De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; Deze is mijn God; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen! Exodus 15:2
Laten we stilstaan bij de eerste opmerking: ‘De Heere is mijn Kracht.’ Wat een prachtige uitdrukking! Het arme Israël had geen kracht! Ze had niet zonder reden uit haar slavernij, waarin ze stenen zonder stro moest maken, geroepen. Israël zelf was zwak, maar Jehova kwam haar met kracht te hulp. De Heere is mijn kracht als ik zelf geen kracht bezit. Door de sterke arm des Heeren werd Israël uitgeleid. Egypte was blij toen ze vertrokken en de Egyptenaren gaven hun ten afscheid gouden en zilveren sieraden, want God had hen in de ogen van het volk verhoogd. De Heere is dus onze kracht als we zelf uiterst zwak zijn. De Heere was ook Israëls kracht tegenover een andere kracht. Farao was buitengewoon machtig. De koningen der aarde beefden bij het horen van het gehinnik van zijn strijdrossen en het geratel van zijn strijdwagens weerklonk zelfs in de hemelen. Maar voor God stelde dat alles weinig voor. Als de sterke zich opmaakt om Gods volk aan te vallen, stelt God daar Zijn almacht tegenover. Wat is Farao’s kracht in vergelijking met Jehova’s macht? Een propje papier dat tegen een muur van koper wordt gegooid. De vijand zei: ‘We zullen hen achtervolgen, we zullen hen overwinnen, we zullen de buit verdelen.’ Maar Jehova hoefde slechts Zijn wind te laten waaien en de zee bedekte hen. Zo zal de Heere onze kracht zijn als de machtigen zich tegen ons verheffen.