Er is een vriend die meer aankleeft dan een broeder. Spreuken 18:24, Engelse vertaling
Cicero heeft terecht gezegd: ‘Vriendschap is het enige in de wereld wat alle mensen nuttig vinden.’ Vriendschap schijnt een even noodzakelijk onderdeel van een aangenaam bestaan in deze wereld als vuur of water of zelfs als de lucht zelf. Een mens kan een ellendig bestaan in trotse eenzame waardigheid voortslepen, maar zijn leven is nauwelijks leven te noemen; het is niets dan een bestaan, de boom van het leven is beroofd van de bladeren van hoop en de vruchten van vreugde.
Wie hier in deze wereld gelukkig wil zijn, moet vrienden hebben. En wie na dit leven gelukkig wil zijn moet, voor alle dingen, een Vriend in de toekomende wereld vinden, in de Persoon van God, de Vader van Zijn volk.
Ook al is vriendschap iets bijzonder aangenaams en buitengewoon gezegends, toch is ze de oorzaak van de grootste ellende van mensen geweest als ze onwaardig en ontrouw was. Want evenzeer als een goede vriend dierbaar is, is een verkeerde vriend vol bitterheid. ‘Een ontrouwe vriend is scherper dan de tanden van een adder.’ Het is zoet om iemand te vertrouwen.
Maar o wat bitter als je die steun kwijtraakt en als je als gevolg van je vertrouwen op een treurige manier ten val komt. Voor een echte vriend is trouw absoluut noodzakelijk. We kunnen ons niet in mensen verheugen tenzij ze ons trouw zullen blijven.
Salomo verklaart dat ‘er een vriend is, die meer aankleeft dan een broeder.’ Ik veronderstel dat hij die vriend nooit in de pracht en ijdelheid van de wereld heeft gevonden. Hij had ze allemaal geprobeerd, maar gemerkt dat ze leeg waren. Hij doorleefde al hun vreugden, maar hij merkte dat ze ‘ijdelheid der ijdelheden’ waren. De arme Savage sprak uit treurige ervaring toen hij zei:
‘U zult merken dat de vriendschap van de wereld een vertoning is. Enkel een uiterlijke vertoning. Te vergelijken met de tranen van een prostituee, met de belofte van de politicus, of de ijver van een bedrieglijke patriot: vol schone schijn, maar een en al bedrog.’
Voor het grootste deel van de vriendschappen geldt dit inderdaad. De vriendschap van de wereld is altijd broos. Als u erop vertrouwt, vertrouwt u op een rover. Steun erop en u steunt op een doorn, ja, erger dan dat: op een speer die uw ziel op een pijnlijke manier zal doorsteken.
Toch zegt Salomo dat hij ‘een vriend gevonden had die meer aankleeft dan een broeder.’ Niet toen hij zijn ongebreidelde genoegens najaagde of zich aan van alles en nog wat te goed deed, maar in de tent van de Allerhoogste, de geheime woonplaats van God. Hij vond hem in de persoon van Jezus, de Zoon van God, de Vriend van zondaren.
U zegt iets belangrijks als u stelt dat ‘er een vriend is die meer aankleeft dan een broeder’, want de broederliefde heeft tot heel heldhaftige daden geleid. We hebben verhalen gelezen over wat broederschap kon doen, die naar we denken nauwelijks te overtreffen zijn door alles wat over vriendschap is geschreven.
Timoleon stond met zijn schild boven het lichaam van zijn verslagen broeder om te zorgen dat de vijand hem niet kon verminken. Het werd als een dappere daad van broederschap beschouwd dat hij om het dode lichaam van zijn broeder te verdedigen de speren van een leger wilde trotseren. En er zijn veel van dit soort voorbeelden, zowel wat betreft oude als recente veldslagen, over de gehechtheid van broeders aan elkaar.
Er bestaat een verhaal over twee broeders in een regiment die, toen ze door de Hooglanden trokken, de weg kwijtraakten. Zij werden overvallen door een van die verschrikkelijke stormen waar reizigers soms onverwacht door getroffen worden. Verblind door de sneeuw, verdwaalden zij in de bergen. De hele groep vroor bijna dood en kon alleen met veel moeite zijn weg vervolgen. De ene man na de andere viel in de sneeuw en verdween.
Er waren echter twee broers, Forsythe geheten. Een van hen viel languit neer en hij zou daar zeker gestorven zijn. Maar zijn broer, ook al was hij nauwelijks in staat om zijn eigen ledematen door de witte woestijn te slepen, nam hem op zijn rug en droeg hem mee. Terwijl de anderen één voor één vielen, droeg deze dappere, trouwhartige man zijn geliefde broeder op zijn rug totdat hij uiteindelijk zelf overmand door vermoeidheid neerviel en stierf.
Zijn broeder echter had zoveel warmte van zijn lichaam ontvangen dat hij in staat was om veilig het einde van de tocht te bereiken, en zo bleef hij in leven. Hier hebben we een voorbeeld van de ene broer die zijn leven opofferde voor de andere. Ik hoop dat er hier sommige broers zijn die bereid zouden zijn hetzelfde te doen als ze ooit in dezelfde moeilijkheid gebracht zouden worden.
