Die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft het getuigenis, dat God getuigd heeft van Zijn Zoon. 1 Johannes 5:10
Als onze Heere Jezus nu op aarde zou zijn, dan zou Hij ongetwijfeld veel mensen tegenkomen voor wie Hij zou bidden: “Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen.” Dit is zeker waar van velen die in grote zonde leven, dat zij het onwetend doen, zonder de volle omvang van hun schuld of de ware aard ervan voor Gods aangezicht te beseffen. Het is de plicht van iedere dominee, en trouwens ook van alle christenen, om zonden uit onwetendheid op basis van schriftuurlijke gegevens aan het licht te brengen. We moeten de mensen laten weten wat ze aan het doen zijn en hen nooit in de duisternis laten voortleven. Als ze zonden willen bedrijven, laat hen dan tenminste weten wat ermee gemoeid is, want “de ziel zonder wetenschap is niet goed”. Het is niet betamelijk dat iemand in de duisternis doorleeft nu het ware Licht op het mensdom heeft geschenen. Het is waar dat ons getuigenis niet altijd aanvaard zal worden, want de mensen hebben de duisternis liever dan het licht, want hun werken zijn boos. Maar dat verandert niets aan onze plicht. We moeten getuigen van de waarheid zijn en instrumenten in de handen van God om de wereld te overtuigen van de buitengewone verdorvenheid van de zonde.
Over de grote zonde van het niet geloven in de Heere Jezus Christus wordt vaak op een erg lichtvaardige wijze gesproken, alsof het nauwe- lijks een zonde is. Toch maakt ongelovig zijn op basis van mijn tekst en ook op basis van de strekking van de hele Heilige Schrift, God tot een leugenaar, en wat kan er erger zijn? Ik hoop van harte dat iedere ongelovige zijn ongeloof nu in het ware licht mag zien. Als Gods Geest hem het kwaad van zijn voorbije ongeloof toont, zal hij waarschijnlijk schrikken van zichzelf en ontsteld zijn over zijn misdaad, zodat hij er niet langer mee doorgaat en zich aan het geloof gewonnen geeft. Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, dat de ongelovigen barmhartigheid geschonken mag worden, opdat zij zullen geloven in de Heere Jezus Christus.
Toen het mensdom door de zonde de weg kwijtgeraakt was, was het oneindige goedertierenheid van Gods kant om een weg der zaligheid te bereiden, en oneindige neerbuigendheid om die weg der zaligheid geschikt te maken voor onze verloren staat. Als het een zaligheid was geweest die van werken afhing, dan zou het voor ons onmogelijk zijn. Het zou ons leed verbloemd hebben, maar zou dat niet hebben kunnen verzachten. Door overvloedige goedertierenheid heeft God Jezus Christus als een verzoening voor de zonden voorgesteld. Hij nodigt schuldige mensen om in Hem als het zoenoffer te geloven en in Hem de liefde Gods geopenbaard te zien. Hij nodigt zondaren om naar het eeuwige leven te grijpen door Jezus Christus in geloof als hun Zaligmaker aan te nemen. Welnu, als de mens niet zeer laag en erg verdorven van hart geweest was, dan zou hij bij het horen van het evangelie van vreugde opgesprongen zijn en meteen de waarheid waarvan God getuigt, geloofd hebben. Maar aangezien de mens in het boze ligt, gelooft hij niet in Jezus Christus. Tenzij de Heilige Geest doeltreffend werkt, blijft hij nog in zijn ongeloof, ook al wordt hem Christus verkondigd en al wordt de Gekruisigde aan hem voorgesteld. De mens weigert het getuigenis van God aan te nemen en verwerpt de Verlosser.
Wat ik nu vanmorgen wil doen, is iedereen in zo’n staat te brengen dat hij als in een spiegel naar zichzelf kijkt en duidelijk ziet waar hij mee bezig is. Terwijl hij deze verkondiging hoort, wil ik graag dat hij voelt: “Ja, ik zie wat ik aan het doen ben. Door niet in Jezus te geloven, veracht ik het bloed der verzoening. Ik zeg God midden in Zijn gezicht dat Hij een leugenaar is.” Het is altijd goed voor een mens om precies te weten hoe hij ervoor staat. Des te vaker we een sterretje schieten om onze geografische lengte en breedte op de levenszee te bepalen, des te beter. Veel faillissementen ontstaan door onzorgvuldig handelen. In dergelijke gevallen hebben de handelaars geen zin om hun rekeningenboeken te raadplegen en gaan ze door met hun ogen halfopen, in de hoop dat de zaken een keer zullen nemen, wat nooit gebeurt. Het is voor een mens altijd goed om te weten wie hij is, hoe hij is, waar hij is en waar hij heengaat. Ik zou de ongelovigen dringend willen verzoeken om goed naar hun staat te kijken, om te zien hoe God die gadeslaat en om zichzelf te beoordelen, opdat zij niet geoordeeld worden. Als ik op dit moment niet erg toegenegen lijk te spreken, moet u maar niet verbaasd zijn. We kunnen ook zo met zondaren te doen hebben en ze zo vertroosten dat ze zich niet langer schuldig vinden en zich juist als ongelukkige mensen zien, die medelijden verdienen.
