En Hij voerde ze uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde. Psalm 105:37
Dit vers zingt al dagen in mijn hart en op sommige momenten moest mijn tong er wel uiting aan geven. Ik betrapte mijzelf op het zingen van een solo, met mijzelf als enige toehoorder. En dit was het thema van mijn lied: ‘En Hij voerde ze uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde.’ Ik hou van teksten, die me toezingen en me laten delen in hun melodie. Als dit vers ook in uw harten zou komen en u op dezelfde manier aan het zingen zou maken, dan hebt u een blijde bezoeker welkom geheten, die een donkere dag licht kan maken voor u.
Egypte kan een goed beeld vormen van de gevoelens van zorg en verdriet, neerslachtigheid en beklemming, waarin Gods volk maar al te vaak belandt. Het slavenhuis is een goede afbeelding van onze gesteldheid als we overtuigd zijn van zonde, maar niet weten hoe we kunnen ontsnappen aan haar schuld en kracht. Want dan wordt de zonde, die eens ons Gosen van genot was, de ijzeren oven van de angst.
Want hoewel we, terwijl we al wel overtuigd zijn van zonde, toch nog steeds zwichten voor de zonde, toch zijn we haar gewillige onderdanen niet meer. We weten dat we slaven zijn en we zuchten daaronder.
God zij geloofd: Hij heeft ons uit die toestand van slavernij weggehaald en we kunnen zingen van de vrijheid die Hij heeft gegeven met zijn eigen rechterhand!
Sindsdien moeten we, door Gods voorzienigheid, wonen temidden van slechte mensen, die macht over ons hebben en die macht op een kwade manier gebruiken. Ze hebben onze God gehaat en daarom haten ze ook ons, en ze tonen hun afkeer van ons op wrede en meedogenloze wijze. We vinden geen rust bij hen, onze ziel verkeert tussen de leeuwen. Ze zien eruit alsof ze ons willen verslinden, of ons schrik willen aanjagen, zodat we de weg naar de hemel niet blijven volgen.
Vele malen heeft onze genadige God zijn vervolgde volk verlost uit zo’n erbarmelijke positie en hen in de ruimte gebracht, waar Hij hen vreugde bereidde door christelijke broederschap en hen in staat stelde zonder beletsel heilige werken te doen.
Op dergelijke momenten, als Gods volk weggekomen is vanonder het juk van zijn onderdrukkers, heeft ‘Hij hen uitgevoerd met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde.’
Het is ook mogelijk om weer terug te gaan naar Egypte vanwege eigen geestelijke depressiviteit, innerlijke strijd en zwaarmoedigheid. Wanneer u bent als uw predikant is geestelijke achteruitgang u niet bepaald onbekend. Hoewel u niet afziet van uw geloof, maar, net als vader Jacob, eraan vasthoudt terwijl de krachten afnemen, toch bent u ‘verpletterd in een plaats der draken’. U voelt zich als die brandende braamstruik in de woestijn, die fel brandde en slechts door een wonder niet verteerd werd. Terwijl u lijdt onder verleidingen van het vlees en herinneringen aan oude zonden, komt satan zelf u aanvallen met zijn vurige pijlen en maakt het u moeilijk. Hij zal u duistere en verschrikkelijke gedachten te binnen brengen, waardoor u dag en nacht wordt achtervolgd, totdat u zich voelt als die arme Israëlieten onder de zweep van de Egyptische drijver.
Uw Verbondsgod zal u uit die staat van angst en leed halen. En wanneer Hij dat doet zult u zingen: ‘En Hij voerde ze uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde.’
God verhoede dat we ooit weer terug zouden vallen in dat zinloze en verkeerde vertrouwen op mensen, dat ons eens naar Egypte deed gaan om hulp te zoeken. We zullen daar toch niet voor ons plezier naar toe gaan? Waarom zouden we water gaan drinken uit een modderige rivier? Wij drinken uit een betere rivier dan de Nijl: uit de rivier van het water des levens!
Maar we moeten wel door het land van zwakheid en pijn. Tenzij God eerder terugkomt in al zijn glorie zullen we net als Jacob en Jozef stervend onze ogen sluiten. Dan zullen we in het graf neerdalen, dat een soort Egypte is voor ons lichaam, maar we zullen daar slechts tijdelijk blijven. We zullen een wijle sluimeren, elk in ons bed van stof, maar de trompet van de aartsengel zal ons doen ontwaken en onze lichamen zullen weer opstaan. We zullen echter niet net zo arm en zwak uit het graf te voorschijn komen als we erin gingen.
Nee, we zullen groot gewin hebben van onze tijdelijke verblijf in die donkere plaats. Zij die op de jongste dag de heiligen vanuit het Egypte van de dood hun tronen zien beklimmen zullen dan terecht kunnen zeggen: ‘Elij voerde ze uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde.’
Ik zal trachten mijn heerlijke onderwerp op de volgende wijze te behandelen:
In de eerste plaats worden de verlossingen van Gods volk altijd bewerkt door Goddelijke kracht. Leg de nadruk op het eerste woord: ‘Hij voerde ze uit…’
In de tweede plaats gaan bun verlossingen gepaard met groot gewin. ’Hij voerde ze uit met zilver en goud…’
En, in de derde plaats worden hun verlossingen vergezeld door een opmerkelijke kracht. ‘… en onder hun stammen was niemand die struikelde.’
Moge de Heilige Geest kostelijke muziek voor u maken op deze driesnarige harp!
1. In de eerste plaats wordt, als we uit het Egypte van ons verdriet worden geleid, onze verlossing bewerkt door goddelijke kracht. Toen Israël uit Egypte kwam was het Jahweh die de legers uitleidde. Als iemand wordt gered uit geestelijke slavernij is het de Heere jezus die de gevangene vrij maakt.
