De verandering der bewegelijke dingen, als welke gemaakt waren, opdat blijven zouden de dingen, die niet bewegelijk zijn. Hebreeën 12:27
Het is een veelgehoorde misvatting dat de aarde stilstaat en dat ze vast en onbewegelijk is. Als astronomisch principe is ze afgewezen, maar als praktisch beginsel heerst ze nog steeds in de gedachten van mensen. Galileo heeft gezegd: “Nee, de wereld is niet een stilstaand lichaam, ze beweegt.” Al veel eerder had Petrus verklaard dat al deze dingen zullen vergaan. Ten slotte geloofde men de astronoom wel, maar men twijfelt nog steeds aan de apostel, of althans men vergeet zijn leer. Hoewel men glashelder uit de Schrift en uit ervaring weet dat er geen vastigheid op aarde te vinden is, bouwt men echter nog altijd op het drijfzand van de aarde alsof het een stevige rots is en hoopt men stof op alsof dat alles nooit weggeblazen zou kunnen worden. “Dit is de kern van de zaak,” roept een vrek, terwijl hij zijn zakken met goud vastgrijpt; “ik geloof niet in hemel en hel”. “Dit is de hoofdzaak,” fluistert een koopman, terwijl hij een groot risico neemt met zijn commerciële speculaties; “geestelijke zaken zijn alleen voor dromers en gevoelsmensen.
Geld is de ware schat.” Ach, mijne heren, u baseert uw redeneringen op een bedrieglijk fundament. Deze wereld isnet zo zeker niet meer dan een ronddraaiende bol voor het menselijke leven dan beschouwd in het licht van de astronomie. De hoop die men daarop bouwt zal net zo zeker op niets uitlopen als een kaartenhuis in de storm. We hebben hier geen blijvende stad en het is tevergeefs als we er één proberen te bouwen. Deze aarde is niet de rots die wij onder onze voeten menen te hebben. Ze lijkt meer op dat groene, maar zo verraderlijke, zachte en bodemloze moeras dat onoplettende reizigers verzwelgt. We praten over de terra firma alsof er zoiets als een vaste aarde bestaat. Er wordt geen bijvoeglijk naamwoord zo verkeerd gebruikt als dit, want de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid.
Om deze onaangename waarheid goed bij ons in te prenten, doet God in Zijn voorzienigheid de wereld af en toe bij wijze van waarschuwing beven. De Heere hoeft maar met één vinger naar de aarde te wijzen of de bergen worden verzet in het hart van de zeeën, terwijl de wateren bruisen en beroerd worden totdat de bergen daveren, door haar verheffing. De maaksels van menselijk vernuft en vlijt vergaan op het geluid van de stem van de Allerhoogste. Hoewel die de vastigheid van de aarde lijken te bezitten en de verhevenheid van de hemel lijken op te eisen, laat één Goddelijk woord de aarde en de hemel echter daveren. Als u door de geschiedenis bladert, zult u veel perioden van geweldige ontsteltenis aantreffen, die onuitwisbaar gegrift staan in de herinnering van de mensen.
Een rijk is door verovering in de vernieling gegaan en door politieke machten dichtgetimmerd. Ambitieuze koningen zijn door legers met ontembare moed ondersteund. Er zijn machtige vorstenhuizen gevestigd waarvan men verwachtte dat ze zo lang als de zon zouden regeren. God heeft ze echter doen wankelen en de diadeem is gevallen, de koninkrijken zijn verwoest. Babylon heeft gezegd: “Ik zit als een koningin, en zal geen rouw zien”, maar ze is verwoest geworden en haar paleizen zijn verbrokkeld tot een ruïne. Het machtige rijk van de Perzen leek oneindig en eiste trots de wereldheerschappij op, maar de ijzeren staf van Alexander heeft het in stukken geslagen als een pottenbakkersvat. Het Macedonische rijk kon ook niet lang blijven bestaan en het maakte snel plaats voor het machtigere Romeinse rijk, dat met al zijn strijdbare legioenen zijn tijd verduurde. Maar toch is ook dat, als een neerbuigende muur, voorover ter aarde gevallen. Net als een schuimkop zich in de golf oplost waardoor die gedragen wordt en voor altijd verdwijnt, zo gaan koningshuizen, republieken en keizerrijken ook voorbij. Ze zijn als een droom die bij het ontwaken voor altijd verdwenen is.
In de tijd tussen deze grote omwentelingen hebben er minder dramatische veranderingen plaatsgevonden, maar die toch ook dezelfde waarschuwing afgaven. Onze bedrijven worden door God af en toe flink door elkaar geschud. De mensen hebben gewoonlijk aardig wat vertrouwen in hun medemens en op basis van dit gerechtvaardigde vertrouwen gaat het goed met de handel. Echter, als door krankzinnigheid bezeten, kunnen ze plotseling in hun haasten met David zeggen: “Alle mensen zijn leugenaars”, en onmiddellijk aandringen op hun goud. Een veerboot is best in staat alle mensen de rivier over te zetten, als ze maar geduld hebben. Ze worden echter bezeten door de gedachte dat die boot spoedig zal zinken en daarom duwen en trekken ze om aan boord te komen, en zo brengen ze juist dat kwaad over zich waar ze zo bang voor waren.
Kenden ze maar wat meer geduld en verdraagzaamheid, waren ze maar minder inhalig en hielden ze maar meer rekening met anderen, dan zou alles misschien toch wel redelijk goed gaan. Maar bij de minste of geringste achterdocht vat het egoïsme vlam, laait het op tot wantrouwen en in een poging zijn eigen kaars te redden door het huis van de buren in brand te steken, treft men ook zijn eigen huis in brand aan. Hebzucht is er zo bang voor dat er een baksteen uit het huis gestolen wordt, dat ze de hoeksteen eruit haalt en die veilig onder het bed bewaart, met het gevolg dat daardoor het hele gebouw instort. Er zijn maar weinig mensen onder ons die ooit gedacht hadden zo’n ontsteltenis als die van de laatste twee dagen mee te maken. En nu, terwijl we er middenin staan, kan het goed zijn eens om ons heen te kijken. Hoe zit het met die aardschokken op het gebied van de commercie? Hoe kunnen we die verklaren? Zijn ze niet het gevolg van de wet van verandering en onstabiliteit die al het menselijk handelen kenmerkt? In plaats van ons te verwonderen bij een ontsteltenis, kunnen we ons beter afvragen waarom die niet vaker plaatsvindt. Als we naar het lichaam van het gemenebest kijken, kunnen we het Dr. Watts wel nazeggen als die van ons natuurlijk lichaam zegt: Vreemd dat een harp van duizend snaren zo lang op toon kan blijven.