Niet al te lang geleden heb ik nog met een beproefde vrouw gesproken en na veel strijd heb ik haar hiermee wakker geschud: “Er is een weg der zaligheid. Jezus Christus is in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken, en wie in Hem gelooft, zal zalig worden.” Ze antwoordde: “Ik kan niet in Hem geloven.” Toen zette ik de bajonetaanval in en zei: “Wilt u dan voor het aangezicht van de almachtige God verklaren dat u niet in Hem kunt geloven, wat immers hetzelfde is als te zeggen dat God een leugenaar is? Sta dan op en laat me eens horen wat er in uw hart leeft.” Haar antwoord was zeer ernstig: “Ik zou zoiets niet kunnen zeggen.” Ik zei haar toen: “Maar dat hebt u eigenlijk al gezegd. Door uw ongeloof zegt u dat al jarenlang en u blijft het in feite zeggen zolang u in uw ongeloof blijft.” Toen ze wegging, zei die op de proef gestelde tegen me: “Bedankt dat u me niet hebt willen geruststellen. Ik wilde eerlijk behandeld worden en ik dank God dat u dat gedaan hebt.” Uit liefde voor de zielen van hen die niet in Jezus geloven, wil ik hen eerlijk behandelen en hen niet geruststellen. Er is geen vertroosting voor hen die niet geloven. Ik laat ze eerder zien wat hun zonde is, zodat ze beschaamd en schaamrood worden en berouw krijgen over hun verdorven ongeloof. Moge Gods Geest hun laten zien dat “die God niet gelooft. Hem tot een leugenaar heeft gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft het getuigenis, dat God getuigd heeft van Zijn Zoon.”
Ten eerste zullen we letten op het onvermogen van de zondaar om te geloven geanalyseerd.Ten tweede op de aard van zijn zonde aan het licht gebracht.Ten derde op de zonde van de ongelovige vervloekt.En ten vierde op zijn lot voorzegd.
I. Eerst HET ONVERMOGEN VAN DE ZONDAAR OM TE GELOVEN GEANALYSEERD. Hij voert aan dat hij niet kan geloven. Hij zegt dit vaak en brengt zo zijn geweten tot rust. Wanneer hij wakkergeschud wordt en ontwaakt, beweert hij dat hij niet in Jezus Christus kan geloven, niet in God kan geloven, en hij hervat zijn dodelijke slaap. Hij haalt de Heilige Schrift aan om zijn verontschuldiging te staven en herinnert ons misschien aan de woorden van de Heere Jezus zelf: “Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke.” Waarop we antwoorden dat de woorden van onze Heere altijd zeer gewichtig voor ons zijn en we niet graag een daarvan zouden willen verdraaien. Maar onze Heere licht Zijn woorden op een andere plaats Zelf toe, als Hij zegt: “Gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.” Het onvermogen van de zondaar ligt dus in hemzelf. Omdat hij het niet wil, kan hij het niet. Laat iedere zondaar hiervan verzekerd zijn en laat zijn geweten de waarheid ervan bekrachtigen. Hoor, o ongelovige, u hebt gezegd: “Ik kan niet geloven”, maar het is eerlijker als u gezegd had: “Ik wil nietgeloven.” Dat is het ellendige ervan. Uw ongeloof is uw eigen schuld, niet uw ongeluk. Het is een ziekte, maar het is ook een misdaad. Het is voor u een vreselijke bron van ellende, en terecht, want het is een afschuwelijke belediging van de waarachtige God.
Laat me uw ongeloof eens kritisch analyseren en u laten zien waarom u niet kunt geloven. Het onvermogen van velen van u ligt in het feit dat u helemaal niet over de zaak wilt nadenken.Velen van u geloven niet in de Heere Jezus Christus omdat u niet om uw ziel geeft, noch het belang om behouden te worden inziet. U geeft alle aandacht aan uw zaak, aan uw vermaak, aan uw zonden. U verbeeldt zich dat er nog tijd genoeg is om aan geestelijke zaken te denken en u vindt ze van secundair belang. Dit is voor een groot deel de oorzaak van het ongeloof. Laat ieder mens die niet in de Bijbel gelooft, eens deze vraag beantwoorden: hebt u dat Boek ooit onbevooroordeeld gelezen met de bedoeling om voor uzelf te ontdekken of het al dan niet het Boek van God is? Bent u er ooit voor gaan zitten om het getuigenis te bestuderen, dat het de openbaring van God is? Het gebeurt zelden dat er een ongelovige gevonden wordt die deze vraag met “ja” kan beantwoorden. Zij schelden op wat ze niet begrijpen en veroordelen bij voorbaat al wat ze nooit bestudeerd hebben. Klopt dat?
Velen zeggen echter: “O ja, ik geloof de Bijbel, ik geloof dat het Gods Boek is, ik geloof dat het evangelie Gods evangelie is.” Waarom gelooft u dan toch niet in Jezus? Het moet wel zo zijn, dat u denkt dat de boodschap van het evangelie niet belangrijk genoeg is om gehoorzaamd te worden. Op deze manier beschuldigt u God in feite van een leugen, want u vertelt Hem dat uw ziel niet zo kostbaar is als Hij zegt, noch uw staat zo gevaarvol als Hij beweert. U ligt op sterven. De dokter zegt: “Hier hebt u een medicijn dat u van uw ziekte zal genezen. Het is het enige medicijn dat uw leven zal redden. U zult sterven als u het niet inneemt.” Stel dat u het medicijn niet inneemt. Dan heb ik gelijk als ik zeg dat u, hoe u het ook wendt of keert, de dokter feitelijk rechtstreeks voor een leugenaar uitmaakt. U zegt niet met zoveel woorden: “Ik ben niet zo ziek als u denkt.” U zegt niet: “Ik geloof niet in uw medicijn.” Maar door het niet in te willen nemen, zegt u ondubbelzinnig hetzelfde. De dokter zal uw handeling wel begrijpen, ook al zegt u geen woord. En terwijl hij u voor zijn ogen ziet sterven, weet hij best dat het uw eigen schuld is. Door niet naar het bruiloftsfeest te willen komen, zegt u de Heere eigenlijk dat Hij er te veel aandacht aan besteedt. Hij laat de hemel en de aarde van Zijn glorie weergalmen, maar volgens u zijn uw boerderij en uw koopwaar echter veel meer uw aandacht waard. Door op de grote zaligheid geen acht te slaan verklaart u dat u niet in levensgevaar verkeert en dat u niet dringend een Zaligmaker nodig hebt. U zegt dan ook dat de vergeving der zonden, de gunst van God, en goede hoop op de hemel het niet waard zijn om allereerst en boven alles gezocht te worden. Noch is Jezus voor u Degene Die de banier draagt boven tienduizend, noch is Zijn liefde noodzakelijk om u waarlijk gelukkig te maken. Op al deze punten, en op nog vele andere, beschuldigt uw onachtzaamheid de Heere van een leugen.