Enige tijd geleden hield ik een toespraak op de Mildmay Park Conference over het onderwerp in het donker Jezus volgen’. En het behaagde God die woorden te zegenen voor een groot aantal mensen die onder een wolk verkeerden. Dat was een reden tot blijdschap, maar ik heb er wel wat voor moeten doorstaan! Het lijkt wel alsof overal mensen die de toespraak gelezen hebben er door gedrongen worden mij verslag te doen van hun moeiten, wanhoop en zielsverduistering. Nadat ze hun droevige verhaal hebben neergeschreven stellen ze me begrijpelijkerwijs eindeloze vragen, om vanuit mijn ervaring en kennis te vernemen op welke manier ze licht kunnen krijgen.
Ik heb die vragen voorzover ik kon met vreugde beantwoord, maar er zijn nu eenmaal grenzen aan menselijke kracht. Ik voel me als een arts die plotseling een nieuwe praktijk erbij krijgt, terwijl hij het in zijn eigen praktijk al zo druk had dat hij dag en nacht bezig was. Vervolgens ziet hij zijn deur bestormd door patiënten die niet kunnen worden weggestuurd met enkele hoopgevende woorden en een dosis medicijnen, maar die veel tijd vragen om hun leed te kunnen uiten en troost te ontvangen.
De nachtbel luidt bij mij, geestelijk gezien, constant. En als ik een zieke ziel bezoek vereist dat lange en vermoeiende zorg. Ik heb er dus uit ervaring weet van, dat als een mens wordt bevrijd uit geestelijke slavernij, dat niet lukt met enkele gemakkelijke of haastig uitgesproken woorden. Nee, alle kracht en sympathie en ervaring schieten tekort bij sommige zielen. God alleen kan de verharding van de ziel wegnemen. Het heeft niet zoveel nut voor die aangevochtenen mij of anderen te schrijven wanneer hun pijn een geestelijke is, want God alleen kan hen uitredden.
Als ze in het donker zijn, kunnen we, net als iedereen, een lucifer aansteken. Maar aangezien ze zonneschijn nodig hebben blijft dat een zaak van God, Die alleen in staat is licht te scheppen. O, dat de Zon der gerechtigheid vanonder zijn vleugels met genezende kracht mag opgaan over elke ziel die op dit moment in het middernachtelijk duister van de wanhoop zit. Het voeren uit een verschrikkelijke gevangenschap, zoals Israël uit Egypte, moet worden bewerkt door de machtige en uitgestrekte arm van Jahweh alleen. En als zo’n bevrijding tot stand gekomen is zingen we in vervoering: ‘Hij voerde hen uit.’
Maar dat sluit het gebruik van middelen niet uit. God gebruikte Mozes en Aaron, en Mozes gebruikte zijn staf en zijn tong. Zeer zeker voerde Jahweh Israël uit en noch Mozes, noch Aaron, noch de staf in Mozes’ hand. Maar ze werden ingezet als Gods instrumenten. Als God u uitvoert, beste aangevochten vrienden, wordt het werk niet gedaan door de prediker, noch door een vertroostend boek, noch door andere middelen, maar het is het werk van God alleen. Het gebruik van instrumenten verbergt de Goddelijke kracht niet, maar maakt die alleen maar beter zichtbaar. De man Mozes was niet alleen bescheiden, maar hij was ook nog eens zo’n slechte spreker, dat hij de hulp van Aaron nodig had.
En toch gebruikte de HEERE hem. Aaron was nog minder groot dan Mozes, maar de HEERE gebruikte hem. Dat gold ook voor de staf, die wellicht niets meer was dan een notehouten stok, die door Mozes gebruikt werd bij het lopen en bij het hoeden van de schapen. Maar het behaagde de HEERE om van die staf op bijzondere wijze gebruik te maken, een eer die geen scepter van welke koning ook ooit te beurt viel. God droeg er zorg voor middelen in te zetten die het maar beter niet konden proberen de eer met Hem te delen. Mozes, Aaron en de staf deden hun werk, maar: ‘Hijvoerde ze uit’ – en Hij alleen.
Dit werk van God sluit ook de inzet van de wil niet uit. Het volk Israël werd naar de vrijheid geleid uit een land dat hun huis der slavernij geworden was. ‘Alzo voerde Hij zijn volk uit met vrolijkheid, zijn uitverkorenen met gejuich.’ Ze begaven zich met gejubel op weg, teneinde te ontsnappen aan de onverdraaglijke onderdrukking door Farao, die voor hen een echte tiran was. God tast de menselijke wil niet aan als Hij hen redt: ze worden niet tegen hun wil bekeerd, maar hun wil zelf wordt bekeerd. God heeft zijn eigen manier om het hart binnen te dringen. Niet met een koevoet zoals een inbreker, maar met een loper die Hij behoedzaam in het slot steekt, waardoor de grendel wegschuift, de deur opengaat en Hij binnen treedt.
De HEERE voerde Israël uit; maar zij hadden tot de HEERE geroepen vanwege hun zware juk en ze kregen die gave van de HEERE niet zonder dat ze ernaar verlangden en erom zuchtten. En toen die kwam accepteerden ze die met blijdschap en vertrouwden zich gewillig toe aan hem die door de HEERE gemaakt was tot middelaar en leider, aan Mozes. Ze deelden de eer van de uitredding niet met God, maar toch werkten ze hartelijk mee aan de redding door Zijn hand. Ze waren zelf bereid in beweging te komen, maar het bleef tegelijk waar dat ‘Hij ze uitvoerde.’