U zegt iets belangrijks als u stelt dat ‘er een vriend is die meer aankleeft dan een broeder.’ U zet die vriend boven aan de lijst van liefhebbende personen. Want zeker, naast de liefde van een moeder, is er en behoort er in de hele wereld geen hogere genegenheid te zijn dan de liefde van een broeder tot iemand die door dezelfde vader verwekt is en die op dezelfde knie vertroeteld is. Zij die ‘naast elkaar in schoonheid opgegroeid zijn en één huis met vreugde vervulden’ behoren elkaar lief te hebben. En wij denken dat er veel heerlijke voorbeelden en machtige bewijzen van de liefde van broeders geweest zijn. Toch zegt Salomo: ‘Er is een vriend die meer aankleeft dan een broeder.’
Nogmaals, wij geloven dat deze Vriend de gezegende Zaligmaker Jezus Christus is. Vanmorgen zullen we in de eerste plaats aantonen dat Hij meer aankleeft dan een broeder. Daarna zullen we u zo kort mogelijk bewijzen waarom Hij meer aankleeft dan een broeder. En tot besluit geven we enkele lessen die uit de leerstelling dat Jezus Christus een trouwe vriend is, kunnen worden afgeleid.
1. In de eerste plaats stellen we dat Christus een Vriend is Die meer aankleeft dan een broeder. En om dit met feiten aan te tonen, beroepen we ons op degenen onder u die Hem als vriend hebben gekregen. Zal niet ieder van u onmiddellijk de mening uiten dat dit de waarheid is, en niets dan de waarheid? Hij had u lief voordat de planeten er waren, lang voordat de morgenster zijn stralen over de duisternis uitspreidde, voordat de vleugels van engelen de dampkring hadden bewogen, voordat er ook maar één schepsel uit de baarmoeder van het niets was voortgekomen, had God, onze God, Zijn hart op al Zijn kinderen gezet.
Is Hij sinds die tijd één keer af gedwaald, heeft Hij Zich één keer afgekeerd of is Hij één keer veranderd? Nee! U die Zijn liefde gesmaakt hebt en Zijn genade kent, zal getuigen dat Hij een zekere vriend geweest is in onzekere omstandigheden
Hij heeft altijd aan uw zijde gestaan.
O, hoe goed is Zijn liefhebbende vriendelijkheid!
U bent in Adam gevallen. Had Hij u niet langer lief? Nee! Hij werd de tweede Adam om u te verlossen. U zondigde in de praktijk en bracht Gods verdoemenis op uw hoofd. U verdiende Zijn gramschap en Zijn uiterste toorn. Liet Hij u toen in de steek? Nee!
Hij zag dat u door de val te gronde was gericht.
Toch hield Hij van U, ondanks alles.
Hij stuurde Zijn predikant achter u aan; u versmaadde hem. Hij preekte het evangelie in uw oren; u lachte hem uit. U ontheiligde de rustdag, u verachtte Zijn Woord. Heeft Hij u toen verlaten? Nee!
Vastbesloten om u te redden, waakte Hij over uw pad.
Terwijl u -satans blinde slaaf- met de dood spotte.
En uiteindelijk arresteerde Hij u door Zijn genade. Hij verootmoedigde u, Hij maakte u boetvaardig, Hij bracht u aan Zijn voeten en Hij vergaf al uw zonden. En heeft Hij u sindsdien verlaten? U hebt Hem dikwijls verlaten, maar heeft Hij ooit u verlaten? U hebt veel beproevingen en problemen gehad; liet Hij u ooit in de steek? Heeft Hij ooit Zijn hart afgekeerd en Zijn ingewanden van barmhartigheid toegesloten?
Nee, kinderen van God. Het is uw heilige plicht om ‘nee’ te zeggen en van Zijn trouw te getuigen. U hebt zware beproevingen meegemaakt en gevaarlijke omstandigheden. Heeft uw Vriend u toen verlaten? Anderen waren ontrouw in uw richting. ‘Die uw brood at, heeft de verzenen grotelijks tegen u verheven.’ Maar heeft Christus u ooit in de steek gelaten?
Was er ooit een ogenblik dat u naar Hem toe kon gaan en zeggen: ‘Meester, U hebt mij verraden.’ Zou u ook maar één keer, in het donkerste uur van uw smart, Zijn trouw in twijfel durven trekken? Zou u over Hem durven zeggen: ‘Heere, ook al hebt U iets beloofd, U doet het toch niet’? Wilt u nu niet het volgende getuigen: ‘Niet één enig woord is er gevallen van al die goede woorden welke de Heere uw God over u gesproken heeft; zij zijn alle gekomen’?
En bent u bang dat Hij u alsnog zal verlaten? Vraag het dan eens aan de verheerlijkten voor de troon. ‘Verheerlijkte geesten, heeft Christus u verlaten? U bent door de rivier de Jordaan gegaan; heeft Hij u daar verlaten? U ging onder in de zwarte vloed van de dood; verloochende Hij u daar?
U hebt voor de troon van God gestaan; heeft Hij u verloochend?’ En zij antwoorden: ‘Nee, door al de moeilijkheden van ons leven, in al de bitterheid van de dood, in al de kwellingen van onze laatste ogenblikken en in al de verschrikkingen van het oordeel van God, was Hij voor ons ‘een Vriend Die meer aankleeft dan een broeder.’
Onder al de miljoenen die God verlost heeft, is er niet één die Hij in de steek heeft gelaten. Zij waren arm, gebrekkig en diep bedroefd, maar Hij had nooit een afschuw van hun gebed. Hij liet nooit na hun goed te doen. Hij was altijd met hen. Want Zijn genade zal blijven bestaan, altijd trouw, altijd zeker.