Een tweede oorzaak voor het onvermogen van de zondaar om te geloven, ligt in het feit dat het evangelie waar is.“Nee”, antwoordt u, “dat is precies de reden dat wij het wel zouden geloven.” Jazeker, maar wat zegt Jezus in Johannes 8 vers 45? “Maar Mij, omdat Ik u de waarheid zeg, gelooft gij niet.” Een eigenaardige reden om een bewering niet te geloven – omdat ze waar is! Toch zijn er duizenden mensen wier vermogen om in een leugen te geloven, enorm groot is, maar hun vermogen om de waarheid te aanvaarden, lijken ze te zijn kwijtgeraakt. Waar godsdienstig bedrog is ontstaan, zijn juist die mensen die vanaf hun jeugd het evangelie gehoord hebben en het niet hebben aanvaard omdat het waar is, onmiddellijk het slachtoffer van deze oplichting geworden. De waarheid paste niet bij hun aard, die onder de heerschappij van de vader der leugenen lag. Nauwelijks werd er echter een doorzichtige leugen onder hun aandacht gebracht of ze sprongen er direct naartoe, als een vis naar een vlieg. De schandalige lichtgelovigheid van het ongeloof verbaast me! Ik kom mensen tegen die zichzelf heel scherpe denkers en filosofen vinden en zij tonen hun verbazing erover dat ik echt kan geloven in de zaken die ik verkondig. Maar zodra ik van hen begrijp wat hun stellige overtuiging is, dan slaat de verbazing over naar mijn kant, en die is duizendmaal groter dan die van hen. Het geloof dat Christus aanneemt, heeft slechts een klein keelgat, vergeleken met die lichtgelovigheid die bijvoorbeeld gelooft in de ontwikkeling van de mens uit protoplasma. Een leugen wilt u wel geloven, maar omdat het evangelie waar is, gelooft u het niet. “U praat ons een slechte aard aan”, zegt er iemand. Het is uw ware aard. Sommigen van u vinden het zo gewoon om geen andere leer te aanvaarden dan die overeenstemt met uw bedorven smaak en uw sceptische ideeën, dat u het evangelie niet kunt verdragen omdat het waar is en het daarom als bedorven overkomt. Als we het enigszins zouden snoeien, het zouden kappen en het aan u aanpassen, dan zou u het aanvaarden. Maar wij verzekeren u, in de Naam van de eeuwige God, dat we dit niet zullen doen. Om Gods wil, durven we dit niet te doen, ook niet ter wille van u. Want als we u een ander evangelie zouden prediken, zouden we u alleen maar misleiden.
Er zijn mensen die het evangelie niet aanvaarden, omdat het onder de mensen veracht wordt.Het evangelie wordt door de groten der aarde bespot en door het grootste deel van de mensheid belachelijk gemaakt. Daarom keren lafaards het de rug toe. Als de prinsen en de groten de waarheid zouden aanhangen, dan zit er misschien iets in, maar zijn niet allen die in Jezus geloven over het algemeen een armzalig stelletje? Zegt u in feite niet: “Ik kan Gods getuigenis alleen niet geloven, maar ik zou het wel geloven als een geleerde professor of een belangrijke rechtsgeleerde er zijn getuigenis aan toe zou voegen”? Wat zeiden ze in Christus’ dagen? “Heeft er iemand van de oversten geloofd?” Met de mening van de oversten werd blijkbaar meer rekening gehouden dan met het getuigenis van de Heilige God. Er is een bepaalde categorie mensen die altijd vraagt: “Is het in de mode?” Er zijn er van een andere categorie, die voorzichtig informeren: “Wat denken de andere mensen in onze winkel ervan?” Zij hechten meer waarde aan het oordeel van mensen dan aan de geschreven verklaring van God. Ze willen hun medemensen wel geloven, die net zo feilbaar zijn als zijzelf, maar in God willen ze niet geloven. Laat me dit eens zeggen: ook al deed u met de mode mee om in God te geloven omdat Zijn getuigenis door de groten der aarde of door velen om u heen verdedigd werd, dan zou dat toch niet betekenen dat u in God gelooft? Het zou in wezen neerkomen op het geloven in het getuigenis van mensen. Zondaar, dit is geen geringe ovetreding, om wel geneigd te zijn om het oordeel van uw medemensen maar niet de verklaring van uw God te aanvaarden.
Velen aanvaarden het evangelie niet omdat ze veel te trots zijn om het te geloven.Het evangelie is zeer vernederend. Het zegt tot de zondaar: “Wel meneer, u hebt geen verdiensten van uzelf en bovendien hebt u geen macht om in de toekomst verdiensten te verwerven.” Hij beweert gematigd te zijn geweest, rein, eerlijk en royaal, maar het evangelie zegt hem: “U hebt Gods wet overtreden en u wordt daarvoor veroordeeld.” Alles wat u gedaan hebt, was slechts uw plicht. Het kan u niet baten om uw gebreken in andere opzichten uit te wissen. “Want wie de gehele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle”, zegt het Boek dat niet dwalen kan (Jakobus 2:10). Als u behouden wilt worden, zult u als zondaar behouden moeten worden, of anders helemaal niet. Want Christus is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen maar zondaars tot bekering. U zult door de verdienste van een Ander zalig gemaakt moeten worden en van de zonde gereinigd in het kostbare bloed van Jezus. Uw eigen werken zullen er geen hand in hebben. Het is door genade, pure genade.