Het is geen wonder dat de machine van de commercie af en toe vastloopt. Eigenlijk is het een groot wonder dat die, met zoveel vuile trucs, bedrog en inhaligheid, nog draait. Als we letten op de verdorvenheid van een mensenhart, is het zeer wonderlijk dat menselijke regeringen nog zo stabiel zijn en dat vergankelijke zaken zo soepel kunnen verlopen. Het is alleen te danken aan de allesomvattende voorzienigheid van God dat er niet meer catastrofes en rampen zijn. Maar toch, hoe zit het dan met deze ontsteltenis? En als ze dan komt, wat moeten we er dan van denken? Dat ze uiteindelijk onder de grootste zegeningen die God ons geeft geteld mag worden. Met alle rampen die ze met zich mee brengt, brengt ze alleen die dingen aan het wankelen die bewogen kunnen worden, terwijl de dingen die niet bewegelijk zijn, blijven, zelfs in een gezondere toestand, omdat de ondeugdelijke en bedorven aspecten aan het licht gebracht en verwijderd zijn.
We zullen in onze tekst een belangrijk algemeen principe ontdekken, namelijk dat God beweegt, zodat de bewegelijke dingen zouden vallen en dat de dingen die niet bewegelijk zijn, zouden blijven. We zullen vanmorgen proberen dat principe ook een praktische invulling te geven.
De oude Joodse bedeling
De ceremoniële wet was een zeer wonderlijk systeem van symbolen en beelden. Voor de godsdienstig aangelegde Israëliet was het een geïllustreerd boek vol kostbare lessen. Profeten en koningen vonden het een genot om haar te bestuderen. Mannen als David lazen haar heilige bladzijden dag en nacht met steeds weer nieuwe kracht grondig door. Maar toch was de Joodse bedeling, met al haar uiterlijke praal en haar innerlijke betekenis, iets wat bewegelijk was. Daarom, toen het moment kwam dat ze bewogen werd, ging heel het erbij gemaakte deel er van voorbij en bleven slechts haar eeuwige waarheden over. Vandaag zijn de Joden er nog steeds, maar het Mozaïsche stelsel niet meer. Israël kent geen priesters meer, geen offeranden, geen altaren, geen tempel. Jeruzalem is door de heidenen onder de voet gelopen en op Sions berg weerklinken de psalmen niet langer. De zonen van Juda zijn naar verre landen verdreven en haar dochters wonen in ballingschap. Het uitwendige stelsel werd bij de komst van de Heere bewogen en als iets uitwendigs hield het op te bestaan. Hoe kwam het dat het bewogen kon worden?
Een van de oorzaken was dat het zoveel met materiële dingen van doen had.Er waren aarden of stenen altaren nodig en zulke altaren kunnen door plunderaars omvergeworpen worden. Er waren stieren met hoorns en hoeven nodig en zulke slachtoffers kunnen door de pest gedood worden. Er waren priesters uit het huis van Aaron nodig en een mensengeslacht kan van de families van de naties afgezonderd worden. Er was een tabernakel of tempel nodig en gebouwen met handen gemaakt kunnen gemakkelijk afgebroken worden. Om die redenen kon het bewogen worden. Het voorhangsel van de tempel is gescheurd en de grote stenen van de tempel zijn naar beneden geworpen. Er verschijnt geen priester meer met de Urim en de Thummim en het gewijde altaar rookt niet meer. Waar is de ark met haar symbolische cherubs? Waar is de tafel der toonbroden, de gouden kandelaar en waar zijn de stenen tafelen? Dit waren slechts met handen gemaakte voorwerpen en die zijn bewogen en verwijderd. Maar de onbewegelijke dingen blijven: ons geestelijk altaar blijft bestaan, onze grote Hogepriester leeft en ons huis niet met handen gemaakt staat voor eeuwig in de hemel. Ons geloof hangt niet van materiële zaken af. We hebben geen altaar van koper of steen, want onze Heere Jezus heiligt onze offeranden. We hebben geen wierook en onyx, want de verdiensten van onze Zaligmaker zijn veel zoeter. We hebben geen tempel of een heilige der heiligen achter het voorhangsel nodig, want we aanbidden God in de geest en waar we Hem ook zoeken en Hij Zich laat vinden, die plaats wordt heilige grond.
We hebben alles opgegeven wat de onzichtbare werkelijkheid verbindt met de zichtbare schaduwen. En wat ons geloof betreft, zijn we niet meer onderworpen aan de armzalige elementen van massa, tijd en ruimte.
De Joodse religie kon bewogen worden omdat ze door materiële krachten bestreden kon worden. Antiochus kon haar altaren ontheiligen en Titus haar tempel verbranden en de muren van de heilige stad neerwerpen. Maar geen indringer kan het hemelse altaar van ons geloof met geweld verontreinigen of de hemelse vesting van onze hoop te vuur en te zwaard verwoesten. Materiële krachten zijn van weinig waarde, want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed. Tirannen mogen onze martelaars dan verbranden en onze gelovigen in de gevangenis werpen, maar de zuivere waarheid van Jezus kan nooit door het vuur verslonden noch met ketenen gebonden worden. Ze wordt gekenmerkt door onsterfelijkheid en vrijheid. De leer dat Christus Jezus in de wereld kwam om zondaren zalig te maken kan niet door het zwaard van de vervolging verwond worden, net zo min als de oceaan littekens kan oplopen door scherpe scheepskielen. Zelfs wanneer de winden in kerkers gekluisterd, de golven vastgeketend en de wolken opgesloten zouden worden, zelfs dan kan het Woord van God nog niet gebonden worden.