Maar ik blijf hier niet langer bij stilstaan. Immers, aan de goddelozen kan ik het niet bewijzen en voor de goddeloze mensen is het reeds bewezen, want zij weten het uit ervaring. Daarom hoef ik weinig meer te doen dan alleen het feit te bevestigen dat Christus een getrouwe vriend is, een vriend in ieder uur van benauwdheid en in iedere periode van onrust.
2. Nu moet ik u de redenen vertellen waarom we op Christus mogen vertrouwen als een trouwe Vriend. Er zijn sommige dingen in Hemzelf die het zeker maken dat Hij nauw aan Zijn volk verbonden zal blijven.
Oprechte vriendschap kan slechts gesloten worden tussen oprechte mensen. Eer zetelt in het hart. Er kan geen blijvende vriendschap zijn tussen slechte mensen. Slechte mensen kunnen doen alsof ze elkaar liefhebben, maar hun vriendschap is een koord van zand, dat zodra dit goed uitkomt zal worden verbroken. Maar als een man een oprecht hart heeft en trouw en edelmoedig is, dan kunnen we hem vertrouwen. Spenser zingt in zijn mooie oude Engelse lied:
Nee, zeker kan die vriendschap niet lang duren hoe vrolijk en prettig de manier van omgang ook kan zijn die slechte dingen veroorzaakt of die zich op slechte dingen richt, want deugd is de band die harten zeer nauw met elkaar verbindt.
Maar wie kan een smet vinden in het karakter van Jezus of wie kan Zijn reputatie bezoedelen? Is er ooit een vlek op Zijn wapenschild te vinden geweest? Is zijn vlag ooit in het stof vertrapt? Staat Hij niet als de getrouwe getuige in de hemel, de getrouwe en rechtvaardige? Wordt er over Hem niet gezegd dat Hij God is Die niet liegen kan? Hebben we tot op dit ogenblik niet ondervonden dat Hij dit is? Kunnen we er niet op vertrouwen dat Hij ons meer zal aankleven dan een broeder, in de wetenschap dat Hij de driemaal heilige Heere is? Hij kan ons niet in de steek laten.
Getrouwheid jegens ons wat onze fouten betreft is een zeker teken van trouw bij een vriend. U kunt rekenen op die man die u op een vriendelijke en weloverwogen manier over uw fouten vertelt. Kruiperige huichelaars en geniepige vleiers zijn het tegendeel van ware vrienden.
Dat zijn slechts de parasieten op die edele boom. Maar echte vrienden hebben genoeg vertrouwen in u om openlijk met u over uw fouten te spreken. Geef mij maar de man als vriend die recht in mijn gezicht eerlijk over me spreekt. Geef mij een vriend die het niet eerst aan de ene buurman vertelt en dan aan een andere, maar die direct naar mijn huis komt en zegt: ‘Meneer, ik heb de indruk dat dit of dat in uw leven is waarover ik u, als mijn broeder, moet vertellen.’
Zo’n man is een echte vriend; dat heeft hij aangetoond. We krijgen nooit enige lof als we de mensen over hun fouten vertellen, we riskeren eerder dat we hun afkeer oproepen. Soms zal iemand u erom bedanken, maar vaak waardeert hij u er niet meer om. Lof is iets waar we allemaal van houden.
Ik ontmoette pas een man die zei dat hij ongevoelig was voor vleierij. Op dat moment waren we aan het wandelen en terwijl ik me naar hem toekeerde zei ik nogal scherp: ‘In ieder geval, meneer, lijkt u er veel talent voor te hebben om uzelf te vleien, want dat doet u werkelijk door te zeggen dat u ongevoelig bent voor vleierij.’ ‘U kunt mij niet vleien’, zei hij.
‘Dat kan ik wel, als ik het zou willen proberen. Misschien doe ik dat wel voor de dag om is.’ Ik merkte dat ik hem niet rechtstreeks kon vleien, dus begon ik met te zeggen wat voor een bijzonder kind hij had. Hij dronk het op als een kostbaar drankje. Toen ik nu eens het ene en dan weer het andere prees dat hij bezat, kon ik zien dat hij heel makkelijk te vleien was – niet rechtstreeks, maar indirect.
We zijn allemaal vatbaar voor vleierij. Wij houden van de vertroostende verkwikking, alleen moet het niet overduidelijk gevlei zijn. Als vleierij zo genoemd wordt, hebben we er een godsdienstige afkeer van. Noem het anders en we drinken het in, net zoals een os water drinkt.
Welnu, kind van God, heeft Christus u ooit gevleid? Heeft Hij u niet op een juiste, eerlijke manier over uw fouten gesproken? Heeft Hij uw geweten niet geprikkeld, zelfs over dingen waarvan u dacht dat u ze kon goedpraten: uw kleine verborgen zonden? Heeft Hij uw geweten niet aangeraakt, door vanwege uw misdaden uitingen van verschrikking in uw oren te bulderen? Welnu, dan kunt u Hem vertrouwen, want Hij toont het soort trouw dat een mens werkelijk betrouwbaar maakt. Zo heb ik u uitgelegd dat er redenen in Hemzelf zijn waardoor wij Hem kunnen vertrouwen.