Natuurlijk kan een trots mens dat niet geloven. Hij keert het minachtend de rug toe. Waarom kan hij het niet geloven? Omdat hij het niet wil geloven. Hij is zo trots dat het hem beledigt. Het stuit hem tegen de borst en hij kan daar niet tegen. Velen van u moeten wel toegeven dat u niet op het evangelie gesteld bent, omdat het geen ruimte laat om uw trots op te bergen. Als het tot u zou zeggen: “Neem deel aan de sacramenten”, wel, dan zou u morgen gedoopt willen worden en aan de Tafel des Heeren gaan, als dat u zou behouden. En als ik zou mogen preken dat u behouden zou worden, als u op uw blote voeten van dit bedehuis naar Land’s End zou lopen, dan zou u vanmiddag nog beginnen, hoe nat het ook is. Als het iets belangrijks was wat u moest doen, dan zou u het doen. Maar omdat u nu niets anders doen kan dan te aanvaarden wat een Ander gedaan heeft, wilt u het niet hebben. Uw afschuwelijke trots is er verantwoordelijk voor dat u de vrije genade verwerpt. Als dit het geheim van uw onvermogen is, stelt het u dan vrij? Maakt het uw overtreding niet nog groter?
Een andere reden dat mensen Gods getuigenis aangaande Jezus niet kunnen geloven, ligt in de heiligheid van het evangelie.Als het evangelie tegen u zou zeggen: “U kunt uw zonden belijden en absolutie verkrijgen, en ga daarna maar weer zondigen”, zou dat velen van u niet goed uitkomen? Dat is de godsdienst voor zondige mensen! Denkt u dat er ooit een tijd zal komen dat een dergelijke leer niet langer populair is? Het is een zeer aantrekkelijke godsdienst, die de duivel zelf zou kunnen verzinnen; het toont zijn aanleg om te liegen. Belijd uw zonden aan een priester, betaal een shilling, ontvang absolutie en ga heen en leef zoals u wilt tot de volgende keer. Wrijf de zonde af met een beetje berouw, terwijl u gewoon verder leeft. De menselijke natuur is blij met een dergelijke godsdienst. Maar het evangelie zegt de mens: “U moet uw boze wegen verlaten. Wat meer is, juist uw aard die deze zonden influistert, moet veranderd worden. U moet wederom geboren worden.” Het evangelie roept: “Bekeert u.” De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de HEERE, zo zal Hij Zich over hem ontfermen. Het evangelie verkondigt Jezus, Die mensen verlost vanhun zonde. Maar dat wilt u niet. De onzuiverheid van uw hart maakt het voor u moeilijk in een zuiver evangelie te geloven.
O mensen, ik smeek u, zie op deze waarheid. Wanneer u zegt: “Ik kan niet geloven”, komt dat of omdat u te onverschillig bent of omdat uw aard zelf te arglistig en te onzuiver is om de waarheid te aanvaarden. Het zou zeer eenvoudig zijn om te geloven, als deze dingen er niet waren. Vinden de engelen het moeilijk om te geloven? Zouden de reine geesten het moeilijk vinden om te geloven? Nee. Uw zonde ligt aan de basis van uw ongeloof; het is de wortel die deze gal draagt. We kunnen van een verkwister niet verwachten dat hij in de uitnemendheid van besparingen gelooft, of van een verdorven mens dat hij in de genoegens van reinheid gelooft. Lichtzinnige mensen ontkennen zelfs dat er reine mensen bestaan. Wat voor oordeel hebben slechte mensen over de hele mensheid! Waarom denken ze zo slecht van anderen? Omdat ze hen met hun eigen maatstaven oordelen. Als een duif over een landschap vliegt, ziet zij heldere beken en korenvelden. Maar wat ziet een gier als hij boven hetzelfde landschap zweeft? Hier en daar een dood paard, een skelet, of een stuk kadaver. Iedereen kijkt met zijn eigen ogen. Een goddeloos, tot onreinheid geneigd mens kan geen reinheid zien. Christus zei tot de hovaardige Farizeeën: “Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt?” Hun trots stond in de weg. In iedere situatie waarin een mens aangaande de Heere Jezus beweert: “Ik kan niet geloven”, zit de moeilijkheid in hemzelf, dus niet in de feiten noch in het getuigenis van die feiten. Er is één verontschuldiging voor ongeloof, slechts één: “Hoe zullen zij in Hem geloven, van Wie zij niet gehoord hebben?” Die verontschuldiging zal de heidenen baten, maar niet u, want u hebt over Jezus gehoord en gelezen, en u kent het evangelie. Dus het enige excuus dat aanvaard kan worden, geldt niet voor u. Van u moet gezegd worden: “Die niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt.”
2. Ten tweede zal ik het nu dichterbij brengen en DE AARD VAN DE ZONDE VAN ONGELOOF beschrijven, dat God tot een leugenaar maakt. Ik zal er vele vormen van nemen en aantonen dat dit het geval is. Diegenen die aan deze zonde schuldig staan, ontkennen dat Jezus de Messias is, de beloofde Zaligmaker, de Zoon van God. Uit de hemelen heeft God Zelf verklaard: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!” Petrus sprak terecht op de pinksterdag over Jezus van Nazareth als van “een Man van God, betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft” (Handelingen 2:22). God zegt op vele wijzen: “Hij is Mijn geliefde Zoon”, en als u dat ontkent, maakt u God tot een leugenaar. Dat is heel duidelijk.
Er zijn er die Zijn Godheid ontkennen. Welnu, door de hele Heilige Schrift heen wordt ons verteld dat Jezus Christus is “God geopenbaard in het vlees”. “Het Woord was God.” “Door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn” (Kolossensen 1:16). Men noemt Hem “Wonderlijk, Raad, Sterke God”. De wonderen die Christus deed, en met name Zijn opstanding uit de doden, tonen alle Zijn Godheid aan. De Vader getuigt dat Hij Zijn Gelijke is. Wanneer iemand zegt dat Jezus geen God is, en de Vader zegt van wel, dan wordt Hij van een leugen beschuldigd. Maar aangezien ik geloof dat er van dat soort ongelovigen hier niet veel zullen zijn, zal ik hen laten voor wat ze zijn en doorgaan.