De vrijheid van het kruis van Christus kan niet door legers overwonnen worden, noch door legioenen vertrapt. Als onze aanbidding zich op een aards heiligdom zou richten en alleen door een bepaalde orde mannen vertegenwoordigd zou kunnen worden, gekleed in een speciaal gewaad, onder het zingen van een speciaal ritueel, ja, dan zou de waarheid van Christus misschien voor een tijd onderdrukt kunnen worden, misschien zelfs wel uitgeblust. Wij Zijn echter niet afhankelijk van deze dingen. We kunnen God net zo goed aanbidden in een schuur als in een basiliek, net zo goed in een catacombe als in een kathedraal. Boeren en bedelaars zijn net zulke goede priesters voor God als pastoors of abten. Eerbiedige stilte kan net zulke ware lofprijzing voortbrengen als de stemmen van koren met al hun gezang en orgels. Onze godsdienst is zo geestelijk dat de dood zelf, door ons van ons aardse lichaam te verlossen, onze aanbidding eerder helpt dan aantast. Daarom moeten we lachen om speren, zwaarden en rondassen, want ons heilige geloof bevindt zich buiten het bereik van wereldse wapens.
Bovendien is het Mozaïsche stelsel voorbijgegaan omdat het door de tijd aangetast kon worden. De ark was van duurzaam goferhout gemaakt, maar is toch aan de tijd bezweken. Het voorhangsel was gemaakt van de meest kostbare en onverslijtbare stof, maar is toch aan de druk bezweken en van boven naar onder doormidden geschuurd. Als de tempel niet door de vijand verwoest was, zou ze nu oud en grijs zijn, want de tijd houdt er geen rekening mee of de gebouwen heilig of werelds zijn. “Wat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.” Maar kijk nu eens naar de leer van het kruis van Christus! Die wordt niet door de tijd aangetast. Het evangelie van de zaligheid door genade alleen is vandaag net zo nieuw als toen Petrus erover preekte op Pinksteren. Het grote gebod “Gelooft en leeft” heeft nu net zo veel levendmakende kracht als toen het voor de eerste keer door de Heilige Geest werd toegepast. De tijd heeft geen invloed op de belofte van de Vader, op de verdienste van het bloed van Jezus of op de kracht van de Heilige Geest. Vandaar dat ons geloof blijft bestaan.
Geliefden, er kunnen veel meer beroeringen komen. Het rooms- katholicisme, een schijnimitatie van het materiële van de Joodse leer, heeft een beroering nodig die het vernietigt. Het Puseyisme, een even oppervlakkige als wereldse combinatie van het uitwendige en zichtbare met het inwendige en onzichtbare, zal op zijn tijd ook voorbijgaan. Het geloof echter, eenmaal aan de heiligen geschonken, zal iedere verandering overleven. Het symbool is vergankelijk, de geestelijke waarheid is eeuwig. Over iedere vorm van aardse religie zal eenmaal het oordeel uitgesproken worden: “Aarde tot aarde, stof tot stof, as tot as”, maar het zuivere geloof in Jezus Christus zal nooit vergaan. De gelukzalige leer dat God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende en al die heerlijke dogma’s die zich scharen rond het kruis van Christus, zullen die dag overleven waarop de elementen zullen vergaan en de aarde zal verbranden. Ze zullen niet alleen overblijven maar zelfs met meer helderheid en met grotere kracht blijven bestaan, omdat de bewegelijke dingen weggenomen worden. Aardse zaken verduisteren slechts de luister van het kruis en zijn door de zonde tot een voorhangsel gemaakt dat de heerlijkheid van de Heiland verhult. Des te vollediger ze verwijderd worden, des te duidelijker kunnen we het kruis van Christus in ons gezichtsveld krijgen. “Deze zullen vergaan, maar Gij blijft altijd, en zij zullen alle als een kleed verouderen; en als een dekkleed zult Gij ze ineenrollen. en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet ophouden.”
Alles wat waar is in onze belijdenissen zal standhouden wanneer alles wat slechts opvattingen is bewogen wordt.
Sommigen van ons, hoewel nog jong, zijn oud genoeg om zich een groot aantal gevallen van theologische ontsteltenis te herinneren, bijna zo absurd als die in het financiële centrum van Lombard Street, want er zijn ook nog andere oudere dames dan degenen die naar de bank rennen om hun spaargeld op te nemen. Het is nog niet zo lang geleden dat we hier de “Rivulet controverse” hadden, waarbij sommigen natuurgedichten als geestelijke gezangen beschouwden – poëzie zonder theologie. Daarna volgde het luidruchtigere gevecht van de “Essays en Recensies”, waarin een huidige bisschop een wiskundige kogel op Mozes afvuurde. En nu zijn er allerlei schrijvers die losslaan op het “Leven van Christus”, en we weten niet wat er nog allemaal zal volgen. Als dit soort aanvallen plaatsvinden, ontstaat er vaak een grote beroering onder vreesachtige gelovigen. Ze vragen zich dan af: “Wat staat er nu te gebeuren? De mensen hebben geen respect meer voor gezag. Vroeger ontvingen ze degelijk onderwijs omdat dat hun gegeven werd. Nu willen ze de oorzaak van alles weten. Helaas, Meester, wat moeten we doen?”