Ten derde zijn er sommige dingen in Zijn vriendschap die ons ervan verzekeren dat we niet bedrogen worden als we ons vertrouwen op Hem stellen. Ware vriendschap moet niet haastig groeien. Zoals Fuller zo welsprekend zegt: ‘Laat vriendschap zachtjes naar een hoogtepunt gaan; als zij snel wil, kan zij buiten adem raken.’ Zo is het precies. Volgens mij was het Joanna Baillie die zei:
Vriendschap is geen plant die haastig groeit. Ook al is ze geplant in de solide grond van de hoogachting, ze moet toch tot volmaaktheid worden gebracht door het geleidelijk cultiveren van vriendelijk contact.
Tevergeefs vertrouwt u op de wonderboom boven uw hoofd, Jona. U zult er niet veel plezier van hebben. Hij groeide in een nacht op en hij kan in een nacht verwelken. Het is de sterke, onbuigzame, eeuwenoude eik die de storm zal weerstaan, die evenzo zijn takken over u zal uitspreiden om u voor de zon te beschermen en daarna zult u, indien nodig, een schuilplaats in zijn stam vinden wanneer hij oud is geworden en zijn takken vanwege de rukwinden trillen.
Vriendschap is echt als zij begint, maar voor we van een man kunnen zeggen dat hij meer aankleeft dan een broeder, moet hij al lang onze vriend zijn. En hoe lang heeft Christus u liefgehad? Dat kunt u niet zeggen. Toen de eeuwen nog niet geboren waren, had Hij u lief. Toen deze wereld pas geboren was, gehuld in de doeken van nevels, had Hij u lief. Toen de bouw van de oude piramiden nog niet begonnen was, was Zijn hart op u gericht. Altijd sinds u geboren werd, had Hij een sterke genegenheid voor u. Hij zag op u neer in uw wieg en had u toen lief. Hij was aan u verbonden toen u nog maar een kleine baby was en sindsdien had Hij u altijd lief.
Sommigen van u hebben grijze haren of zijn kaal vanwege de leeftijd. Hij had u tot op dit moment lief, en zal Hij u nu in de steek laten? Och nee. Zijn vriendschap is zo oud dat zij zal blijven bestaan. Ze is door zo vele stormen gerijpt, ze is door zoveel winden van tegenslag dieper geworteld, dat ze alleen maar kan voortduren. Ze moet standhouden. Net zoals de granieten top van de berg niet zal smelten omdat hij, anders dan de jonge sneeuw, de windvlagen heeft getrotseerd en de hitte van de brandende zon verdragen.
Hij heeft altijd volgehouden, hij ving iedere vuistslag van de natuur op in zijn gezicht en bleef toch onbewogen en onbeschadigd. Hij zal standhouden, want hij heeft altijd standgehouden. Maar als de elementen zullen smelten en in een stroom van verzengend vuur zullen vergaan, dan zal de vriendschap van Christus nog steeds bestaan, want zij is ook eerder ontstaan. Hij moet ‘een vriend zijn die meer aankleeft dan een broeder.’ Zijn vriendschap is een oude vriendschap – zo oud als Zijn eigen hoofd, waarover gezegd werd: ‘En Zijn hoofd en haar was wit gelijk als witte wol, gelijk sneeuw.’
Maar let er verder op dat de vriendschap die blijvend is niet haar oorsprong heeft in lichtzinnige plaatsen en dat ze daar ook niet gevoed en versterkt wordt. Jongedame, u heeft het over een lieve vriend, die u gisteravond in een danszaal leerde kennen. Ik smeek u, misbruik dat woord niet; het is geen vriend als u hem alleen maar daar hebt leren kennen. Vrienden zijn waardevoller dan dat wat groeit in de broeikas van het vermaak. Vriendschap is een duurzamer plant dan zoiets.
U hebt een vriend, nietwaar? Ja, en hij houdt een span paarden en hij heeft een flinke onderneming. Aha! Maar de beste manier om die vriendschap aan te tonen is weten dat hij uw vriend zal zijn als u niet eens een middelmatig huisje bezit en als u dakloos en zonder kleding bent en om uw brood moet bedelen. Dan zou u zijn vriendschap op een goede manier hebben bewezen. Geef mij een vriend die bij wijze van spreken in de winter geboren is, wiens wieg in de storm heen en weer werd geslingerd; zo’n vriend zal een vriend blijven.
Onze mooiweer-vrienden zullen bij ons vandaan vluchten. Ik zou liever een roodborstje als vriend hebben dan een zwaluw; want een zwaluw blijft alleen ’s zomers bij ons, maar een roodborstje komt ’s winters. Goede vrienden zijn degenen die in grote nood het dichtst bij ons komen; maar geen vrienden zijn degenen die snel weggaan als er tijden van ziekte aanbreken.
Gelovige, hebt u reden om bang te zijn dat Christus u nu zal verlaten? Is Hij niet bij u geweest in het klaaghuis? U vond uw vriend waar de mensen parels vinden, ‘in diepe spelonken, waar de duisternis heerst.’ U vond Jezus in een uur dat u het moeilijk had. Het was op het ziekbed dat u voor het eerst de waarde van Zijn naam leerde kennen. Het was in het uur van zielensmart dat u voor het eerst de zoom van Zijn kleed aanraakte. En sinds die tijd had u de meest nabije en zoete omgang met Hem in uren van duisternis.
Welaan dan, zo’n Vriend, beproefd in het klaaghuis, een Vriend Die Zijn hartenbloed voor u gaf en Die Zijn ziel in één grote rivier van bloed heeft uitgegoten – zo’n vriend kan en zal u nooit verlaten. Hij kleeft meer aan dan een broeder.
