Wat is dat voor een zonde waarvan de Geest Gods door Mozes zegt: ”Gij zult uwe zonde gewaar worden, als zij u vinden zal”? Een geleerde geestelijke heeft vanuit deze tekst een preek over de zonde van de moord gehouden, een andere over diefstal en nog een andere over het liegen. Nu zijn het heel goede preken, maar ze hebben niets met deze tekst te maken, als hij tenminste gelezen wordt zoals Mozes hem uitsprak. Als u de tekst neemt zoals hij er staat, zit er niets in wat met moord, diefstal of wat dan ook te maken heeft. Feitelijk gaat hij niet over wat mensen doen, maar over wat ze niet doen. De zonde van het niets doen is er een waar niet zo vaak over gesproken wordt als het wel zou moeten. In deze waarschuwing wordt duidelijk gedoeld op een zonde van nalatigheid: ’’Indien gij daarentegen alzo niet zult doen, zult gij uwe zonde gewaar worden, als zij u vinden zal.”
Wat was dan deze zonde? Vergeet niet dat het de zonde van Gods eigen volk is. Het is geen zonde van Egyptenaren of Filistijnen, maar de zonde van Gods uitverkoren volk; en daarom is deze tekst bedoeld voor u die tot één van de stammen van Israël behoort, voor u aan wie God als aan één van Zijn geliefden een deel gegeven heeft. Het is tot u, belijdende christenen en gemeenteleden, dat de tekst komt: ”Gij zult uwe zonde gewaar worden, als zij u vinden zal.” En wat is die zonde? Ze is bedroevend gewoon onder belijdende christenen en er moet nodig mee afgerekend worden, het is de zonde die ons er toe brengt ons deel in de heilige oorlog die gestreden moet worden voor God en Zijn kerk te vergeten. Heel veel kwade dingen zijn in deze zonde met elkaar verstrengeld, maar we moeten proberen ze te onderscheiden en in de juiste volgorde te zetten.
Eerst was het de zonde van de luiheid en genotzucht. ”We hebben vee; dit is een land met veel weidegrond, laten we dit nemen voor ons vee en we zullen schaapskooien voor onze schapen bouwen met de overvloed van stenen die hier liggen; we zullen de steden der Amorieten herstellen en erin gaan wonen. Ze zijn bijna geknipt voor ons en onze kleintjes zullen er heerlijk kunnen spelen. We geven niets om vechten: we hebben er genoeg van gezien in de oorlog tegen Sihon en Og. Ruben blijft liever bij de schaapskudden. Gad schept meer behagen in het blaten van zijn schapen en in het in zijn armen nemen van de lammeren dan in het ten strijde trekken.” Helaas, de stam van Ruben is niet dood en de stam van Gad niet verdwenen! Velen die van het huisgezin des geloofs zijn zijn even ongenegen tot inspanning en evenzeer gesteld op gemak. Hoor het ze zeggen: ”God zij dank zijn we veilig! We zijn uit de dood overgegaan in het leven. We hebben de naam van Christus genoemd; we zijn gewassen in Zijn dierbaar bloed en daarom zijn we veilig.” Dan staan ze met een vreemde inconsequentie het vlees toe in het verlangen naar vleselijk gemak en roepen: ’’Ziel, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren: neem rust, eet, drink, wees vrolijk.” Geestelijke genotzucht is een reusachtig kwaad en toch zien we het overal om ons heen. ’s Zondags moeten deze leeglopers goed gevoed worden. Zij zien uit naar preken die hun zielen voeden.
De gedachte dat er naast dat eten nog iets anders te doen is komt bij deze mensen niet op. Het redden van zielen wordt naar de achtergrond geschoven. De menigten vergaan voor hun deuren, de massa’s vervuilen met hun zonden de lucht, het gaat slechter en slechter met de wereld en de mens ontwikkelt zich geleidelijk aan tot een duivel; en toch willen deze mensen aangename preken horen. Zij eten van het vette en drinken het zoete, ze komen in groten getale naar het feest van vette dingen vol merg en van uitgelezen wijnen; geestelijke feestdagen verrukken hen: preken, conferenties. Bijbellezingen enzovoort, daar wordt naar gezocht, maar de alledaagse en trouwe dienst wordt verwaarloosd. Ze steken geen hand uit. Ze gorden geen wapenrusting aan, grijpen geen zwaard, zwaaien geen slinger en werpen geen steen.
Nee, ze hebben hun bezit verworven en weten dat; ze zitten neer in vleselijke zorgeloosheid, tevreden met hun niets doen. Zij werken niet, ze zijn aartsluilakken en zo lui als ze lang zijn. Ze zijn nergens anders thuis dan waar ze zich kunnen vermaken en waar men het gemakkelijk opneemt. Ze hebben hun bedden lief, maar ze zullen de velden des Heeren niet ploegen, noch oogsten. Dit is de zonde waar in de tekst op gewezen wordt: ’’Indien u niet de strijd des Heeren strijdt en worstelt voor de Heere God en Zijn volk, zondigt u tegen de Heere; en gij zult uwe zonde gewaar worden, als zij u vinden zal.” De zonde van het niets doen is ongeveer de grootste van alle zonden, want het brengt de meeste van de andere met zich mee. De zonde van het stil zitten terwijl uw broeders ten strijde trekken overtreedt de beide tafels der wet en heeft in zich een enorme zelfverheerlijking die het u onmogelijk maakt God en uw naaste lief te hebben. O, die afschuwelijke luiheid! Moge God er ons voor bewaren!