Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; 1 PETRUS 2:9
De goddelozen kunnen de godvruchtigen niet begrijpen; zij bespotten hen, zij zetten hun heerlijkheid om in schaamte, omdat zij zelf van ijdelheid houden en de leugen zoeken. De christen wordt niet begrepen door de wereld; God heeft hem tot een vreemdeling en een buitenstaander in hun midden gemaakt. Zij die twee keer geboren worden, hebben een leven dat niet begrepen kan worden door hen die maar één keer geboren zijn. Zij die de Geest van God ontvangen hebben, hebben een nieuwe geest in zich die zo bijzonder is dat de vleselijke geest niet kan waarnemen wat het is. Geestelijke dingen moeten geestelijk onderscheiden worden. Wanneer een mens een nieuw schepsel in Christus Jezus is geworden, kunnen de oude schepselen om hem heen er geen kop of staart van maken. Zij kijken hem aan, en zien hem door motieven die zij niet kunnen begrijpen, zij zien dat hij onder controle wordt gehouden door krachten die zij niet erkennen, dat hij wordt beperkt door krachten waarvan zij geen deel uitmaken, en dat hij iets zoekt wat zij niet wensen; zo wordt de christen in zekere zin als Christus zelf, waarvan de dichter zingt: “De Joodse wereld kende hun Koning, Gods eeuwige Zoon, niet”. “Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent.” (1 Johannes 3:1 SV).