Broeders, Hij moest ze wel uitvoeren, want zelf hadden ze dat nooit voor elkaar gekregen. Als u genoeg over de geschiedenis van Egypte hebt gelezen om iets van de positie en de macht van de heersende Farao te kunnen begrijpen, zult u ook weten hoe onmogelijk het voor een troep slaven als de Israëlieten was om ook maar iets te beginnen tegen de wil van die heerszuchtige monarch met zijn absolute macht. Als ze hadden geprotesteerd en in verzet waren gekomen zou het enige resultaat het afslachten van velen en het voortduren van de slavernij voor de rest zijn geweest.
Er was geen hoop, zelfs voor de voornaamste Israëlieten, tegen de tirannie van Farao. Hij zou slechts roepen: ‘Ga weer aan het werk!’ – en dan zat er niets anders op dan dat te doen. Farao onderdrukte zijn eigen Egyptenaren, maar de vreemdelingen waren nog slechter af. Het is onmogelijk naar de piramiden en naar de andere grote bouwwerken langs de Nijl te kijken, allemaal gebouwd met onbetaalde arbeid, constant met de zweep op de rug van de werklieden, zonder erbij stil te staan dat een onbewapend herdersvolk, dat zo lang in slavernij werd gehouden, nooit de uitredding uit de macht van de Farao’s zou hebben bereikt als de almachtige Jahweh zich niet had verbonden aan hun zaak.
‘Hij voerde ze uit.’ Geliefden, wij kunnen nooit in eigen kracht ontsnappen aan de slavernij van de zonde. Onze vroegere zonden en de veroordeling die daarvan het noodzakelijke gevolg is hebben ons in een kerker opgesloten, welks grendels wij nooit vermogen te breken. Ook de vorst der duisternis heeft zulk een macht over onze slechte natuur dat we hem niet kunnen overwinnen, noch uit onszelf onder zijn heerschappij vandaan kunnen komen. Als we ooit bevrijd worden van de zonde en van satan zal het zijn vanwege de eeuwige en onveranderlijke waarheid dat de HEERE ons heeft gevoerd uit het slavenhuis. ‘Het heil is des HEEREN.’
Bovendien was de energie van het volk teveel aangetast om naar voren te durven komen, al hadden ze de vrijheid kunnen krijgen door een moedige opstand. Vier honderd jaren van slavernij hadden de geestkracht van de mannen van Israël verteerd. Ze ploeterden, ploeterden en ploeterden. En toen Mozes tot hen kwam en met hen over vrijheid sprak, luisterden ze weliswaar in het begin naar hem en hoopten. Maar na een paar uur begonnen ze te murmureren en tegen Mozes te klagen en te roepen: ‘Houd af van ons, en laat ons de Egyptenaren dienen.’
Die rampzalige gesteldheid was ook de onze voor onze bekering. We waren niet gemakkelijk overeind te krijgen om onze redding te zoeken. Ik herinner me dat ik het evangelie hoorde en er een weinig door vertroost werd. En vrijwel onmiddellijk viel ik terug in mijn eigen hopeloosheid. En ik zei tegen mijn ziel: ‘Ik zal zolang genoegen beleven aan het genot van de zonde als ik maar kan, want ik ben toch gedoemd om te komen door mijn ongerechtigheden.’ De slavernij van de zonde verwijdert manhaftigheid en moed uit de geest. En als de hoop ons toelacht beantwoorden we dat met een eigenzinnig en wanhopig zwijgen. Was u er niet zo aan toe, broeders, in die duistere dagen? Daarom moet het wel zo zijn dat, als de gevangenen van de zonde bevrijd worden, de HEERE zelf hen uitleidt. Ze hadden de geestkracht niet om hun vrijheid te bevechten. Ze waren te verzwakt vanwege hun eigen slaafse geest.
Er zitten op dit moment misschien mensen voor me voor wie God de deur heeft opengezet en die er toch niet doorheen durven. Christus is ook voor u gekomen en u weet dat u op Hem uw vertrouwen mag stellen, dat dat zelfs onmiddellijk mag, maar u durft Hem niet aan te nemen. U hebt het bevel ontvangen te geloven, maar u durft niet te geloven in wat u weet dat de waarheid is. U hoort ons het lied zingen –
‘Only trust him, only trust him,
Only trust him now,’
[‘Vertrouw op Hem, vertrouw op Hem,
vertrouw op Hem alleen.’|
maar u durft uw vertrouwen niet op de Heere Jezus te stellen, hoewel Hij uw enige hoop is op het verkrijgen van de zaligheid. Uw zonde heeft u verlamd in wanhoop. O God, voer deze gevangenen uit, doe het nu! Moge van hen, hoewel ze gevangen zitten in hun eigen innerlijk, met hun voeten vast in het blok, op aarde gezegd en in de hemel gezongen worden: ‘Hij voerde ze uit.’
Ja, de HEERE voerde ze uit. Niet gedeeltelijk, maar als geheel verloste Hij zijn volk. Iedereen werd vrijgelaten. Niet alleen de mensen werden uitgeleid, maar, naar het woord van God, ook hun vee: ‘Daar zal geen klauw achterblijven.’
Christus Jezus zal het complete getal van zijn volk redden, of niet één. Allen die de Vader Hem gegeven heeft zullen tot Hem komen. Geen macht van zonde en dood en hel zal in staat zijn iemand vast te houden die door Jezus doeltreffend is gered, of die door de Vader is uitverkoren. Alle bondelingen zullen van Hem zijn op de dag dat Hij zijn juwelen zal verzamelen. Hij heeft teveel voor hen betaald om er maar één van verloren te laten gaan. Het verlies van één van hen zou alles aan het wankelen brengen. Zijn Woord, zijn verbond, zijn macht, zijn trouw, zijn eer, zouden schade lijden als één van zijn kleinen zou ontbreken. Daarom maakt Hij zijn uitredding effectief en voert Hij hen werkelijk uit.
