Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen. Psalm 81:11
En Ik zal hem vervullen.’ Uit deze belofte maak ik op dat het een belofte is die alleen werd gedaan aan hen die hun mond wijd opendeden. Sommige broeders krijgen hun mond nooit vol omdat ze die nooit flink opendoen. Ze vragen om een beetje genade, en dat krijgen ze misschien, en misschien ook niet. Voor zulke bidders-met-dichte-monden is er geen belofte. Maar als ze hun mond wijd hadden opengedaan, zouden ze zeker hun mond vol zegen hebben gekregen. Bij de wereld is het zo, dat hoe minder je vraagt, je het des te waarschijnlijker zult ontvangen. Gods gedachten zijn echter niet onze gedachten. Bij God is het: hoe meer je vraagt, des te waarschijnlijker is het dat je wordt verhoord. Als we onze mond half opendoen, wordt die misschien wel, misschien niet gevuld; maar: ‘Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.’ We bidden altijd goed en we worden verhoord wanneer de Geest van God maakt dat we op een verheven grondslag staan, en op Gods voorwaarden smeken om zegeningen die in waarde, aantal en grootheid der oneindigen vrijgevigheid des Heeren waardig zijn. Dan handelen we met God, zoals Hij graag wil dat we met Hem zullen handelen, want Hij is een rijke en grote God. Hij heeft het graag dat we met ernstige gebeden en ernstige vragen tot Hem komen, en als we op die manier naderen, zullen we er heel zeker van zijn dat Hij ons verhoort. God zegt: Vraag om iets waarvan Ik het gevoel kan hebben u een genoegen te doen als Ik het geef, iets dat Gode waardig is. ‘Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.’ Zou dit ons niet heel veel kracht geven als we straks tot God naderen in het gebed?