Het is waar dat de mensen ernstige vragen beginnen te stellen, waarvan sommige niet vandaag of morgen beantwoord zullen worden. Nu vragen ze van ons dat wij bewijzen dat de Bijbel het Woord van God is in plaats dat ze het als zodanig aanvaarden. Het scepticisme dat overal vraagtekens bij zet is erg actief en kan niet in de kiem gesmoord worden. Ze blijven maar vragen stellen, iedere keer weer opnieuw: “Nee, ik houd niet op totdat ik antwoord krijg.” Is er echt reden tot angst bij dit alles? Zal de waarheid zoals die er in Jezus is schade lijden door deze aanvallen? Geliefden, ik geloof dat zij er niet onder geleden heeft en ook geen nadeel zal oplopen, maar integendeel juist daardoor des te meer zal triomferen. Ik kan diegenen niet verontschuldigen die deze aanvallen op het Woord van God uitvoeren – ze zullen zich tegenover hun eigen Meester moeten verantwoorden. Bovendien kan ik ook geen woord ter verdediging aanvoeren van bepaalde bevestigde dienaren van Christus die hun roeping slechts uitoefenen door datgene te ondermijnen wat ze geroepen zijn te verdedigen. Hoe het ook zij, wie de middelen dan ook zijn, of ze nu belijdende mannen Gods zijn of openlijke dienaren van de duivel, ik geloof niet dat geruchtmakende beroeringen tot de verwoesting van een enkele waarheid kunnen leiden. Ze brengen echter wel datgene naar voren wat waar is en scheiden dit op deze manier van de onwaarheid.
Ten tijde van de Reformatie weerklonk de rechtvaardiging door het geloof van de kansels, en weinig anders, totdat er allerlei dwaal leringen de kop opstaken. De aandacht werd gericht op andere waarheden, net zo noodzakelijk tot stichting, zodat een volmaakter evangelie werd gepropageerd. In onze tijd lijkt het touwtrekken zich te richten op de leer van de komende straf, waarvan ik geloof dat zij net zo zeker is als het bestaan van God en de geïnspireerdheid van de Heilige Schrift. De strijd ertegen zal die waarheid alleen maar duidelijker naar voren brengen en ervoor zorgen dat de dienaren Gods haar met grotere kracht verkondigen. Daardoor zullen zondaren door Gods genade opgeschrikt worden en uitgedreven tot het kruis van Christus om daar vertroosting te ontvangen. Weest echter niet bevreesd, geliefden. De waarheid zal het dorsen doorstaan en slechts het kaf waardoor ze omgeven wordt kwijtraken. Wees niet bezorgd om de waarheid vanwege de bekwaamheid en het opleidingsniveau van de tegenstanders.
De meest verstandige man op aarde is een dwaas als hij tegen de waarheid in Jezus strijdt en u zult tegen hem opgewassen zijn als hij partij voor het verkeerde kiest. Hecht geen geloof aan ongelovigheid wegens een grote mate van kennis en geleerdheid. Het is slechts dwaasheid onder het masker van filosofie, metafysica en duur taalgebruik. Als ik niet kan verdedigen wat ik geloof, dan ben ik bang dat ik er zelf aan zal gaan twijfelen. En daarom zal ik het, indien mogelijk, mij eigen proberen te maken – in mijn eigen belang. En als ik door het te bestuderen niet kom tot een antwoord dat mijn tegenstander overtuigt maar wel mijn eigen geweten, dan zal ik daardoor een beter en weerbaarder christen worden. Op deze wijze zal het kwade ten goede keren. Laat ze maar schudden! Laat ze maar ziften! Geen enkele tarwekorrel zal ter aarde vallen!
Ik was van de week bij een kerk die vroeger een flink eind landinwaarts stond maar zich nu vlakbij de kust bevindt. Bijna elk jaar valt een grote klomp van het aarden klif in zee en over een jaar of twee zal deze dorpskerk naar beneden vallen. Nu staat ze daar nog in alle rust en vrede maar op zekere dag zal ze helemaal door de zee verzwolgen worden, zo zeker als de elementen volgens bepaalde wetten werken.
Het kwam mij voor dat dit bouwwerk als een type gezien kon worden van bepaalde kerkelijke lichamen die op het aarden klif van het staatsgilde of het bijgeloof staan. Het getij van de maatschappelijke verlichting en bovendien de vloed van Gods Geest komen dichterbij en hollen hun fundamenten uit totdat ten slotte het hele gebouw eraan gaat. Wat dan? Steekt u dan uw handen in de lucht, al roepend: “Gods kerk is verdwenen”? Houd op met die dwaze praat. Gods kerk is veilig genoeg. Kijk, daar staat de kerk van God op een stormachtige klip, waar de zee voortdurend op beukt en van alle kanten woedt. Toch is ze niet bang voor erosie, want ze is niet op een aarden klif maar op een steenrots gebouwd, en de golven van de hel zullen die niet overweldigen. Daarom, laat de aardse, staatsgezinde kerken maar varen! Verzwelg ze maar, o zee der tijd, verzwelg ze maar allemaal en laat geen spoor van ze achter! Maar de Kerk van de levende God zal des te heerlijker standhouden vanwege de verwoesting die haar tegenpartijders heeft overvallen en hun menselijke oorsprong heeft blootgelegd.
Ik hoef hier echter niet over uit te weiden want als u terugblikt in de geschiedenis, weet u allen dat het zo is. U kunt er gerust op zijn dat wat honderd jaar geleden waar was, nu nog steeds waar is en dat des te meer verzet er tegen het evangelie komt, des te meer het evangelie zal overwinnen. Laten we daarom niet bevreesd zijn maar ons vol vertrouwen in onze God verblijden.
Het ware van de uitwendige belijdenis is onwankelbaar ondanks het wankelen der tijden
Er zijn momenten waarop de belijdende kerk afschuwelijke beproevingen ondergaat. Ze leed in vroeger tijden onder het gericht van de vervolging.Edicten en bevelschriften werden uitgevaardigd die alle samenkomsten in de Naam van Jezus verboden. Degenen die trouw waren aan de leer van het kruis konden wrede straffen tegemoetzien. De stormwinden huilden ontzettend, maar het resultaat was dat de kerk, die door schijnheiligheid was overwoekerd, prompt van huichelaars werd bevrijd en alleen diegenen bleven over wier geloof de vuurproef kon doorstaan. Zo werd de kerk door de vervolging gezuiverd. Eigenlijk had ze haar vervolgers wel mogen bedanken dat die haar aan dat gezegende gebeuren hadden onderworpen. Tegenwoordig zijn we niet meer zo zeer onderworpen aan deze toetssteen, maar toch is de haat van de wereld er niet minder om geworden. Zij vleitde christenen nu echter. Ze nodigt ze uit om in haar vreugde te delen en smeekt ze om niet langer zo stug en streng te zijn. Met mooie praatjes biedt ze hun kostbare beloningen aan als zij zich maar een beetje aanpassen en niet al te rein en oprecht zijn. Hoe moeten we dit zien?
