De Heere nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land dat Ik u wijzen zal. Genesis 12:1
Toen Abram in Ur der Chaldeeën werd geroepen, heeft hij waarschijnlijk gedacht dat hij zijn vader Terah en de rest van de familie kon overhalen met hem mee te gaan. Het schijnt dat hij daarin tot op zekere hoogte slaagde, want ze gingen tot Haran, maar daar is de familie om onbekende redenen lange tijd gebleven. Wat is dat ook met ons vaak zo! Als God in onze ziel gaat werken, zouden we graag hebben dat anderen met ons gaan, maar tevergeefs denken we dat we hen allen kunnen bewegen te doen en te denken als wij, terwijl er, als de krachtdadige roeping tot hen niet komt als tot ons, een scheiding moet plaatsvinden. Na een poosje kwam de boodschap opnieuw tot Abram: ‘Ga gij uit uw maagschap’ – niet: mét uw maagschap – ‘en uit uws vaders huis.’ Als we ooit de Heere zullen toebehoren, moeten we duidelijk en persoonlijk geroepen worden. Als ik altijd maar naar het Evangelie luister voor een ander, en slechts één van de massa ben, wordt het niets. Maar als ik voor mezelf luister, en de waarheid voor mij is bestemd, beschrijft hoe het met mij is, mijn ellende aan het licht brengt, mijn begeerte gaande maakt, mijn hoop wekt – dan wordt het Evangelie voor mijn geest de kracht Gods tot zaligheid. Ik smeek u voor uzelf te luisteren. Laat de stem van God tot u komen, ja, tot u – zoals een boontje valt in een kuiltje in de grond, dat de boer ervoor heeft gemaakt, zodat het kan opzwellen, ontkiemen en vrucht voortbrengen. Alleen een directe, duidelijke en persoonlijke roeping die tot het hart en het geweten komt, zal vrucht afwerpen.