Deze verlossing kwam, toen het lam geslacht was. Farao hield Israël gevangen tijdens al de plagen, maar hij kon niet verder gaan dan tot een bepaald punt. In dezelfde nacht waarin ze zagen dat het lam geslacht werd en boven het vuur geroosterd, terwijl ze in hun huizen zaten, beschermd door het bloed aan de zijposten en de bovendorpel van hun deuren, in diezelfde nacht verlieten zij Egypte.
Ze gingen voort onder het zegel van de redding, het bloedrode kenmerk van het plaatsvervangend offer. Geliefde toehoorders, wellicht gaat u nog deze avond in tot die hemelse vrijheid. Ik weet dat u dat zult doen, als u in geloof op Jezus ziet als het Lam dat voor u geslacht is. Wilt u Hem nu aannemen als de uwe en erop vertrouwen dat Hij uw redding is? Aanschouw dan het Lam van God, dat de zonden der wereld wegneemt! Neem van zijn kostbaar bloed en strijk het aan uw deur en sprenkel het op uzelf, zodat de engel der wrake voorbij zal gaan. Kunt u hier nu komen en u voeden met Christus, als het Lam van Gods Pascha?
Zegt u dat dat een brutaal en stoutmoedig geloof zou zijn? Wees dan toch maar zo brutaal en stoutmoedig. Geprezen zij de naam van de HEERE: niemand werd ooit afgewezen die durfde te vertrouwen op Jezus! We zullen een lied zingen over u en anderen, als u gelooft in het grote offer, en wel dit lied: ‘Hij voerde ze uit.’
Israël kan niet in slavernij blijven in Egypte als de prijs van de redding geaccepteerd is en zijn bloed is vergoten. Geen mens kent vrijdom van zonde dan degene die vertrouwt op het verzoenende bloed. God verhoede dat ik u een andere weg naar de hoop zou wijzen dan dit ene pad. Want zonder bloedstorting is er geen vergeving van zonden!
Misschien heb ik hierover nu wel genoeg gezegd. Maar ik zou zeker te kort zijn geschoten als ik niet een ieder van u erop gewezen zou hebben dat er alleen verlossing van zonde is door de kracht van God. ‘Zo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.’ Tenzij een bovennatuurlijke macht er kracht aan verleent is welke vorm van verlossing dan ook waardeloos. Als u van beneden uit opnieuw geboren bent zult u ook naar beneden gaan.
U moet wedergeboren worden vanuit de hoge om naar boven te gaan. Er is geen ware vrijheid dan die waarmee Christus u vrijmaakt. ‘Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.’ Weet u wat het is, beste vrienden, om door een genadewonder uit de gevangenis te worden gehaald, door een openbaring van de Heilige Geest, door het bloed van Jezus dat is uitgestort voor velen? Als dat zo is zult u instemmen met het lied van alle heiligen: ‘Alzo voerde Hij zijn volk uit met vrolijkheid, zijn uitverkorenen met gejuich.’
2. Maar nu zijn we aangekomen bij een zeer vreugdevol gedeelte van ons thema. We zullen aandacht besteden aan het feit dat onze VERLOSSING GEPAARD GAAT MET GROOT GEWIN: ‘En Hij voerde ze uit met zilver en goud.’
‘O,’ zegt iemand, ‘dat weet ik nog wel! Dat is dat zilver en goud dat ze leenden van de Egyptenaren, zonder dat ze van plan waren het terug te betalen. Ik heb altijd al gevonden dat dat een boevenstreek was!’
Het was een ongelukkige beslissing van de vertalers van de ‘King James Version’ toen ze kozen voor het woord ‘borrowed’ (to borrow = lenen), want dat is niet correct. Onze Statenvertaling geeft het als volgt weer: ‘De kinderen Israels nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaren geëist zilveren vaten en gouden vaten en klederen.’ Geëist is wat anders dan geleend. Maar zelfs als we gedwongen waren hier het woord lenen te lezen hoeft dat nog niet te betekenen dat er iets verkeerds aan de hand was, want elk lenen en niet-terugbetalen is nog geen diefstal. ‘O nee?’ zegt u. ‘Dat is dan zeker een nieuw leerstuk!’ Laat mij de zaak verduidelijken.
Als ik van iemand iets leen met een van mijn eigendommen als onderpand en ik draag dat eigendom aan hem over, dan zal hij er zich niet over beklagen als dat meer waard blijkt te zijn dan het geleende bedrag. Deze Israëlieten bezaten land en huizen en andere eigendommen die ze niet mee konden nemen. En hun plotselinge vertrek hield een geforceerde verkoop in. Ze konden tegen de mensen die vlakbij hen woonden zeggen: ‘Hier is ons land. Wat wilt u er ons voor geven?’ Het volk nam de onroerende goederen van de Israëlieten over en zij gaven daar een vergoeding voor. Ze wisten heel goed wat ze deden en werden dus niet bedrogen.
Maar het is niet noodzakelijk voor ons om de Israëlieten op deze wijze te verdedigen. De Grote Eigenaar van alle dingen zei hun dat ze erom moesten vragen en beïnvloedde de gedachten van hun buren om te geven. Het was volkomen juist dat dit arme volk, dat zonder loon of betaling had gearbeid en daardoor de geboren Egyptenaren had gevrijwaard van gedwongen arbeid, daarvoor schadeloos werd gesteld. Het volk van Egypte was, voor een deel, bevreesd voor hen en voor hun God en tot op zekere hoogte voelde het met hen mee onder hun gruwelijke onderdrukking.