Hebben we hier niet te maken met hetzelfde zuiverende proces? Laten diegenen die de wereld liefhebben er maar heengaan, net als degenen die de genoegens van de wereld waarderen. Als ik een heg helemaal rond deze kerk zou kunnen zetten zodat niemand van u in de verleiding gebracht werd naar het theater te gaan of zich in lichtzinnig gezelschap te begeven, als ik hier een muur omheen zou kunnen bouwen zodat niemand van u ooit in de verleiding gebracht werd om naar een ballentent of de schouwburg te gaan, dan zou ik het nog niet durven. Want wat zou dat voor zin hebben? U zou deze dingen alleen maar nalaten omdat u er niet bij zou kunnen. De hang naar zulke ijdelheden, als die in uw hart zit, zou echter onbehandeld blijven. Als de schijnheiligen onder u nooit eens op de proef gesteld werden, zouden ze niet zo gemakkelijk aan hun huichelarij ontdekt worden. Dan zouden ook de oprechten onder u nooit sterk in hun geloof worden maar babychristenen blijven – verzorgd en aangekleed door anderen maar helemaal niet in staat zelf te lopen. De verlokkingen van de wereld zijn niet minder dan weer een ander voorbeeld van de wan die Christus in Zijn hand houdt en waarmee Hij de grote zichtbare hoop zuivert die daar op de dorsvloer van Zijn kerk ligt. Als sommigen van u in verleiding vallen – en hoewel we dan alleen om u kunnen wenen dan weten we toch niets meer dan dat uw uitwendige bezwijken voor de verleiding wellicht slechts de verdorvenheid en goddeloosheid van uw hart heeft blootgelegd. Daarom kunnen we u maar beter kwijt zijn. We hopen dan dat na verloop van tijd uw ogen opengaan voor die hoeveelheid verborgen kwaad die u anders nooit zou hebben ontdekt.
Op bepaalde momenten zijn onze kerken ontsierd door tweedracht. Gode zij dank dat we dat hier niet meegemaakt hebben, maar als het zou komen, ben ik er nog niet zo zeker van of dat alleen maar een spijtige zaak zou moeten zijn. Er is partijvorming en onenigheid, en dat is allemaal zonde, maar als er aan de kerk geschud wordt, dan zullen degenen bewogen worden die bewogen kunnen worden en zij zullen daarop wegglijden, een paar hierheen, anderen daarheen. Maar degenen die onbewegelijk zijn zullen hun integriteit in stand houden en het geloof verdedigen dat eenmaal aan de heiligen is toe vertrouwd.
Het kan ook gebeuren dat de groten in zonde vallen.Mensen die een vooraanstaande positie in de kerk bekleden, kunnen schipbreuk lijden en als dat gebeurt, dan wordt de gehele gemeenschap en ieder lid in het bijzonder daardoor getroffen. Toch kan zo’n verlies zelfs winst opleveren want zo worden degenen ontmaskerd wier geloof misschien rustte op menselijke wijsheid, die afhankelijk waren van menselijk aanzien en geen heiligheid pur sang nagestreefd hebben. Terwijl anderen die misschien alleen naar de kerk gingen vanwege hun vrienden en niet uit principe wellicht zo tot groot zelfonderzoek gebracht worden. Ik ben verdrietig om alle tekorten die ik waarneem, maar niet alsof ik geen hoop had, want slechts diegenen worden bewogen die bewogen kunnen worden. Maar degenen die in Christus geworteld en gevestigd zijn en waarlijk zijn zoals ze zich voorgeven, zullen tot het einde toe standhouden. Die oude eik in het bos is een van de meest indrukwekkende werken van God.
Kijk eens hoe die juist nu zijn volle bladerkroon krijgt, zijn groene onderscheiding met ere draagt. Het is echt een zeldzaam plaatje om te zien. Maar wat zijn dat voor droge stukken hout waarmee de grond bezaaid ligt? En wat zijn dat voor grote takken die maar in de schaduw liggen te verrotten? Dat hoeven we niet te vragen, want we weten allemaal dat die tijdens de winterstormen van de boom afgevallen zijn. Moeten we dan nu verdrietig zijn ter wille van de boom omdat die verrotte takken eraf gebroken zijn? We kunnen een treurzang aanheffen om die afgebroken takken, maar de boom zelf is nog nooit zo gezond geweest en heeft er nog nooit zo volmaakt uitgezien als toen die verrotte takken eraf vielen. Toen de orkaan door het bos huilde, trilde de oude boom in de harde wind en hij treurde toen hij het kraken van zijn takken hoorde. Maar hij is er blij om want de gave, gezonde takken vol met sap en leven zijn er nog allemaal. Slechts de verdroogde takken belasten de stam niet langer.
Om deze zaak in een paar woorden samen te vatten: ik denk niet dat we uiteindelijk hoeven te treuren over stormachtige tijden voor de kerk. Stilte is veel gevaarlijker. Het besmettelijke miasma daalt neer en verontreinigt het dal totdat de hele atmosfeer dodelijk wordt, zelfs voor een toevallige reiziger. De stormduivel, zoals men hem wel noemt, springt echter van de bergen de zonnige vlakten van het dal in. Met ontzettende kracht smijt hij huizen omver en hij rukt bomen met wortel en al uit de grond. Intussen wordt alles echter ruimschoots goedgemaakt door de doeltreffende zuivering die de atmosfeer ondergaat. De mensen kunnen vrijer ademhalen en de lucht is veel helderder nu de zwaarheid van de dodelijke nevel weg is en de giftige dampen niet langer boven de rivieroever en het dal hangen.