Nog eens, een vriend die door dwaasheid verkregen is, is nooit een blijvende vriend. Als u door iets dwaas te doen een man tot vriend maakt, is dat slechts een verbond in het kwade. U zult spoedig ontdekken dat deze vriendschap waardeloos is. De vriendschap die u krijgt door verkeerd te doen, had u beter kunnen missen. Och, hoeveel dwaze vriendschappen ontstaan er die enkel het gevolg van sentimentalisme zijn, die nagenoeg geen wortel hebben maar zijn als de plant waarover onze Zaligmaker vertelt: ‘En het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.’
De vriendschap van Jezus Christus is anders. Die bevat geen element van dwaasheid. Hij heeft ons op een verstandige manier lief, terwijl Hij onze dwaasheden niet voorbijgaat of door de vingers ziet, maar ons Zijn wijsheid bijbrengt. Zijn liefde is wijs. Hij heeft ons gekozen overeenkomstig de raad van Zijn wijsheid, niet blind en overhaast, maar in alle bezonnenheid en voorzichtigheid.
In dit verband is het goed om op te merken dat vriendschap met een onbekende niet iets heel wenselijks is.
Ik verlang van geen mens dat hij zichzelf mijn vriend noemt als hij me niet kent. Laat hem van me houden naar de mate waarin hij mij kent. Als zijn liefde gebaseerd is op het kleine beetje dat hij van mij kent, verstoot hij mij mogelijk wanneer hij meer leert kennen. ‘Die man’, zegt iemand, ‘schijnt een heel beminnelijk persoon te wezen.’
‘Ik weet zeker dat ik hem kan liefhebben’, zegt iemand anders, als hij zijn gelaatstrekken bekijkt. Zeker, maar noem hem nog geen vriend; wacht nog even totdat u meer van hem weet. Bekijk hem eens, onderzoek hem, probeer hem uit, toets hem en zet hem tot zolang niet op de gewijde lijst van vrienden. Wees vriendelijk jegens allen, maar maak van niemand uw vriend totdat hij u kent en u hem.
Veel vriendschappen die in de duisternis van onwetendheid werden geboren, stierven plotseling in het licht van een betere wederzijdse bekendheid. U veronderstelde dat de mensen anders waren dan in werkelijkheid het geval was, en toen u hun werkelijke karakter ontdekte had u geen achting voor hen. Ik herinner me iemand die tegen me zei: ‘Ik heb veel genegenheid voor u, meneer’, en vervolgens gaf hij er een reden voor.
Ik antwoordde: ‘Beste man, die reden is absoluut onjuist. Precies dat waarvan u houdt ben ik niet, en hoop ik ook nooit te zijn.’ En daarom zei ik: ‘Ik kan uw vriendschap werkelijk niet aanvaarden als zij gebaseerd is op een verkeerd begrip van wat ik gezegd zou hebben.’
Onze Heere Jezus echter kan degenen die Hij eens liefheeft nooit verloochenen. Hij kan namelijk niets in ons ontdekken dat erger is dan Hij al wist, want Hij wist alles over ons al van tevoren. Hij zag onze melaatsheid en toch had Hij ons lief. Hij kende onze onbetrouwbaarheid en ons ongeloof en toch drukte Hij ons aan Zijn borst. Hij wist wat voor arme dwazen we waren en toch zei Hij dat Hij ons nooit zou verlaten en verloochenen. Hij wist dat we tegen Hem zouden rebelleren en vele malen Zijn raad verachten. Hij wist dat zelfs als we Hem liefhadden, onze liefde koud en traag zou zijn; maar Hij had lief omdat Hij dit zelf wilde. Dus dan zal Hij zeker meer aankleven dan een broeder.
En nogmaals, willen vriendschap en liefde echt zijn, dan moeten ze niet gelegen zijn in woorden, maar in daden. Tegenwoordig is het heel gangbaar dat vriendschap niets meer inhoudt dan het maken van complimenten, want we leven in een bedrieglijke tijd. De wereld is een en al veinzerij. Ga waar u wilt in Londen, en de veinzerij staart u in het gezicht; er zijn heel weinig betrouwbare dingen te vinden. Ik doel niet alleen op bedrog in het handelsleven. Gesjoemel met etenswaren en dat soort bedrog komt niet alleen voor in de winkel van de handelsman. In de hele maatschappij heeft het de overhand.
De kerk is er niet van gevrijwaard. De prediker gebruikt zijn stem op een gemaakte manier. U hoort bijna nooit iemand op de preekstoel net zo spreken als hoe hij in de salon zou spreken. Wel, soms hoor ik mijn broeders soms tijdens het theedrinken of dineren op een heel prettige, beschaafde manier spreken. Als ze echter op hun preekstoel komen, wordt hun toon schijnheilig en gebruiken ze gezwollen taal of beklagenswaardig gejammer. Zij degraderen de preekstoel door te doen alsof zij hem eren; ze spreken met een stemgeluid dat God nooit voor enig mens bedoeld had. Dit is een en al veinzerij.
Dit soort kleine dingen laat zien uit welke hoek de wind waait. U laat uw visitekaartje in het huis van een vriend achter. Wat een mooie manier om een vriendschap te onderhouden. Ik vraag me af of u als hij om geld verlegen zat, uw chequeboek achter zou laten! U schrijft ‘Mijn lieve….’ En ‘Oprecht de uwe.’ Het is gehuichel, u meent het niet.