Een arme bevende, wenende zondaar komt naar me toe en zegt onder andere: “Mijn zonden zijn zo groot, dat ik niet denk dat ze vergeven kunnen worden.” Ik reageer aldus. God zegt: “Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.” “Maar mijnheer, mijn zonden zijn echt erg groot.” “Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” “Maar mijn overtredingen zijn in bijzondere mate verergerd.” “De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de HEERE, zo zal Hij Zich over hem ontfermen, en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig.” “Mijnheer, ik kan het niet geloven.” Ga dan staan en vertel dat op een onomwonden manier aan de Heere: “O God, U hebt gezegd dat U menigvuldig vergeeft, maar dat is een leugen.” Ik daag u uit om die bekentenis zonder voorbehoud uit te spreken, want u doet het van binnen al. Het heeft geen zin dat te ontkennen, want het is gewoon zo. God zegt: “Ik wil en Ik kan vergeven”, en u zegt van niet – wat is dat anders dan de Heere van een onwaarheid betichten?
Een ander zegt: “Och, mijn hart is zo verhard. Ik kan niet geloven dat de kracht van God een nieuw mens van me kan maken en me van de liefde tot de zonde verlossen.” Toch verklaart God in Zijn Woord: “En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een viesen hart geven.” Dit zegt God. “Het kan niet waar zijn”, zegt u. Goed dan, ontken het maar niet, u dicht God een leugen toe. God zegt: “Ik kan het”; u zegt dat Hij het niet kan. Daar hebt u uw staat.
Bij velen bestaat er twijfel over de gewilligheid van God om zalig te maken. Zij zeggen: “Ik geloof dat het bloed van Jezus Christus de zonde echt wegwast, maar is Hij ook gewillig om mij te vergeven?” Luister dan naar wat de Heere zegt, want Hij zegt het met een eed. En voor mij is dat iets opzienbarends, dat God zou zweren. Hij zweert bij Zichzelf omdat Hij bij geen hogere macht kan zweren. Let daarop! “Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in de dood van de goddeloze! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft.” Steeds weer opnieuw, op allerlei wijzen, verzekert Hij ons ervan dat Hij lust heeft aan goedertierenheid. Als u dan, zondaar, zegt dat God ongewillig is, dat Christus ongewillig is, en als de Heere zweert dat Hij wel gewillig is en dat Christus stierf om dat te bewijzen, wat stelt uw ongeloof dan voor? Ik wil eigenlijk niet uitspreken wat ik denk dat ik moet zeggen: opzettelijk beschuldigt u God van meineed. En wat meer zou de grootste godslasteraar uit de hel, of de zwartste duivel in de hel, kunnen doen dan dat? Dat is precies wat u gedaan hebt en wat u nu doet.
“Ach”, roept iemand, “mijn reden voor twijfel ligt dieper. Ik hoor dat God kan vergeven, bekeren en dergelijke, en ik geloof het, maar toch kan ik niet begrijpen dat dit ook voor mij kan. Ik zie niet in dat deze dingen mij aangeboden worden.” Luister dan naar wat God zegt: “O al gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt wijn en melk!” U antwoordt gevat: “Maar ik heb geen dorst.” U moest u schamen! Luister opnieuw: “Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” “Maar ik ben niet vermoeid.” Niet vermoeid? Hoe komt u dan aan de kost? Het spijt me voor u als u zo’n lui mens bent dat u niet hard werkt. De tekst betrekt ieder hardwerkend mens en ieder belast mens op aarde erbij. Luister nog maar eens: “Die wil, die kome.” Nodigt die tekst niet iedere levende ziel die gewillig is om te komen? Als u zegt: “Ik ben niet gewillig”, dan moet u het zelf maar weten. U belijdt dan dat u ongewillig bent om behouden te worden, ongewillig om met God verzoend te worden. En dat is precies wat ik probeer aan te tonen: u kunt niet geloven omdat u ongewillig daartoe bent. Uw bloed zij op uw eigen hoofd. Ik weet niet wat ik nog meer tot u kan zeggen. U moet wel gek zijn om u gewillig de vlammen van de hel en de toorn van God voor eeuwig op de hals te halen. Het is niet mijn taak om u te vertroosten als u zich in zo’n situatie bevindt. Als u voor uw eigen ondergang kiest, wel, dat zij dan zo. Luister nog één keer naar mij. Jezus heeft tot Zijn discipelen gezegd: “Gaat heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” Bent u een creatuur? “Ja, ik ben een creatuur.” Nou man, God heeft het zo helder mogelijk gezegd, dat het evangelie aan u gepredikt moet worden. En daarom heeft het betrekking op u. Zou God het u aanbieden om u te kwellen? Wanneer u zegt: “Het is niet voor mij”, maakt u God tot een leugenaar. Hij zegt dat het voor “alle creaturen” is. En u weet dat u een creatuur bent. Hoe durft u dan te beweren dat het niet voor u is? Door zo te spreken beschuldigt u de Heere ervan u niet serieus te nemen en met u te spotten.
“Goed”, zegt iemand anders, “maar ik zie niet hoe ik door eenvoudig in Christus en Gods getuigenis over Hem te geloven, mijn ziel zou kunnen redden.” Geliefden, zult u nooit iets geloven behalve wat u gezien hebt? En hoe kunt u dit zien als u het niet eerst geprobeerd hebt? Een dokter zegt: “Dat medicijn zal u genezen.” De patiënt antwoordt: “Ik wil eerst zien of het mij geneest, voordat ik het inneem.” Die man is dwaas, en dat bent u ook als u God niet serieus neemt. U moet het evangelie geloven op het getuigenis van God, en niet anders. Anders is uw geloof helemaal geen geloof in God. Het geloof dat bevolen wordt in het evangelie, is geloof in het getuigenis dat God aangaande Zijn Zoon gegeven heeft, een geloof dat God op Zijn Woord gelooft. Geloof dan in de Heere Jezus Christus en u hebt geloofd dat God waarachtig is. Weigeren om uw vertrouwen op Jezus Christus te stellen, betekent in feite dat u zegt dat Gods getuigenis niet voldoende is. Met andere woorden: u hebt God tot een leugenaar gemaakt.