Onze eigen persoonlijke ondervinding
Geliefden, dit beginsel, dat voor de buitenkant opgaat, geldt ook voor de binnenkant. Voor iedere oprechte christen zal er een tijd van innerlijke beroering, beproeving en opschudding komen. We hebben persoonlijk ervaren dat er heel wat bij ons niet echtis. We denken dat we heel wat weten, maar het is niet veel meer dan opschepperige onwetendheid. Hoe vaak hebben we ons niet ingebeeld dat we erg nederig werden, terwijl we nog nooit zo trots geweest waren! We dachten dat we al onze hardnekkige zonden gingen overwinnen, maar precies op dat moment lachte satan ons uit omdat we een slapende zonde voor een dode hielden. We worden gestreeld door de gedachte dat we rijk en verrijkt geworden zijn, terwijl alles dat we door de voordeur naar binnen brachten ons via de achterdeur weer ontstolen werd, en meer nog.
We hebben ons geestelijk geld in een zak gestopt die vol met gaten zit. We hebben vergaard wat geen brood is en onze arbeid uitgewogen voor wat niet verzadigen kan. De zielenstrijd komt en we zijn verontrust want in onze valse vrede willen we niet verontrust worden. Maar wat hebben we zo’n verontrusting hard nodig! Ik weet dat er onder u zijn die niet verlangen naar zielendoorvorsende preken. Als ik er een geef die werkt als het vuur van de smelter, dan kunt u die nauwelijks verdragen. U wilt de zachte kussens van de beloften onder uw hoofd en een smakelijke maaltijd naast het bed. Maar onderzoekende preken wilt u maar weinig horen.
Deze momenten van zelfonderzoek zijn echter net zo noodzakelijk als momenten van voeding en vertroosting. En als ze uw binnenste ingaan, komen ze vol met zegeningen en moeten met dankbaarheid en dankzegging aanvaard worden.
Geliefden, laat ik een paar manieren van zielenberoering noemen. Tegenspoedis er één van. Iemand dacht dat hij alles aan God had toevertrouwd, maar toen kwam de dood en nam zijn kind weg. Hoe zat het toen met zijn overgave? Misschien doorstond die de beproeving, maar zie, de Heere neemt er nog één weg. Hoe zit het nu? Kunt u het ook een tweede keer aan? De derde pijl trof echter een andere geliefde. Kunt u in dit alles nog steeds Zijn hand herkennen? Bent u nog steeds bereid tot overgave? U zegt: “Ja”. Moge dat zo blijken als de beproeving komt. U zei onlangs: “Ik denk niet dat ik wereldsgezind ben. Ik hoop dat ik de dingen zoek die boven zijn, niet die op de aarde zijn.” Wat hebt u de laatste twee of drie koortsachtige dagen gedacht? U zong misschien wat we vanmorgen hier ook gezongen hebben:
Dies zal geen vrees ons doen bezwijken,
schoon d’ aard’ uit hare plaats
mocht wijken; schoon ‘t hoogst gebergt’, uit
zijne steê, verzet wierd in het hart der zee.
Hoe stond het met uw geloof op vrijdag toen de bank zijn betalingen staakte? Hebt u de held uitgehangen of juist de dwaas? Was uw ark zeewaardig toen de grote wateren losgelaten werden of bleek die juist een lekkend gevaarte? Ik ben bang dat we meer overgave in naam kennen dan echt en veel meer vertrouwen hebben in onze fantasie dan in de realiteit. U denkt misschien dat u God echt liefhebt uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht, en dat er niets kan gebeuren dat ervoor zorgt dat u negatief van Hem gaat denken. Maar zal een harde klap van de roede u niet een andere toon doen aanslaan? Kust u de roede of begint u als een opstandig kind te trappen? Kunt u met Job zeggen: “Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? De HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd!”? Tegenspoed, verlies, kruis, ziekten en sterfgevallen zijn heel harde beproevingen, maar als we die toch vol vertrouwen mogen dragen en tegelijk God voor alles loven en prijzen, blijken we genadige kenmerken te bezitten die niet bewogen kunnen worden en daarom zullen standhouden.
Wat een beroering brengt de verleidingteweeg in ons leven! We hebben het daar vorige week zondagmorgen over gehad. Hoe vaak is dat niet het lot van Gods volk! De verleidingen vliegen op ons af op een manier die we niet voor mogelijk houden. We worden verleid om God te verloochenen, niet in de Godheid van Christus te geloven, aan de waarheid van de Schrift te twijfelen, arrogant te worden, tot elke vorm van zonde in staat. En er zijn momenten waarop de verleidingen elkaar zo snel opvolgen dat we niet weten waarheen we ons moeten keren of wenden. We gebruiken het grote schild van het geloof zo goed we kunnen, maar het lijkt wel alsof het ons niet veel helpt om de ontelbare pijlen af te weren. Ach, wat moeten we dandoen? Welnu, dan zullen we erachter komen of onze genade uit God is of uit de mens. Dan zullen we merken of we het geloof van de uitverkorenen Gods hebben of niet. Het geloof van Gods uitverkoren volk mag “Invicta” op zijn wapenschild zetten: het is ongeslagen en onverslaanbaar. Het geloof echter dat voortkomt uit puur menselijk redeneren zal binnen korte tijd als een kartonnen helm of een houten zwaard bezwijken. O, prikkelende verleidingen! Ik vind u vreselijk, maar toch dank ik God ter wille van u, want de beproeving van mijn geloof, dat kostbaarder is dan goud dat vergaat, hoewel het door het vuur beproefd wordt, zal strekken tot Gods eer en tot mijn vertroosting.
