Wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin. 1 Korinthe 15:51-52
Tussen hemel en aarde ligt maar een dunne scheidslijn. De hemel is eigenlijk veel dichterbij dan je misschien denkt. Soms vraag ik me af of dat beeld van “het verre land” wel klopt. Bedoelde de profeet niet eerder een groot rijk hier op aarde dan ons hemelse thuis? Want de hemel is helemaal geen ver land – het is het huis van de Vader. En zeg nu zelf: we bidden toch niet voor niets: “Onze Vader, die in de hemelen zijt.” Waar de Vader is, daar is ook de Geest die ons met open armen als kinderen ontvangt. Jezus wil ons laten zien dat hemel en aarde elkaar raken, zelfs in het gebed dat Hij ons gaf. Let maar eens op hoe Hij de hemel zo dichtbij brengt, door die te noemen naast iets heel alledaags: “Geef ons heden ons dagelijks brood.” Dat maakt het duidelijk: de hemel is geen verre plek, geen onbereikbaar oord. Nee, de hemel is zo dichtbij dat je in een oogwenk met de Koning kunt spreken, en Hij hoort je. Nog voordat de klok verder tikt, heeft Hij je geroep al beantwoord. Hoe zou je zo’n plaats een ver land kunnen noemen. We staan eigenlijk al bijna op de drempel. Soms lijkt het alsof je de zang van engelen kunt horen, alsof je de glans van thuis al voelt. Nog even, en jij en ik zullen Hem zien, onze Heere. Misschien scheidt ons alleen nog een laatste dagmars van de poorten van die stad. En zelfs als ons leven hier nog vijftig jaar duurt – wat is dat anders dan een oogwenk, vergeleken met de eeuwigheid die ons wacht?