En dus voelden ze zich gedrongen gaven te geven aan de Israëlieten, in de hoop door hen gezegend te worden, zodat ze gevrijwaard zouden blijven van nog meer plagen die het land wellicht nog zouden bezoeken. De inheemsen zeiden in feite: ‘Neem maar wat u graag van ons wilt hebben, want we hebben u slecht behandeld. Laat ons nu echter met rust. Want de plagen zullen ons steeds blijven overvallen zolang Farao u hier vasthoudt.’
Dit alles is echter mijn punt niet. Ik wil het hebben over meer geestelijke zaken. Als God zijn volk uit slavernij verlost, komen ze er in hoge mate verrijkt uit te voorschijn.
Dit leek eerst allemaal erg onwaarschijnlijk. De gekwelden zien helemaal niet dat ze voordeel hebben van beproevingen als deze. Als ze er, al was het maar op het nippertje, aan konden ontsnappen, zouden ze dat meteen doen. Bedrukte zielen zijn meestal niet in staat hun gedachten zo hoog te verheffen dat ze al denken aan het goud van de toegenomen vreugde, het zilver van de vergrote kennis of de juwelen van de genade, die op de beproevingen zullen volgen. ‘Ik ben,’ zegt iemand, ‘geheel en al bereid om in de hemel in de bijkeuken te zitten, of aan de voeten van de geringste der heiligen.
Als ik er maar kom!’ In sommige opzichten is dat een goed gevoelen. Maar het is niet de manier waarop God handelt: Hij voerde zijn volk niet op een armetierige wijze uit, maar: ‘Hij voerde ze uit met zilver en goud.’ Uw Redder bedoelt u geestelijk te verrijken als hij u vrijmaakt van zorg en moeite.
Het was beslist de bedoeling van de vijand niet om Israël te verrijken. De bedoeling van Farao was om door het werk het laatste restje kracht uit hen te persen en hen in bittere armoede te houden. In feite was een van zijn belangrijkste doelstellingen het volk uit te roeien, uit vrees dat het zich teveel zou uitbreiden.
Maar de HEERE veranderde de vloek in een zegening: ‘Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde en hoe meer het wies.’ En hoe harder ze moesten werken hoe gezonder ze werden, zodat er ‘onder hun stammen niemand was die struikelde’. Dit was niet de bedoeling van hun vijanden, maar de bedoeling van God is nu eenmaal sterker. Evenzo is het niet de intentie van satan om mensen dichter bij Christus te brengen, maar toch worden zijn verleidingen en aanvallen vaak door God gebruikt om de beste en meest ervaren christenen te vormen.
Satan is keukenhulp in Gods keuken, waar hij de vaten der genade moet schuren. Beproevingen en aanvechtingen die ons dreigen te doden worden gebruikt tot onze heiliging. En heiliging is de beste vorm van rijkdom. Wat zijn we veel verschuldigd aan zorg en ziekte, kruis en verlies! Onze slavernij eindigt in onze uitleiding met veel dat beter is dan zilver en goud.
Zo worden we uitgeleid uit onze veroordeling vanwege de zonde. ‘Nu moet u mij eens vertellen,’ zegt iemand, ‘wat een mens voor voordeel heeft van een wanhopige, zorgelijke staat, overtuigd van zonde en vol vrees?’ Heel veel! Door het werk van de Heilige Geest zal het hem veel winst opleveren. Hij zal een helder zicht krijgen op het kwaad van de zonde. Dat is helaas steeds meer een zeldzaamheid onder gelovigen tegenwoordig, nu velen nog nooit ergens voor geboet hebben. Het is een goede zaak als een kind dat de gewoonte heeft appels te stelen z’n buik een keer vult met de zuurste exemplaren en daardoor hevige krampen in zijn buik krijgt.
Hij zal dat soort fruit nooit meer aanraken. Het is een goede zaak voor een mens om al in zijn jonge jaren te weten te komen wat een zure appel de zonde is en het hartzeer en de zieleangst te voelen vanwege de buitensporige bitterheid van zijn slechte wegen. Het is een blijvende les. Zoals het kind dat zich gebrand heeft beducht is voor vuur en de hond die in aanraking is gekomen met kokend water zelfs bang is voor koud water, zo is het, door de genade van God, ook met de discipline van het geweten.
Ze kweekt heilige voorzichtigheid en een afkeer van de zonde. Er zijn heden maar weinig puriteinen, omdat er maar weinig boetvaardigen zijn. Een vreselijk gevoel van schuld, een overweldigende overtuigdheid van zonde, dat zijn de fundamenten voor een luisterrijke heilige levenswandel.
De beproefde en verzochte zal ook duidelijk zien dat zijn redding alleen genade is. Hij voelt dat, als hij de vertwijfeling ooit te boven komt, hij nog geen atoom van de eer der uitredding aan zichzelf te danken heeft: het is enkel vrije genade. Zelf kan hij er niets aan bijdragen en hij weet dat. Als een kind van God het woord genade kan spellen en het duidelijk met een Jeruzalems accent kan uitspreken heeft het een grote hoeveelheid geestelijk zilver en goud
verworven. Ik heb eens een broeder meegemaakt die zo struikelde over het woord ‘vrije genade’, dat het er bijna uit kwam als ‘vrije wil’. Zelf kan ik dat sjibbolet zonder stamelen uitspreken, want mijn vrije wil probeer ik dagelijks te overwinnen om haar volkomen ondergeschikt te maken aan de wil van God. Ik dank alles aan vrije genade. Gezegend de mens die door ervaring te weten is gekomen dat vrije genade de bron is van elke zegening en elk voorrecht. En dat uitredding van begin tot eind genade is. Door de kennis van dit evangelie der genade worden mensen uitgevoerd met zilver en goud.
