonlijk bevel dat God Zijn engelen oplegt. ‘Zorg voor Mijn kinderen; ze gaan in Mijn weg, de Koninklijke weg van de oprechtheid. Waak over hen en laat hen niet iets overkomen.’ God beveelt Zijn engelen dus persoonlijk om voor u te zorgen.
Vervolgens zijn er onzichtbare machten om u te beschermen. ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen.’ We hebben het soms over draken, maar we weten er niet veel van. We weten niet veel van engelen, maar we zijn er zeker van dat engelen draken kunnen overwinnen, want ze zijn opgewassen tegen de duivels. Als er onzichtbare verzoekingen op uw weg geplaatst worden, dan zullen er ook onzichtbare verdedigers zijn die ze terugdringen.
U hebt meer vrienden, arme christen, dan u beseft. Als u Gods strijd strijdt, hoort u misschien het geruis van engelenvleugels naast u, als uw oren daar op een goddelijke wijze voor geopend zijn. Als alle mensen u verlaten, kan God Zijn engelen zenden, hoewel u ze niet ziet, om u te versterken op de een of andere onzichtbare manier die ik niet goed kan uitleggen. ‘Ziet, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa’, de profeet die trouw aan zijn God durfde te zijn en Hem gelovig durfde te dienen. God zou eerder de hemel van al de engelenlegers, cherubs en serafs ontdoen dan toelaten dat een van Zijn kinderen die in Zijn wegen wandelt een nederlaag zou lijden. Hij beveelt al Zijn engelen om voor Zijn heiligen te zorgen en om hen te bewaren in al hun wegen.
En als er engelen aan onze kant staan, dan geldt dat ook voor alle zichtbare en onzichtbare dingen. Gelovigen, zelfs de stenen op het veld staan u bij en de beesten van het veld leven in vrede met u. Waar u ook gaat, er staan altijd vrienden klaar om u te helpen. Het moge zo zijn dat u vijanden hebt onder de goddelozen, maar hun wapens zullen u niet overwinnen. Waar er ook maar een gezant van God is, hetzij de wind of de storm, de bliksem of de hagel, het is uw vriend. De sterren in hun loop strijden voor u. De verschrikkelijke en ontzagwekkende machten die bij tijden de wereld schudden, zijn slechts het vlammende zwaard van uw Vader, getrokken om u te beschermen. Als we in Gods wegen wandelen, zingen we naar waarheid:
De God die in de hoge regeert
En donderslagen laat klinken wanneer Hem dat behaagt.
Die over de stormwolken rijdt En de zeeën in Zijn hand houdt
Die ontzagwekkende God is de onze,
Onze Vader en onze liefde.
Hij zal Zijn hemelse macht neerwaarts zenden
Om ons naar boven te dragen.
Zing dan, heiligen des Heeren, want alle dingen werken mede ten goede. ‘In blijdschap zult gij uittrekken, en met vrede voortgeleid worden; de bergen en heuvels zullen geschal maken met vrolijk gezang voor uw aangezicht, en alle bomen des velds zullen de handen samenklappen.’
Wat een heerlijke gedachte wordt er uitgedrukt door het woord ‘u’ in onze tekst! Het leert ons dat elk van de heiligen persoonlijk beschermd wordt. ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.’ God heeft een persoonlijke belangstelling voor elke reiziger op de rechte weg en beveelt Zijn engelen hem te bewaren.
Misschien zegt u wel: ‘Ik lees in deze tekst niet, dominee, dat het ook op mij slaat.’ Welnu, ik denk dat u dat wel moet doen. Als u het gebod ‘Gij zult niet stelen’ leest, denkt u dan dat dit op u slaat? ‘Jazeker!’ zegt u, ‘ik zou niet graag willen suggereren dat ik er niet mee bedoeld word. Ik zou niet graag vragen om van het gebod vrijgesteld te worden.’
Precies, geliefde broeder, probeer dan ook niet van de belofte vrijgesteld te worden. Als u er zeker van bent dat het gebod op u slaat, wees er dan ook zeker van, als kind van God, dat de belofte op u betrekking heeft. ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.’
Deze bescherming is niet alleen persoonlijk, maar ook onafgebroken. God beveelt zijn engelen ‘dat zij u bewaren in al uw wegen’: bij uw ups en bij uw downs, bij uw promotie en bij uw pensionering, wanneer u slaapt en wanneer u wakker bent, wanneer u alleen bent en wanneer u in gezelschap verkeert, als u moet preken en als u moet luisteren, als u moet dienen en als u moet lijden. U hebt altijd bescherming nodig, en u zult deze ook altijd krijgen, want de engelen is te verstaan gegeven ‘dat zij u bewaren in al uw wegen.’