Heel vaak heb ik mensen horen zeggen: “O, maar ik kan het niet geloven. Het lijkt zo wonderlijk.” Is dat niet de reden dat u het juist zou moeten geloven? Wat zou er anders bij de Heere der heerlijkheid vandaan kunnen komen dan datgene wat wonderlijk is? Hij is verheerlijkt in heiligheid, vreselijk in lofzangen, wonder doende.
Weer een ander roept uit: “Dat is te mooi om waar te zijn.” Ach arme ziel, hebt u dan nooit gelezen: “Gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan uw gedachten”? Een mindere zaligheid zou u niet baten noch God verheerlijken. Sommigen vinden het evangelie te eenvoudig. Zij willen een ingewikkelder stelsel dan “geloof en leef’. Hoe kan het te eenvoudig zijn voor zo’n beperkt verstand als het onze? Verder heb ik mensen zich om zien draaien en horen zeggen: “Het is te mysterieus.” Maar waar ligt dat mysterieuze dan toch in? “Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.” Wat is er nou duidelijker? Hoe dan ook, geliefden, laat me dit tot u zeggen, of het mysterieus is of niet: God getuigt ervan, en als u het niet gelooft, maakt u God tot een leugenaar. Of u het nu te eenvoudig vindt, te goed, te wonderlijk, of te weet-ik- veel, u zult of God moeten geloven of Hem tot een leugenaar maken. Er is geen derde mogelijkheid. Want of het nu eenvoudig of mysterieus, wonderlijk of gewoon is, de Heere verzekert dat het waar is. En als u Zijn getuigenis niet wilt aannemen, maakt u Hem tot een leugenaar en zult u de gevolgen daarvan moeten aanvaarden.
3. En nu bid ik de Heilige Geest om op mijn woorden neer te dalen, terwijl ik enige ogenblikken het derde, meest schrikwekkende punt aan de orde stel, namelijk DE VERVLOEKING VAN DEZE ZONDE. Niet in God geloven is echt een zonde! Het was de erfzonde, de deur waardoor al het andere kwaad in de wereld kwam. De duivel fluisterde moeder Eva in het oor: “Is het ook dat God gezegd heeft?” Die suggestieve twijfel was het begin van onze zondeval. En toen dat de helderheid van haar verstand had aangetast, zei de satan verder: “Gij zult de dood niet sterven” – hij maakte God direct tot een leugenaar. Toen zij hem geloofde en haar man haar daarin volgde, was onze ondergang compleet. Door ongeloof in God werd de mens Eden uitgezet en als gevolg daarvan worden wij met smart gebaard en bewerken we de grond in het zweet ons aanschijns. O vervloekt ongeloof! Het is hoog tijd dat u aan een galg gehangen wordt, zo hoog als die van Haman! Ach, hoe kan iemand u aan zijn hart drukken! U, verwoester van ons geslacht, u bent echt walgelijk! Hoe kon het gebeuren dat er onderweg zoveel graven gedolven werden, toen de kinderen Israels door de woestijn naar Kanaan trokken? Hoe kwam het dat er van de zeshonderdduizend man die te voet uit Egypte getrokken waren, slechts twee het overleefden en het beloofde land mochten binnengaan? Wie heeft al deze mensen gedood? De geïnspireerde apostel vertelt ons: “Zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof.”
Ga vandaag naar Jeruzalem, kijk onder de gebouwen van de moderne stand en let op de opgravingen, die de totale verwoesting van de heilige stad onthullen. Zie dat de profetie ten volle in vervulling is gegaan, dat niet een steen op de andere gelaten zou worden. Ga op de steilte van Sion staan en vraag: “Wie heeft deze mooie stad verwoest? Wie heeft haar heilige en schone huis met vuur verbrand? Zij had een prachtige ligging, de vreugde van de gehele wereld. Wie heeft haar in het stof geworpen en waarom? De paleizen van David en Salomo zijn ten gronde gericht en de ploegscharen zijn over hun fundamenten gegaan. Waarom is dit alles geschied? Waarom was het beleg van Jeruzalem het meest bloedige en het meest afschuwelijke in de hele geschiedenis? Dat was omdat de Joden de Messias verworpen hadden en het getuigenis van de levende God niet wilden geloven. O vervloekt ongeloof! Het spuwt haar vergif tegen de Heilige Geest en Hij kan er alleen maar van gruwelen. Hoe kan de volkomen Waarachtige het toelaten dat Hij van een onwaarheid beschuldigd wordt? Kijk eens ernstig naar deze zonde, die God tot een leugenaar maakt, want het is een dolkstoot naar God Zelf. Waardoor zou u zelf zeer gemakkelijk getergd kunnen worden? Als iemand uw spullen zou stelen, als hij uw lichaam zou slaan, als hij u in uw zaak zou benadelen, dan zou u het misschien nog geduldig verdragen. Maar als iemand u midden in uw gezicht zegt, dat hij u niet gelooft, wordt die belediging intens gevoeld. U bent niet waarachtig als u er genoegen mee neemt een leugenaar genoemd te worden. Er doet niets zoveel pijn als dat. Van alles is dat de wreedste steek. O, zeg maar niet dat u het moeilijk vindt om mijn woorden te geloven, want dat raakt me in mijn hart. Toch heb ik duizendmaal liever dat u mij zo behandelt dan dat u dezelfde belediging aan de Heere God richt. Vergeet niet dat dit ongeloof God op een gevoelige plek raakt. Hij komt tot de schuldige zondaar en zegt: “Ik ben gaarne vergevend.” De zondaar zegt: “Ik geloof U niet.” “Hoor naar mij”, spreekt de Heere, “wat voor bewijs hebt u nodig? Kijk, Ik heb Mijn eniggeboren Zoon gegeven; Die is aan het kruis gestorven om zondaren zalig te maken.” “Toch geloof ik U niet”, zegt de ongelovige. Welnu, hoeveel bewijs moet er nog meer gegeven worden? In eindeloze goedertierenheid is God tot het uiterste gegaan door de Zaligmaker Zijn bloed te laten vergieten en te sterven. God heeft Zijn binnenste opengelegd in de wonden van Zijn stervende Zoon en nog wordt Hij niet geloofd. De mens heeft hiermee voorzeker het toppunt van vijandschap tegen God bereikt. Er is niets waaruit de laagheid van de mens zozeer blijkt dan uit deze weigering om in zijn God te geloven. En er is niets wat zozeer de grootheid van de almachtige genade aanloont dan dat God Zich na dit alles verwaardigt om geloof te werken in een hart dat zo verdorven is. O wonder van zonde! O groter wonder van liefde!