Dergelijke personen verwerven door hun zieleleed een schat aan gezonde ervaring. Ze zijn in de gevangenis geweest en hebben hun voeten in de stok gehad. ‘Wel,’ zegt iemand, ‘ik stel geen prijs op zo’n behandeling.’ Nee, maar als u die wel had ondergaan, dan zou u de volgende keer dat u een broeder ontmoet die gevangen zit in het kasteel van de reus Wanhoop, weten hoe u hem met medeleven tegemoet zou kunnen treden. U, die nog nooit pijn aan uw vinger hebt gehad, weet niet wat het is gebroken beenderen te hebben.
Ik acht het een groot voordeel voor een mens om in staat te zijn blijk te geven van meeleven met alle soorten van lijden en vooral met slachtoffers van geestelijk lijden. Als u zich kunt verplaatsen in de positie van een slaaf, omdat u zelf slaaf bent geweest in Egypte en God u daaruit heeft uitgevoerd, dan zult u in staat zijn hen te vertroosten die daaronder gebukt gaan.
U ziet dus, dat Gods volk op verschillende manieren rijker wordt van de moeiten waaruit God hen verlost. ‘Hij voerde ze uit met zilver en goud.’ Mensen die plotseling tot Christus komen en meteen vrede vinden hebben veel om dankbaar voor te zijn. En ze kunnen anderen behulpzaam zijn die hetzelfde hebben meegemaakt. Maar zij die gebukt gaan onder werken der wet en gewetensangst voordat ze kunnen ingaan in de rust, hebben gelijke reden tot dankbaarheid, aangezien ze bekwaamd zijn om mee te leven met speciale gevallen van mensen met een diep bedroefd gemoed. Als dit het resultaat is van een zware beproeving mogen we met recht en reden zeggen dat God hen heeft uitgevoerd met zilver en goud.
Zo komen heiligen uit vervolging te voorschijn. Het vuur der martelaren is het zaad der kerk. De hoop op Gods dorsvloer bestaat voor een groter deel uit tarwe, als het kaf eruit geblazen is.
Persoonlijke vroomheid is ook dieper, sterker, edeler in tijden van vervolging dan in andere tijden. Voortreffelijke heiligen werden gewoonlijk gemaakt als de omgeving zich verzette tegen waarheid en vroomheid. Tot op deze dag heeft de bruid van Christus als haar schoonste juwelen de robijnen van het martelaarschap. In elke periode van zware vervolging heeft God door het vuur heen zijn volk beter te voorschijn laten komen. ‘Hij voerde ze uit met zilver en goud.’
Zo komen gelovigen uit hun dagelijkse noden. Ze worden rijker in genade en ondervinding. Hebt u wel eens opgemerkt hoe echt en oprecht mensen zijn die zware beproevingen hebben ondergaan? Als u eens een avond lekker wilt kletsen ga dan naar een man met een geregeld inkomen, een uitstekende gezondheid, respectabele vrienden en hij zal u genoeglijke uren bezorgen. Maar als u verdrietig en vol zorgen bent en een gesprek nodig hebt dat u weer gelukkig zal maken, blijf dan uit de buurt van zo’n man. Kijk wereldse mensen aan en u zult zich van hen afwenden als een dorstige van een lege put.
Wie nog nooit zijn wangen nat van tranen heeft gehad kan die van anderen niet afwissen. Waar gaat u naar toe in moeitevolle dagen? Natuurlijk naar die goede oude man wiens ernstige ervaringen hem niet beroofd hebben van zijn opgewektheid, terwijl zijn zondige dwaasheid erdoor gedood werd. Hij was arm en kent het ongemak van beperkte middelen. Hij was ziek en kan meevoelen met de zwakheden van de zieken. Hij heeft zijn geliefden moeten begraven en voelt mee met getroffenen. Als hij spreekt klinkt zijn stem als die van een sympathieke vriend. Van zijn lippen komt troost.
Wat een aanwinst, als u zo iemand kent! Een man Gods, wiens leven gevuld is geweest met zowel geestelijke beproevingen en zielsconflicten als van buiten komend onheil, wordt, door Gods genade, een man met een grote rijkdom aan kennis, voorzichtigheid, geloof, vooruitziendheid en wijsheid en hij is voor de minder ervarenen zoiets als een huiseigenaar door wie vele armen worden gevoed en geleid, gehuisvest en aan werk geholpen. Wie veel beproefd is behoort tot de adelstand van de kerk. Een man die in de smeltoven is geweest en er weer uit is gekomen, draagt daar de tekenen van. Ik denk dat ik Sadrach, Mesach en Abednego onmiddellijk zou herkennen als ik ze tegenkwam.
Hoewel zelfs de reuk van het vuur hen niet aankleefde, weet ik zeker dat het een gloed heeft achtergelaten over hun gelaat en een heerlijkheid uit hun hele persoon deed uitstralen, die nergens anders door ontstaan kan zijn. In het vervolg werden ze ‘de drie heiligen’ genoemd. Tevoren waren ze ook al heilig, maar nu erkenden de mensen dat ook. Denkt u ook niet dat zij door de oven grote winst boekten en geldt niet van al die godzalige mensen wier levens gedenkwaardig zijn gemaakt door tegenslagen: ‘Hij voerde ze uit met zilver en goud’?
Als u en ik zullen zijn aangekomen op de hemelse stranden zullen we ook tot glorie komen. Als we opstaan uit onze graven zal dat niet gepaard gaan met verlies, maar met winst. We laten het verderf en de worm achter ons en daarmee al die aardse grofheid die ons in onze sterfelijke lichamen deed kreunen. God zal ons uitvoeren met zilver en goud. Wat zullen we een gouden liederen zingen! Wat zullen we een zilveren tonen van dankbaarheid uitbrengen! Wat een juwelen van gemeenschap met elkaar en met God zullen onze klederen versieren. Als ook wij mensen van smarten zijn geweest, verzocht met krankheid, des te vollediger zullen we ingaan in de vreugde van onze Heere, omdat we ook gedeeld hebben in zijn smarten. Ook wij hebben geleden onder de zonde en hebben tegen de vijand gestreden voor God en voor zijn waarheid.