‘Lieve’ is een kostbaar woord. Het moet alleen gebruikt worden voor hen aan wie u zich sterk verbonden voelt. Maar nu verdragen wij onwaarheden alsof het waarheden waren en wij noemen ze beleefdheden. Beleefdheden mogen het misschien zijn, maar onwaarheden zijn het vaak ook.
Welnu, de liefde van Christus uit zich niet in woorden maar in daden. Hij zegt niet: ‘Mijn lieve volk’, maar Hij opende Zijn hart en wij konden zien wat erin aanwezig was. Hij komt niet eenvoudig naar ons toe met de woorden: ‘Lieve gelovigen’, maar Hij hangt aan het kruis en daar lezen we in rode letters: ‘Innig geliefden.’ Hij komt niet eerst met de kussen van Zijn lippen naar ons toe, maar Hij geeft ons zegeningen met Zijn beide handen.
Hij geeft Zichzelf voor ons en dan geeft Hij Zichzelf aan ons. Vertrouw niet op een complimenteuze vriend. Vertrouw op de man die u werkelijke bewijzen geeft die de moeite waard zijn, de man de dingen voor u doet om de betrouwbaarheid van zijn hart te tonen. Zo’n vriend – en Jezus is zo’n vriend- ‘kleeft meer aan dan een broeder.’
Nog een reden, en ik zal u er niet verder mee vermoeien: Een gekochte vriendschap zal nooit lang standhouden. Geef een man negentien keer iets en ontzeg het hem de twintigste keer, en hij zal u haten. Want zijn liefde kwam alleen maar voort uit wat u gaf. Liefde die ik in ruil voor goud zou kunnen kopen, zou ik in ruil voor troep verkopen. De vriendschap die ik voor parels zou kunnen kopen, zou ik laten gaan voor kiezelsteentjes. Zij zou waardeloos zijn, en daarom zou gelden: hoe eerder ik ervan af was, hoe beter.
Maar gelovige, de liefde van Christus is geen gekochte liefde. U bracht Hem geen geschenk. Jakob zei, toen zijn zonen naar Egypte gingen: ‘Neem een geschenk voor de man mee, een beetje olie, een beetje balsem, een paar noten en amandelen.’ Maar u nam voor Christus geen geschenken mee. Toen u tot Hem kwam zei u:
Ik breng niets in mijn handen mee, maar
klem mij eenvoudig aan het kruis vast.
U hebt zelfs niet beloofd dat u Hem zou liefhebben. U had zulk een trouweloos hart, dat u dat niet durfde te zeggen. U vroeg Hem om er voor te zorgen dat u Hem lief zou hebben, dat was het meeste wat u kon doen. Hij hield om geen enkele eigenschap van u, maar alleen omdat Hij van u wilde houden. Welnu, de liefde die zozeer uitsluitend door zichzelf werd gevoed, zal niet afsterven door de armzalige dingen die u ervoor teruggeeft.
De liefde die in zo’n rotsachtig hart als dit opgroeide, zal niet sterven vanwege gebrek aan geschikte grond. De liefde die in de onvruchtbare woestijn ontsprong, in uw niet bevochtigde ziel, zal nooit, nooit sterven vanwege gebrek aan vochtigheid. Zij moet leven, zij kan niet sterven. Jezus moet ‘een vriend zijn, die meer aankleeft dan een broeder.’
Zal ik bij dit punt blijven stilstaan om nog meer redenen aan te voeren? Ik noem er nog één, namelijk: er kan zich op geen enkele manier iets voordoen waardoor Christus ons minder zou liefhebben. U zegt: hoe komt dat dan? Neem een man die van zijn vriend houdt, maar dan wordt hij rijk. En vervolgens zegt hij: ‘Ik ben belangrijker dan eerst. Ik vergeet mijn oude kennissen.’ Maar Christus kan niet rijker worden. Hij is zo rijk als Hij maar zijn kan, oneindig dus. Hij heeft u nu lief. Dan is het onmogelijk dat Hij u omdat Zijn persoonlijke heerlijkheid toeneemt in de steek laat, want eeuwigdurende heerlijkheden bekronen nu Zijn hoofd. Hij kan nooit heerlijker en groter zijn dan nu, en daarom zal Hij u altijd liefhebben.
Anderzijds gebeurt het soms dat een vriend armer wordt, en dan laat de ander hem in de steek. Maar u kunt nooit armer worden dan u bent, want u bent nu al niets meer dan een arme zondaar. U hebt niets van uzelf, alles wat u hebt is geleend, alles door Hem aan u gegeven. Hij kan dus niet nalaten u lief te hebben omdat u armer wordt, want armoede die niets heeft is tenminste zo arm als het maar wezen kan en kan nooit lager afzakken. Daarom moet Christus u liefhebben ondanks al uw naaktheid en al uw armoede.
‘Maar het kan blijken dat ik zondig ben’, zegt u. Ja, maar u kunt niet zondiger zijn dan dat Hij van tevoren wist. En toch hield Hij van u, terwijl Hij al uw zonden vooraf kende. Dan zal het Hem niet verbazen als u inderdaad zondig blijkt te zijn. Hij wist het allemaal van tevoren en kan geen afstand doen van Zijn liefde. Er kan zich onmogelijk een omstandigheid voordoen die de Zaligmaker van de liefde van Zijn volk zal scheiden en de heilige van de liefde van zijn Zaligmaker. Hij is ‘een vriend die meer aankleeft dan een broeder.’