Ik wil u erop wijzen dat u niet alleen God een- of tweemaal tot een leugenaar maakt, maar u ontkent ook wat Hij herhaaldelijk verklaard heeft. Een mens één keer vertellen dat hij een leugenaar is, is een grove belediging, maar als hij de waarheid blijft betuigen en u spreekt hem nog steeds tegen, dan neemt de provocatie in kracht toe. Als die mens volkomen waarachtig is, is het een staaltje van slechtheid van uw kant als u weigert in hem te geloven wanneer hij steeds weer opnieuw zijn bewijs herhaalt. De Heere is zelfs verdergegaan dan Zijn Woord te herhalen: Hij heeft het zelfs gezworen. En u wilt Hem nog steeds niet geloven. Vergeet vooral niet dat u juist op dit moment in tegenwoordigheid van God bent. De Heere kijkt u nu recht in het hart en ziet duidelijk dat uw ongeloof in uw binnenste tot Hem zegt: “O God, Schepper van hemel en aarde, U bent een leugenaar. O God, Die Uw Zoon overgaf in de dood, ik geloof dat feit niet en ik wil ook nu mijn vertrouwen niet op U stellen. Ik geloof niet in Uw macht of gewilligheid om mij te vergeven, hoewel Uw Woord heel duidelijk verklaart dat U daartoe zowel in staat bent als gewillig. U hebt beloofd allen die in Uw Zoon geloven te vergeven, maar ik kan niet geloven. U bent nu gewillig om de zonde direct weg te doen uit ieder mens die Uw getuigenis aangaande Christus gelooft, maar ik geloof Uw getuigenis niet. U liegt.” Ik weet dat u huivert bij zulke gedachten, en dat is maar goed ook. Maar waarom blijft u zich er wel door laten leiden?
Hoorde ik niet iemand zeggen: “Och mijnheer, al jarenlangprobeerik te geloven.”Vreselijke woorden! Zij maken alles alleen maar erger. Stel dat iemand, nadat ik iets belangrijks gezegd had, zou verklaren dat hij me niet geloofde en dat hij mij in feite niet kon geloven, hoewel hij dat graag zou willen. Ik zou me zeker gekrenkt voelen. Maar het zou de zaak nog erger maken als hij eraan toe zou voegen: “Eigenlijk probeer ik u al jarenlang te geloven, maar ik kan het gewoon niet.” Wat bedoelt hij daarmee? Wat kan hij anders bedoelen dan dat ik zo onverbeterlijk bedrieglijk en zo’n gezworen leugenaar ben, dat hij, hoewel hij me graag voor geloofwaardig zou willen houden, het echt niet kan? Uit alle macht probeert hij mij te overtuigen dat het hem behoorlijk boven zijn pet gaat om mij te geloven. Welnu, iemand die zegt: “Ik probeer in God te geloven”, zegt eigenlijk hetzelfde met betrekking tot de Almachtige. Wat is het zinloos om te praten over proberen te geloven! Als een bewering waar is, dan gelooft het gezonde verstand het, niet naar eigen goeddunken, maar omdat het bewijs geloof afdwingt. Het proberenligt in tegenovergestelde richting. Men wil de waarheid niet geloven en daarom is men onverschillig en onachtzaam. Men werpt spitsvondigheden en vragen op; men verlangt tekenen en wonderen, gevoelens en indrukken. Men bokst tegen het bewijsmateriaal op; men schuwt het licht. Dit geldt blijkbaar ook voor u die gelooft dat de Bijbel Gods Woord is, maar die toch ongelovig bent. Want als Jezus de Zaligmaker is, waarom gelooft u Hem dan niet? Praten over proberen te geloven is slechts een voorwendsel. Hoe dan ook, laat me u eraan herinneren dat er in de Bijbel geen tekst te vinden is waar staat: “Probeer te geloven.” Er staat steeds: “Geloof in de Heere Jezus Christus.” Hij is de Zoon van God, dat heeft Hij door Zijn wonderen aangetoond. Hij is gestorven om zondaren zalig te maken. Stel daarom uw vertrouwen op Hem. Hij heeft recht op uw onvoorwaardelijk geloof en kinderlijk vertrouwen. Wilt u Hem dit onthouden? Dan hebt u Zijn persoon belasterd en Hem tot een leugenaar gemaakt.