Ook wij hebben schande gedragen en zijn vreemdelingen geworden voor de kinderen van onze moeder. Ook onze hiel is vermorzeld, maar in de dood hebben we, door Zijn genade, de dood overwonnen, evenals Hij dat deed. Derhalve is de vreugde van de gemeenschap met Hem van eeuwigheid. Wat zullen we een nieuws hebben voor de engelen, de machten en de krachten! Onze beproevingen en uitreddingen zullen het dankbare onderwerp zijn van ons verhaal. Komend vanuit de dood tot het eeuwige leven zal dit de slotsom zijn: ‘Hij voerde ze uit met zilver en goud.’
Beste vrienden, ik vrees dat ik tot het derde punt moet overgaan, want de tijd gaat snel. Maar ik kan het belang van wat ik heb gezegd niet genoeg benadrukken. Ik vraag hen die verdrietig zijn en zwaarmoedig om goed te letten op wat ik naar voren heb gebracht. Ik wil dat u gelooft dat uw tegenwoordige aanvechtingen bedoeld zijn om u te verrijken. U zult uit dit Egypte komen met grote genadewinst. ‘Laat me gaan,’ roept iemand. ‘Laat me toch gaan!’ Ik bid u, word niet ongeduldig. Waarom naakt wegrennen als een beetje geduld zal worden beloond met zilver en goud?
Als ik slavenwerk verrichtte in Egypte en zou horen dat de tocht naar Kanaän aanstaande was, zou ik er ook heftig naar verlangen om meteen op weg te gaan. Maar zodra ik ontdekte dat er een uur of wat vertraging was opgetreden, zou ik zeker dat oponthoud gebruiken om me te ontdoen van mijn land en trachten er zoveel schatten voor te verzamelen als ik maar zou kunnen dragen. Het oponthoud zou dan geen verloren tijd zijn. Daarom, geliefde vrienden, als u niet meteen troost kunt ontvangen, maak dan een goed gebruik van uw bezoekingen. Tracht eerder voordeel te behalen uit uw beproevingen, dan eraan te ontsnappen. Streef eerder naar het hemelse zilver en goud dan u weg te haasten van het toneel van strijd en verzoeking.
3. In de derde plaats is hier iets wonderschoons. Onze uitredding GAAT GEPAARD MET GEZONDHEID EN KRACHT: ‘En onder hun stammen was niemand die struikelde.’ Onder de duizenden van het volk Israël was er niemand die niet als een volwaardig soldaat kon meemarcheren. Iedereen was in staat om de tocht door de woestijn mee te maken. Hun aantal was zeker twee miljoen, misschien nog wel meer. En het was een verbazingwekkend feit dat er onder hun stammen niemand was die struikelde, of strompelde. Dat moet u heel duidelijk zien: niet alleen niemand ziek, maar ook niemand met reumatiek, of een andere ziekte die een wankelende gang veroorzaakt, of rugklachten die het dragen van lasten onmogelijk maken. Dit was niet minder dan een wonder van gezondheid, dat zijn weerga niet heeft in de natuurlijke gang van zaken.
Dit feit is een typisch voorbeeld van de gezondheid en de kracht van pas geredden. Het volk van God is, als het tot bekering komt, als regel wonderlijk sterk in zijn liefde tot Jezus en zijn haat voor de zonde. Onze jongbekeerden, ook al zijn ze misschien een tikkeltje verlegen, zijn indien ze zich werkelijk aan Christus gegeven hebben, energiek, veel in gebed, overvloedig in ijver en vurig in het brengen van het evangelie. Ik geloof dat velen van hen rustig hun leven zouden offeren op de brandstapel, omdat ze in hun eerste liefde zijn. In hun vroege dagen is niets hun te zwaar of te moeilijk als het gaat om de zaak van Christus, hun Heere. Als ik iets gedaan wil hebben dat durf en zelfopoffering vraagt, geef me dan maar een stel Israëlieten die net uit Egypte gekomen zijn, want er is niemand onder hun stammen die struikelt.
Nadat ze een eindweegs de woestijn in zijn, zijn ze echter maar al te gauw geneigd de rechterhand van God te vergeten en beginnen ze te tobben. Al spoedig zijn er velen ziek, vanwege de beet van giftige slangen of geteisterd door een plaag. Ze beginnen te mopperen en te klagen en hun overkomt in korte tijd allerlei onheil. Maar toen ze nog maar net waren uitgevoerd, waren ze zo uitmuntend dat zelfs God zei: ‘Ik gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw.’
Sommigen van u hadden, toen ze nog maar een paar maanden lid waren van de kerk, al een grote behoefte aan een mooi kussen om op te zitten en een knus hoekje in de kerkbank. En dat terwijl u nog maar kort geleden in het gangpad stond en zelfs niet merkte dat u stond. U bent bijzonder veeleisend geworden inzake het zingen en de liederen, de lengte van de gebeden, de houding van de predikant en vooral het respect dat moet worden betoond aan uw eigen dierbare ik. Alleen de meest uitgelezen arbeid past u: u zou u bijna beledigd voelen als u gewoon werk moest doen.