En hoe mooi is het niet om erbij stil te staan dat deze bescherming eer met zich meebrengt. ‘Hij zal Zijn engelen aangaande ubevelen.’ Merk op dat Hij Zijn engelen beveelt – juist die engelen die voor Gods aangezicht staan en Hem zien, juist die engelen die de bodyguards van de Eeuwige zijn. ‘Hij zal Zijn engelen aangaande u bevelen.’
‘Let op’, zegt de Heere tot Gabriel, Michael, of hoe de engel ook mag heten, ‘ik beveel u goed voor dat arme meisje te zorgen, want zij is een dochter van Mij. Zorg voor die arme man daar, die door zo veel mensen veracht wordt, want hij is een prins van koninklijk bloed. Hij behoort Mij toe; hij is een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Jezus Christus.’ O, wat legt deze belofte een verbazingwekkende waardigheid op de minste en laagste van de volgelingen van het Lam!
Merk nog een laatste punt op, dat al deze voorrechten ons door Jezus Christus toekomen, want Christus is de mysterieuze ladder die Jakob zag. De engelen liepen over die wondere treden op en neer. Het verkeer tussen de gelovigen en de hemel wordt door de persoon van de Heere Jezus Christus in stand gehouden. O, wat geeft dit een vreugde! Als Christus de uwe is, dan zijn de engelen ook de uwe en alle overheden en machten in de hemel zullen zich er dan in verheugen om voor u te zorgen.
Als hier nu iemand is die straks terug moet naar een eenzame kamer, weet dan dat u daar niet alleen naartoe gaat. Uw vader en moeder wonen misschien ver weg op het platteland en sommigen van u, jonge mensen, voelen zich misschien behoorlijk eenzaam in Londen. Als u echter in de Heere Jezus Christus gelooft, bent u niet alleen, want de Heere van alle heilige engelen is met u en een ontelbare menigte van de hemelse heerlegers bevindt zich om u heen.
Put troost uit deze heerlijke waarheid. Gods onzichtbare engelenmacht, die u niet ziet of hoort, maar die toch zeer reëel en echt is, zal een kordon om u heen vormen om u te beschermen te midden van de verleidingen van deze grote stad. Als u slechts trouw aan Hem bent en in Zijn wegen blijft, zal niets u schaden tussen deze plaats en de hemel. Er mogen dan vele peilen op u afgevuurd worden, maar het grote schild van het geloof zal ze allemaal afwenden of ze voor altijd vernietigen. Veel verleidingen en beproevingen zullen uw lot zijn, maar toch zult u te midden van die alle bewaard blijven.
Ik hoorde afgelopen vrijdagavond een dominee van de Primitive Methodists een zeer sterke uitdrukking gebruiken toen hij beschreef wat iemand door het geloof in staat is te doen. Hij zei: ‘Een gelovige kan niet alleen een legioen duivels overwinnen maar hij zou, alleen door op God te vertrouwen, zich ook een doorgang door een steegje met duivels kunnen trappen.’
Sinds ik die uitspraak hoorde heb ik er steeds weer aan moeten denken, en ik ben er zeker van dat het waar is, want sommigen van ons hebben dit al moeten doen. Die duivels zijn grote lafaards. Dus als God eenmaal bezit van een mens neemt, hoeft hij niets te vrezen, al werd zelfs de hele hel op hem losgelaten. Eén slager is niet bang voor duizend schapen en één mens die God krachtig maakt kan alle machten van de hel verpletteren. Hij hoeft geen enkele levensbeproeving te vrezen, hoe die er ook uit mag zien. ‘Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?’
Er zijn nog twee of drie gedachten die ik ter afsluiting aan u wil voorleggen omdat ze het onthouden waard zijn. Ten eerste, geliefden, leren we uit deze tekst dat de laagste bezigheid samengaat met de hoogste blijdschap. De engelen zijn onze verzorgers, ‘zij zullen u op de handen dragen’, net als verzorgers kleine kinderen overeind houden die zelf nog niet kunnen lopen. Die engelen zien Gods aangezicht gedurig en leven in de volmaakte hemelse zaligheid, maar toch verwaardigen ze zich ertoe om dergelijke nederige taken te volbrengen.