Er komt een tijd van ontsteltenis die geen van ons zal kunnen ontlopen. Zelfs al zouden we zonder tegenspoed en zonder verleidingen leven, wat volgens mij onmogelijk is, dan nog zouden we het Beloofde Land toch niet binnen kunnen gaan zonder de doodsrivier te passeren, tenzij de Heere voor die tijd wederkomt. Wat een zwaar moment zal het doodsuur zijn! Geliefden, er zijn kerkmensen die er niet tegen kunnen als er argwaan bestaat betreffende de oprechtheid en levenskracht van hun vroomheid. Ze zeggen dan: “Waarom wil die dominee dat ik mezelf onderzoek of ik wel behouden ben of niet? Is het niet beter voor mij om te geloven dat ik behouden ben en zo tot aan mijn dood vrolijk verder te leven?” Geliefden, moge deze tong aan mijn gehemelte blijven kleven voordat ik er willens en wetens aan meewerk dat ook maar één aanmatigend persoon onder u zich op zijn gemak voelt. Een waar geloof kan zelfonderzoek verdragen, ja, het vraagt er zelfs om. Een verkondiging die de hoorders voorhoudt: “U hoeft uzelf niet te beproeven, neem maar gewoon aan dat alles goed met u komt”, is een verkondiging die uit de bodemloze put komt. Het is het werk van de duivel en geen bediening die uit God is. Als mijn geloof niet tegen onderzoek van mensen kan, zal het het onderzoek van God nooit kunnen verdragen. Als ik, nu ik nog gezond ben, niet eens een uurtje rustig over de staat van mijn ziel kan nadenken, wat moet ik dan doen onder de vloedgolven van de Jordaan? Als ik zelfs nu al zo bang ben, hoe moet ik me dan wel niet voelen? Als ik nu bepaalde verzen niet onder ogen durf te zien maar liever vergeet dat ze in de Bijbel staan zodat ik me van binnen rustig voel, o, wat moet ik dan als die teksten zich aan mij gaan opdringen? Ze zullen geen genoegen nemen met mijn onverschilligheid, maar van mijn geweten eisen dat het de kracht ervan erkent.
Mag ik u verzoeken, als u uw vertrouwen enkel en alleen op Christus stelt, om dat oprecht en uit geheel uw hart te doen? Maak geen fouten wat uw eeuwig zielenheil betreft, want fouten zijn hier fataal. Bouw op de steenrots en wees er vast op gebouwd. Wees niet bevreesd om bewogen te worden, want u zult weldra bewogen worden. Dat stille kamertje moet door u gehuurd worden en op dat bed moet u gestrekt liggen. U zult de waarschuwende stem van de dood opmaken uit de gedempte voetstappen van degenen die uw verscheiden verwachten en uit het zachte gefluister van de dokter als hij uw vrienden waarschuwt dat hij geen hoop meer heeft. U zult gedwongen worden in onbekende werelden te blikken. U zult het doffe gedreun van de diepe zee van de eeuwigheid horen. En als u dan bevangen zou worden door vrees, hoe donker zal dan uw afdaling in de vallei zijn! Maar geliefden, als u dan vol vertrouwen bent, met wat voor vreugde kunt u dan uw laatste uur tegemoet treden en met wat voor gejubel de eeuwige heerlijkheid ingaan! Hoe kunt u erop rekenen om danvol vertrouwen te zijn als u nuhet genot zoekt en u uw staat niet durft te onderzoeken? Kom op, voer vandaag maar een vriendschappelijk proces als het ware in het hemelse gerechthof tussen uw ziel en uw hoop, opdat er niet een noodlottig rechtsgeding tegen u gevoerd zou worden, een rechtsgeding aangespannen door het Goddelijk recht, dat in uw volledige faillissement zal resulteren, tot in eeuwigheid. God geve dat we er niet bang voor zijn bewogen te worden, want als we nu geen beroering kunnen verdragen, hoe moet het ons dan op de jongste dag vergaan?
Wat is het gevolg van alle beroering waar we tot nu toe door heengegaan zijn? Ik denk dat er veel van ons weggenomen is wat ons niet tot nut diende. We konden vroeger harder opscheppen dan we nu durven.
Ik moet wel belijden dat des te langer ik leef, des te meer ik mezelf een dwaas vind. Ik ben zwakker van mezelf, me meer bewust van de zonde en minder positief over mijn eigen kunnen dan ooit tevoren. Des te meer kracht ik van God ontvang, des te meer ik erachter kom hoe zwak ik in en uit mezelf ben. Ik dacht dat ik vroeger wel een paar dingen wist, maar behalve die dingen die God me geleerd heeft, besef ik nu dat ik niets weet. Ik neem aan dat we hoe verder we komen op de weg ten hemel, hoe meer we ontevreden met onszelf worden, omdat door onze dagelijkse beproevingen en problemen veel van die zeepbellen waarop we vroeger ons vertrouwen stelden, kapot klappen. Alle houten formelen moeten uit ons metselwerk verwijderd worden, want God bouwt Zijn gewelven zo dat ze zonder het ondersteunende geraamte zullen blijven staan. Alle klinken moeten onder ons schip vandaan geslagen worden, want het is niet de bedoeling dat het hoog en droog op de kade blijft staan; het moet neergelaten worden in een zee van eeuwige heerlijkheid. Het metaalschuim verteert, Gode zij dank, want dit verlies is het edele metaal tot winst. Onze uitwendige mens zal vergaan, maar de inwendige mens wordt dag aan dag vernieuwd. Ga maar door, Grote Beroerder van hemel en aarde, en laat mijn pretentie, mijn aanmatiging en mijn lege belijdenis maar van mij wankelen, want het onvervalste werk der genade zal daardoor bevorderd worden!