Zo was u niet, toen u nog maar pas bekeerd was. Kunt u zich nog voor de geest halen hoe de menigte tegen u aandrong en u zo geconcentreerd naar de stem van de prediker stond te luisteren dat u het helemaal niet in de gaten had? Wat een wandelingen ondernam u toen om naar een kerkdienst te gaan! Ik merk op, mijn vriend, dat toen de genade in u verkort werd, de mijlen u langer vielen. Toen u voor het eerst een kerkdienst bijwoonde zei ik tegen u: ‘Ik ben bang dat u te ver weg woont om hier regelmatig aanwezig te kunnen zijn.’ Maar u keek mij aan en zei: ‘O, maar dat is niets, mijnheer.
Als ik maar geestelijk voedsel kan krijgen is de afstand niet van belang!’ Maar als het koud wordt in uw hart vindt u het lastig om van zo ver te moeten komen en gaat u naar een populaire godsdienstoefening, waar uw muzikale gevoelens worden bevredigd. Ja, als de genade afneemt regeert de smaak de geest en bestuurt gemakzucht het lichaam. En dan verliest de ziel zijn eetlust, neemt de voorkeur voor lege frasen toe en vindt men het Woord van God maar eentonig. Moge de HEERE u de genade verlenen om één van hen te zijn waarvan gezegd is: ‘En onder hun stammen was niemand die struikelde.’
In veel opzichten is dit van toepassing op alle vervolgden. Natuurlijk wens ik niemand van u vervolging toe. Maar ik ben ervan overtuigd dat het sommigen onder u goed zou doen als ze er iets van voelden. Een man die een leertijd heeft doorgebracht bij deze harde meester kan een echte man worden genoemd.
Wanneer hij als een goed soldaat van Christus de hardheid doorstaan heeft, zal hij geschikt zijn om officier te worden in het leger en rekruten op te leiden. Indien ik door slechts het opheffen van mijn vinger alle gelovigen zou kunnen beschermen tegen vervolging, thuis en op het werk, zou ik lang aarzelen voordat ik dat ook werkelijk deed. Want ik ben ervan overtuigd dat de kerk nooit zuiverder, heiliger, voller van gebed of krachtiger is dan wanneer de wereld tegen haar te keer gaat.
De honden houden de wolven buiten. De hypocriet zal wegblijven uit een kerk als die alleen maar schande of erger kan opleveren. Toen er brandstapels waren in Smithfield was protestantisme synoniem met heldendom. Toen Gods bondsvolk nog samenkwam tussen de heuvels en moerassen van Schotland waren er onder hen nog geen ‘gematigden’ en ‘modernen’. Ze kenden en beminden de waarheid waarvoor ze vochten en die waarheid maakte hen sterk.
Wat zou bet een geweldige dag zijn als van geheel Gods volk gezegd zou kunnen worden dat er niemand onder hen was die struikelde. We moeten er als kerk aan werken om dat hoge niveau te bereiken. De zwakste onder ons zou zijn als David en David als de Engel des Heeren. Onze zuigelingen zouden jonge mannen worden en onze jonge mannen vaders in Christus. Halen we dat niveau hier in de kerk? Helaas, nee, bij lange na niet. Er zijn vele struikelenden onder onze stammen. Ik zal geen woord ten nadele van hen zeggen want ik denk dat ze eerlijk maar zwak zijn. Wat zou ik graag willen dat ze zich wat meer zorgen maakten over hun eigen zwakheden.
Want het is een werkelijk verlies voor de zaak die ons ter harte gaat. De zwakken belemmeren de sterken. We hebben de gehele kracht van de menigte nodig om de wallen van de vijand te bestormen, terwijl sommigen nu moeten achterblijven om de zwakken te verzorgen. Dat zou nog niet zo erg zijn, ware het niet dat zich onder hen dezelfde arme schepselen bevonden die twintig jaar geleden ook verzorgd moesten worden, maar sindsdien geen enkele vooruitgang hebben geboekt. Moge de HEERE ons allen versterken, om gereed te zijn voor de dienst van Jezus!
O, als we elkaar zullen ontmoeten in het beloofde land, als we zijn ingegaan in de glorie, wat zal het dan heerlijk zijn dat daar geen zonde of zwakheid meer is. Als de HEERE ons heeft uitgevoerd uit de wereld met al zijn moeiten, zal zondige zwakheid iets onbekends zijn. We zullen allen opstaan in glorie en zijn als de engelen van God. Gaat u daar ook naar toe, beste vrienden? ‘Ja,’ antwoordt iemand, ‘dat hoop ik tenminste; maar ik ben een struikelende.’
Dank God dan maar, want u bent op de goede weg, zelfs als u kreupelt. Het is beter om kreupel en verminkt en zwak het leven binnen te gaan dan rechtop te lopen en te springen op de weg naar de dood. Als ik iemand die zwak is een steun in de rug kan geven zal ik dat zeker doen. Tegelijk zou ik er bij u op willen aandringen om tot God te roepen dat Hij u sterk mag maken en te vertrouwen op Christus die u alleen de kracht van het geloof kan geven om twijfel en vrees te overwinnen.
Als iemand onder u nog niet gelooft tot het eeuwige leven te zullen ingaan, stel dan nu al uw vertrouwen op de Heere Jezus. Wie op Hem alleen vertrouwt, zijn kruis opneemt en Hem volgt, die dient een goede Meester. In Hem is leven voor hen die dreigen te vergaan, vreugde voor de treurenden, rust voor de vermoeiden en vrijheid voor de gevangenen.
Bent u opgesloten als een gevangene? Vertrouw alleen op Jezus. Hij zal de gevangenisdeur openbeuken en u eruit halen. Ja, en Hij zal u niet arm en behoeftig in vrijheid stellen. Nee, er zal van u en anderen zoals u gezegd worden: ‘Hij voerde ze uit met zilver en goud.’ Amen, laat het zo mogen zijn! Laat het, geliefde HEERE, op ditzelfde ogenblik zo mogen zijn!
Amen.