Geliefden, wees in deze als de engelen. Onderwijs een klas kleuters op de zondagsschool en laat uw gezicht stralen met het licht van Gods aangezicht. Deel traktaatjes uit, ga de armen bezoeken, kijk om naar gevallen vrouwen of doe enig ander werk voor de Heere dat gedaan moet worden. Het maakt niet uit wat het is, als u maar niet vergeet dat de dienst des te eervoller is omdat die zo alledaags overkomt.
Nooit was Christus zo verheven, denk ik, dan toen Hij de voeten van Zijn discipelen ging wassen. We zullen zo ook zeker op Hem lijken als we ook bereid zijn hun voeten te wassen of enige andere nederige dienst te verlenen waar misschien behoefte aan is.
Dit is de volgende gedachte: aangezien engelen over ons waken, hoe opgewekt moeten wij dan niet over elkaar waken! Hoe blij dient u die meer gevorderd bent in het leven met God te waken over de jongeren van het huisgezin des Heeren! Als God u iets van de vreugde laat ervaren die de engelen hebben over zondaren die zich bekeren, let er dan op dat u iets van de zorg overneemt die de engelen koesteren voor hen die in Gods wegen wandelen.
Wat kan ik, als predikant van deze grote gemeente, met mijn ambtsbroeder en al de ouderlingen, allemaal doen om over vijfduizend van u te waken? U moet zich voor een groot deel zelf weiden. Waak over elkaar. ‘Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus.’ Zoek elkaar op bij ziekte. Probeer alle afvalligen die u kunt vinden terug te brengen tot Christus en de gemeente. Zet u in voor elkaar, want alleen op deze manier kan onze taak volbracht worden. U zult als de engelen zijn als u de zwakken op de handen draagt voor het geval zij zouden struikelen en zich in hun val zwaar verwonden.
Verder dienen we ons zo veilig en gelukkig te weten in het besef dat God de engelen bevolen heeft voor ons te zorgen! Wees toch niet zo zenuwachtig, geliefde zuster, als er weer een stormpje of zelfs een grote storm opsteekt. Wees niet bang, geliefde vriend, als een ziekte uw huis binnenkomt. Wees niet verontrust, zoals u misschien nu bent, als u hoort dat de koorts bij uw buren zijn intrede genomen heeft. Onthoud de belofte die aan onze tekst voorafgaat: ‘Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! De Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; u zal geen kwaad wedervaren, en geen plaag zal uw tent naderen.’
Maar stel dat het de Heere behaagt de pest naar u toe te laten komen en stel dat u eraan zult sterven, welnu, des te eerder zult u in de hemel zijn. Daarom, vertroost elkander met de overweging dat alles goed met u gaat zolang u in de weg van de dienst blijft.
En tot slot, hoe heilig dienen we niet te zijn als er zulke heilige wezens over ons waken! Als er altijd engelen om u heen zweven, let dan op wat u doet. Zou u, geliefde, net zulke woorden hebben gebruikt toen u door die deur daar binnenkwam als u die engel aan uw zijde had zien staan, die alles hoorde wat u zei? Welnee, u bent zo vreselijk fatsoenlijk als er iemand in de buurt is die u hoogacht! Hoe vaak houdt u uw gladde tong in wanneer er een christen of christin die u hoogacht binnen gehoorsafstand staat! Hoe veel dingen worden er niet gedaan die onder het oog van iemand die u liefhebt nooit gedaan zouden zijn! Niet alleen het volgende is waar: ‘Het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen geven’; maar het is evenzo waar dat er voortdurend engelen over ons waken.
Paulus schreef aan de gemeente van Korinthe dat vrouwen bij een openbare gelegenheid het hoofd bedekt moesten hebben vanwege de engelen. Een bepaald decorum was gepast vanwege de engelen die daar waren. Ik weet zeker dat ik hetzelfde argument mag gebruiken ten aanzien van al onze daden. Of we nu alleen zijn of in gezelschap, laten we niet zondigen, aangezien de engelen altijd over ons waken en de Heere der engelen waakt ook over ons. Moge Hij ons genadig in Zijn heilige weg bewaren. Aldus bewaard zullen we beschermd zijn tegen alle kwaad zolang we op aarde zijn.
Uiteindelijk zullen we Zijn aangezicht met vreugde aanschouwen en voor eeuwig bij Hem blijven. Ik wenste wel dat allen hier tegenwoordig in die heilige weg waren. Ik herinner u er nogmaals aan dat de ingang te vinden is bij een deur met het teken van het bloed aan de bovendorpel en de beide zijposten: ‘Dat bloed zal u tot een teken zijn.’ ‘Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.
Amen.