III. Nu dan in de derde plaats een gevolgtrekking die hiervan afgeleid wordt. Lavater zegt: ‘De kwaliteit van uw vrienden zal gelijk zijn aan die van uw vijanden: koude vrienden, koude vijanden; halve vrienden, halve vijanden; heftige vijanden, warme vrienden.’ Omdat ik weet dat dit waar is heb ik mezelf vaak gelukgewenst als mijn vijanden kwaadaardig tegen mij gesproken hebben. Welnu, dacht ik dan, mijn vrienden houden vurig van me, laat de vijanden dan zo fel zijn als ze maar willen. Dat laat alleen maar zien dat de genegenheid van de vrienden even krachtig is.’
Dan concluderen we dat als Christus nauw aan ons verbonden is en Hij onze vriend is, onze vijanden ook nauw aan ons verbonden zullen zijn en ons nooit zullen verlaten totdat we sterven. Ach christenen, omdat Christus nauw aankleeft, zal de duivel ook aankleven. Hij zal bij u zijn en met u zijn. Totdat u de andere zijde van de Jordaan bereikt, zal de hellehond nooit met zijn weeklagend gejammer ophouden. Geen plaats in deze wereld is buiten het bereik van het boogschot van die grote vijand. Totdat u de stroom overgestoken bent, kunnen zijn pijlen u bereiken en dat zullen ze ook.
Als Christus Zichzelf voor u gaf, zal de duivel alles doen wat hij kan om u te vernietigen. Als Christus lankmoedig over u geweest is, zal de satan steeds hardnekkig terugkeren in de hoop dat Christus u ooit eens zal vergeten. Hij zal achter u aan zitten en achter u aan blijven zitten totdat hij zal zien dat u veilig in de hemel bent aangekomen. Maar wees niet teleurgesteld, hoe luidruchtiger satan brult, hoe meer bewijs u zult hebben van Christus’ liefde.
De oude Rutherford zei: ‘Geef me liever een brullende duivel dan een slapende. Want slapende duivels laten mij indommelen, maar brullende dwingen me tot mijn Meester te gaan.’ Ach, wees dan blij wanneer de wereld tegen u tekeergaat, wanneer uw vijanden u heftig aanvallen. Christus is precies even vol liefde jegens u als dat zij vol van haat zijn. En daarom, Wees standvastig en sterk; laat genade uw schild zijn en Christus uw lied.
En nu moet ik een vraag stellen. Die vraag stel ik aan iedere man en iedere vrouw in deze plaats en ook aan ieder kind. Is Jezus Christus uw vriend? Hebt u een vriend aan het hof – aan het hemelhof? Is de Rechter van leven en dood uw vriend? Kunt u zeggen dat u Hem lief hebt en heeft Hij Zichzelf ooit in de weg van liefde aan u geopenbaard?
Geliefde hoorders, beantwoord deze vraag niet voor uw buurman, beantwoord die voor uzelf. Edelman of landman, rijk of arm, geleerd of ongeletterd, deze vraag is voor ieder van u; stel hem daarom. Is Christus mijn vriend? Hebt u die vraag ooit overwogen? Hebt u die vraag ooit gesteld? Ach, te kunnen zeggen: ‘Christus is mijn vriend’ is een van de zoetste dingen ter wereld.
Een man die veel in zonde geleefd had ging op een dag toevallig een kerkgebouw binnen. Voorafgaand aan de preek werd het lied: ‘Jezus, Beminnaar van mijn ziel’ gezongen. De volgende dag ontmoette die man een kennis die hem vroeg hoe hij de preek gevonden had. Toen zei hij: ‘Ik weet het niet, maar daar waren twee of drie woorden die zo’n invloed op me hadden dat ik niet wist wat ik met mezelf aan moest. De predikant las het lied: ‘Jezus, Beminnaar van mijn ziel.’ ‘O’, zei de man, hoewel hij op geen enkele manier godsdienstig was: ‘Om dat te kunnen zeggen zou ik alles wel willen geven wat ik bezit!
Maar denkt u dat Jezus ooit de Beminnaar wil zijn van zo iemand als ik? ‘Jezus, Beminnaar van mijn ziel! ’, kon ik dat maar zeggen! ’ En toen begroef hij zijn hoofd in zijn handen en weende. Ik heb alle reden om te vrezen dat hij naar zijn zonden is teruggegaan en dat hij naderhand dezelfde was als voorheen. Maar u ziet dat zijn geweten nog voldoende werkte om hem te doen weten hoe waardevol het was om Christus tot Beminnaar en Vriend te hebben.
Rijke man, u hebt vele vrienden. Er zijn er hier sommigen die zich voor het welzijn van hun land hebben ingespannen en die een eremedaille verdienen, maar die vanwege een fout -of wat mogelijk een fout was- genegeerd zijn door te velen die ooit hun meest betrouwbare medestanders leken. Ach, vooraanstaande mensen en rijken, vertrouw niet op de steun van uw vrienden. David zei in zijn haasten: ‘Alle mensen zijn leugenaars.’ Op een dag moet u het misschien zelf zo zeggen als het zo uitkomt.
En u, vriendelijke en toegenegen harten, u die niet rijk bent in materieel opzicht maar in liefde – en dat is de beste rijkdom ter wereld – plaats deze gouden munt tussen uw zilveren en ze zullen er allemaal door geheiligd worden. Krijg de liefde van Christus in uw hart uitgestort, en de liefde van uw moeder, de liefde van uw dochter, de liefde van uw echtgenoot, de liefde van uw vrouw, zal zoeter worden dan ooit. De liefde van Christus verdrijft de liefde van bloedverwanten niet, maar zij heiligt onze liefdes en maakt ze veruit zoeter. Denk eraan, beste hoorder, de liefde van mannen en vrouwen is erg zoet, maar alles moet voorbijgaan.