4. Ik laat dit nu voor wat het is en zal, met een zware last op mijn ziel, enkele woorden zeggen over HET LOT VAN DE ONGELOVIGE. Als deze mens blijft zeggen dat Hij God niet kan geloven en dat Christus niet vertrouwd kan worden, wat zal er dan met hem gebeuren? Ik vraag me af wat de engelen denken dat er gebeuren moet met iemand die God een leugenaar noemt. Zij zien Zijn heerlijkheid en terwijl zij het zien, bedekken zij hun gezicht en roepen: “Heilig, heilig, heilig.” Wat een ontsteltenis zouden zij ondervinden bij de gedachte dat God onwaarachtig zou zijn! Wanneer de heiligen in de hemel de heerlijkheid van God zien, vallen zij op hun aangezicht en aanbidden Hem. Vraag hun wat er volgens hen gebeuren moet met diegenen die God een leugenaar blijven noemen, een leugenaar inzake Zijn goedertierenheid jegens weerspanningen, om Jezus Christus’ wil. Wat mij betreft, ik kan geen enkele straf bedenken die te streng voor het definitieve ongeloof is. Ik weet slechts dit, dat er geschreven staat: “Die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.” Ik hoop dat u nooit te weten komt wat dat betekent. Maar u zult erachter komen, als u in uw ongeloof volhardt. God is geen leugenaar, maar als Hij de mens die in zijn ongeloof sterft niet verdoemt, dan zal Hij dat wel zijn. Keken er daarom maar op dat Hij het zal doen. Hij heeft gezegd: “Die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.” Als Hij onwaarachtig is, zou 11 ij u kunnen laten ontkomen, maar als Hij waarachtig is, zal Hij u de hel inwerpen. U hebt niets anders in het vooruitzicht.
Onlangs zei een onderzoeker tegen me: “Ik kan niet geloven.” Ik gaf hem slechts dit antwoord: “Dan zult u verdoemd worden.” Had ik iets anders kunnen zeggen? Nee, niets anders. Ik kon de ongelovige geen vertroosting, geen hoop bieden. “Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.” I ir straalt oprechte onverdraagzaamheid van deze woorden des Heeren af. 1 lij zegt niet al stotterend en aarzelend: “Ik ben bang dat u misschien iets ergs overkomt”, maar Hij zegt zonder voorbehoud dat u verdoemd zult worden. Er is niets op aarde noch in de hemel wat u kan behouden, behalve het geloof in Jezus. U kunt op duizend deuren kloppen, u kunt huilen, bidden, kermen, vreselijk lijden en zweten, ja zelfs tot druppels bloed, maar er is slechts één deur naar de hemel en die deur is het geloof in Jezus Christus. Als u niet door die deur binnengaat, zal God Zelf geen andere openen. Het heeft God behaagd de oneindige goedertierenheid van Zijn hart leeg te storten in de persoon van Zijn geliefde Zoon en Hij roept: “Die wil, kome en neme het water des levens om niet.” Maar als Jezus door u verworpen wordt en Gods getuigenis aangaande Hem afgewezen, ga dan niet op zoek naar hulp bij een ander. Denkt u dat God nog een Zoon heeft Die voor u wil sterven? U zou niet in Hem geloven, als dat zo was. Denkt u dat Hij het hele verlossingsplan en het genadeverbond zal veranderen en Zijn wijze voornemens zal bijdraaien om aan uw goddeloze opwellingen te voldoen? Dan zou Hij medeplichtig aan uw goddeloosheid worden en een beschermheer van uw onbeschaamdheid. Geloof me maar, Hij zal Woord houden. Als u niet in Christus gelooft, zult u op de jongste dag totaal beschaamd staan.
Het laatste wat ik u zeggen wil, is dit: niet alleen zal de ongelovige verloren gaan, maar hij zal verloren gaan door zijn ongeloof. Alzo spreekt de Heere: “Die niet gelooft, is alreeds veroordeeld.” Waarom? “Omdat hij niet heeft geloofd in de Zoon van God.” Heeft hij niet heel wat andere dingen misdreven die hem zullen veroordelen? O ja, u wordt beschuldigd van duizend andere zonden, maar de rechter zoekt naar de meest grove overtreding, opdat die als opschrift boven zijn veroordeelde hoofd geschreven kan worden. Hij selecteert deze monsterlijke zonde en schrijft: “veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Zoon van God’.Toen de Geest Gods in de wereld kwam om de mensen te overtuigen van zonde, begon Hij met hen te overtuigen van de grootste zonde van alle. Welke was volgens Hem de meest schandelijke? “Van zonde, omdat zij in Mij niet hebben geloofd.” Ik vertel u alleen maar wat ik in de Heilige Schrift vind. Bepaalde broeders zullen wel zeggen: “Deze preek is niet rechtzinnig.” Ik geef niets om hun kritiek: wat ik doorgegeven heb, is het Woord van God en het Woord van God staat over de hele wereld tegenover het woord van mensen. Zijn Woord is scherper dan een tweesnijdend zwaard en ik bid Hem om het vanmorgen tot diep in uw vlees te steken – om te verwonden en te doden, opdat Christus het daarna tot leven moge wekken. Als iemand van u uiteindelijk in de kerker van de wanhoop geworpen wordt om in de hel de toorn van God te ondervinden, dan zal de beschuldiging boven uw dodencel luiden: “Deze mens wist dat het evangelie waar was, maar toch wilde hij niet geloven.” Die gedachte zal u flink pijnigen: “Ik ben veroordeeld omdat ik de waarheid niet geloofd heb, omdat ik mijn God tot een leugenaar gemaakt heb, omdat ik mijn vertrouwen niet op Christus gesteld heb. Hij heeft mij gezegd dat het zo zou zijn, en het is ook zo. De stekende pijn is vooral dit: dat ik vanwege mijn ongeloof terecht zal omkomen.” O geliefden, spreek de Heere niet tegen. Bij uw verstand dat u nog bezit, bij uw liefde voor uzelf, bij de hemel en bij de hel, bij de bloedende wonden van Jezus en bij de waarachtigheid van God, bid ik u Jezus aan te nemen. Moge de Heilige Geest mijn smeekbeden vergezellen, dat uw ziel zich mag laten vermurwen, dat uw stenen hart voor het kruis mag versmelten en dat u de Heere Jezus mag aannemen, opdat Hij vandaag zij alles in allen.
Amen, ja, amen.