En wat moet u doen als u geen welstand hebt dan voorbijgaande welstand en geen liefde dan de liefde die sterft als de dood komt? Ach, de liefde van Christus te bezitten! U kunt haar met u meenemen de doodsrivier over. U kunt haar in de hemel als uw armband dragen en haar als een zegel op uw hand zetten, want Zijn liefde is ‘sterk als de dood en machtiger dan het graf.’
Als ik me goed herinner was het de goede oude bisschop Beveridge die toen hij stervende was zijn beste vrienden niet herkende. Dan zei iemand: ‘Bisschop Beveridge, kent u mij?’ Hij antwoordde: ‘Wie bent u?’ – en als de naam genoemd werd, zei hij: ‘Nee.’ ‘Maar kent u uw vrouw niet, bisschop?’ ‘Hoe heet ze?’ Ze antwoordde: ‘Ik ben je vrouw.’ En hij zei: ‘Ik wist niet dat ik er een had.’ Arme oude man! Zijn vermogens lieten hem allemaal in de steek.
Ten slotte boog zich iemand voorover en fluisterde: ‘Kent u de Heere Jezus Christus?’ ‘Ja’, zei hij, terwijl hij een poging deed om te spreken. ‘Ik ken Hem al veertig jaar en ik kan Hem nooit vergeten.’ Het is verbazingwekkend hoe het geheugen ruimte houdt voor Jezus wanneer het niets anders meer kan bevatten. En het is even verbazingwekkend dat ‘wanneer alle geschapen dingen droog zijn, de volheid van Christus gelijk is.’
Beste hoorders, denk hierover na. Ach, dat u Christus tot vriend zou kunnen krijgen. Hij zal nooit uw vriend zijn terwijl u zelfgenoegzaam bent. Hij zal nooit uw vriend zijn als u in de zonde leeft. Maar gelooft u dat u schuldig bent? Verlangt u ernaar met de zonde te breken? Wilt u behouden worden? Verlangt u ernaar om vernieuwd te worden? Laat mij u dan vertellen dat mijn Meester u liefheeft! Arme, zwakke en hulpeloze wormen, het hart van mijn Meester is vol liefde jegens u. Zijn ogen kijken op dit ogenblik vol medelijden op u neer. ‘O! Jeruzalem, Jeruzalem, Jeruzalem!’
Hij vraagt me nu u te vertellen dat Hij stierf voor ieder van u die belijdt zondaar te zijn en die dit gevoelt. Hij vraagt me tot u te zeggen: ‘Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.’ Hij zegt mij u volledige en vrije redding te verkondigen – zo volledig dat er niets van u nodig is om erbij te helpen; zo vrij dat er niets van u nodig is om het te kopen.
Kom, o dorstige, kom en wees welkom.
Verheerlijk Gods vrije goedheid.
Kom tot Christus en koop zonder geld
waar geloof en waar berouw,
iedere genade die ons dichterbij brengt.
Ik voel me nooit zozeer tekortschieten dan wanneer ik zondaren aanspreek. Ach, ik wilde wel dat ik mijn hart eruit kon schreeuwen en dat ik mijn hart voor u en tot u leeg kon preken!
Dierbare Zaligmaker, trek onwillige harten.
Laat zondaars tot u vluchten, de zegen
nemen die uw liefde schenkt, en drinken en
nooit sterven.
Ter afronding nog deze ene gedachte: we zullen elkaar hier nooit allemaal samen opnieuw ontmoeten. Het is een heel ernstige gedachte, maar gelet op de loop van de natuur en het aantal sterfgevallen is het -ook al zou ieder van u van plan zijn hier de volgende zondag opnieuw te komen- helemaal niet waarschijnlijk dat ieder van u in leven zal zijn. Zeker één uit dit gezelschap zal de weg van alle vlees zijn gegaan. Vaarwel, u die ten dode opgeschreven bent. Ik weet niet wie u bent, die sterke man daar of die broze jongedame daar met de kleur van tbc op haar gelaat.
Ik weet niet wie er ten dode opgeschreven is, maar ik neem nu op de meest plechtige manier afscheid van zo iemand. Vaarwel arme ziel; en is het een vaarwel voor eeuwig? Zullen we elkaar ontmoeten in het land van het hiernamaals, in het tehuis van de gezegende mensen? Of zeg ik u nu voor eeuwig vaarwel? Dat doe ik als u leeft en sterft zonder Christus.
Maar ik kan die akelige gedachte niet verdragen. En daarom zeg ik: Arme zondaar, stop en denk na! Denk na over uw wegen, en nu ‘bekeert u, bekeert u, waarom zou u sterven?’ Waarom zou u sterven? Waarom zou u sterven?’ Waarom zou u sterven? O, die vraag kunt u niet beantwoorden. Moge God u helpen om deze vraag op een betere manier te beantwoorden, door te zeggen: ‘Hier, Heere!
Precies zoals ik ben, zonder één pleitgrond dan
alleen uw bloed dat voor mij vergoten werd, o
Zoon van God, kom ik tot U
Ik vertrouw mijn ziel toe aan Uw vriendelijke handen.’ De Heere zegene u allen, om Christus wil!
Amen.