Alles wat u bezit
De bewegelijke dingen zullen verwijderd worden, maar de dingen die niet bewegelijk zijn zullen blijven. We bezitten tegenwoordig veel dingen die bewogen kunnen worden en het past een christen niet om daar te veel waarde aan te hechten. De armste onder ons heeft veel zegeningen van God ontvangen waarvoor hij vanmorgen dankbaar mag zijn, maar de rijkste onder ons heeft niets stoffelijks waarop hij kan vertrouwen. Iemands vrouw en kinderen zijn het zonnetje in huis. We hebben misschien een klein onderkomen dat erg eenvoudig is, maar het is ons thuis en we houden ervan. Sommigen van u zijn succesvolle en welvarende handelaars, anderen zijn middenstanders die een klein fortuin vergaard hebben. Wees hier dankbaar voor maar vergeet niet dat dit bewegelijke dingen zijn. De gezichtskleur van iemands vrouw kan verbleken, de stralende ogen van de kleintjes kunnen spoedig dof worden, het huis kan in de as gelegd worden, ons eigendom kan vleugels krijgen en wegvliegen. Er is niets bestendigs hier beneden. Alle dingen zijn vatbaar voor verandering. Niettemin hebben sommigen van u “dingen, die niet bewegelijk zijn”. En als ik u vanmorgen uitnodig om de lijst ervan eens door te nemen, zo dat als de bewegelijke dingen allemaal verwijderd zouden moeten worden, u echte vertroosting mag putten uit de dingen die niet bewegelijk zijn. In de eerste plaats mag u, wat u ook kwijtgeraakt mag zijn, tegenwoordige zaligheidondervinden. Vanmorgen staat u aan de voet van het kruis, alleen vertrouwend op de verdienste van het kostbare bloed van Jezus. Geen hausse of instorten van de beurs kan tussen u en uw behoudenis in Hem komen. Niet het springen van de bank, niet de run op uw spaargeld kan dat beïnvloeden. Een zondaar behouden! Ik kan me het moment herinneren dat ik dacht: als ik heel mijn leven op water en brood moet leven en al mijn dagen in een kerker vastgebonden zou zitten, dan zou ik me daar opgewekt aan onderwerpen als ik daardoor mijn zonden kwijt zou raken. Als de zonden mijn geest zouden achtervolgen en belasten, dan zou ik een martelaarsdood hebben verkozen boven een leven onder de plak van een schuldig geweten. Welnu, al uw zonden zijn weggedaan. Er is er niet één overgebleven in Gods boek. Door Jezus’ bloed bent u rein en dat is een troost die u niet afgenomen kan worden.
Wat kan ons schaden,
wat van U scheiden,
Liefde die ons hebt liefgehad?
Vervolgens bent u vandaag een kind van God.God is uw Vader. Geen verandering van omstandigheden kan u dat ooit ontnemen. Als u een van de edellieden van het Hogerhuis zou zijn, zou u gedegradeerd kunnen worden. Als u onder de rijken geteld zou worden, zou u uit hun gezelschap gestoten kunnen worden. Uw vaderen moeder mogen u misschien verlaten, maar u kunt deze heuglijke zekerheid nooit kwijtraken dat u een erfgenaam van God bent, een mede-erfgenaam van Jezus Christus. Verlies en armoede verdragen hebbend, totaal ontkleed, mag u zeggen: “Hij is toch mijn Vader. Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen, en naakt zal ik daarheen weerkeren. Ik zal echter tot mijn Vader gaan en in het huis mijns Vaders zijn vele woningen. Daarom zal ik niet ontroerd worden.”
U ontvangt deze dag nog een andere duurzame zegen, namelijk de liefde van Jezus Christus.Hij, Die God is en mens, heeft u lief met geheel de kracht van Zijn tedere natuur. Niets kan dat van u wegnemen. Als u naar het kruis kijkt, weet u dat Hij Die eraan stierf, voor u gestorven is en dat Hij Die in de hemel regeert, daar voor u regeert en voor u pleit. Geen rampen kunnen u dat ontnemen. Oostenrijk en Pruisen beginnen misschien een oorlog, als ze dat willen, en Italië of Frankrijk mengt zich misschien in het tumult. Er stroomt misschien bloed als water, de gevestigde orde wordt misschien dooreen revolutie aan het wankelen gebracht en een woeste bende rijdt misschien de wereld onder de voet. Toch brengen deze dingen de zekerheid dat Jezus u liefheeft niet aan het wankelen: “Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn”. Er komt misschien een koeienziekte en schimmel doet het opgroeiende koren misschien verdorren, maar hoewel de vijgenboom misschien niet bloeit en men de kudde misschien uit de kooi afscheurt en de runderen uit de stallen, zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen, want Jezus heeft mij lief. Jezus is toch getrouw, Jezus is toch waarachtig.
Geliefden, er is nog iets wat u moet weten, namelijk dit: dat wat u ook mag overkomen, u hebt Gods getrouwe belofte, die waar is, dat u alle dingen medewerken ten goede.Gelooft u dit? U hebt het juist nu nodig en laat me het daarom in uw herinnering terugroepen. Het is waar dat u niets positiefs in de tegenslagen zelf kunt ontdekken, maar toch werken ze mede ten goede. Soms wordt een dodelijk vergif gebruikt als tegengif tegen een ander vergif en de ergste beproevingen kunnen als tegengif werken tegen nog ergere. Het schip slingert heen en weer! Wat een golf was dat! Wat een water kreeg het vaartuig binnen! Het slingert heen en weer, de zeilen scheuren aan flarden. Hoor hoe de ra’s afbreken! De masten zullen overboord slaan. De broze boot zal schipbreuk lijden. Het gevaar dreigt dat ze zal vergaan. De rotsen doemen op en ze moet er wel tegen kapot slaan! Toch niet, passagier op het schip van de Voorzienigheid, dat zal niet gebeuren. Ziet u Wie er aan het roer staat en weet u niet dat Hij Die het schip bestuurt ook de winden voortjaagt en de golven kracht geeft? God is niet alleen de God van de boot maar ook van de stormachtige zee. Ga maar daarheen waar u tot rust kunt komen. Begeeft u naar het achterdeel van het schip dicht bij de stuurman en ga daar vredig slapen. Dat is het beste wat u kunt doen want het schip is veilig.
Al staat de zee ook hoog en hol
en zweept de storm ons voort,
wij hebben ‘s Vaders Zoon aan boord,
en ‘t veilig strand voor oog.
Nogmaals, al zou alles versmelten, toch hebt u “de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is”. Het is bekend dat buitenlandse prinsen in tijden dat er een revolutie dreigde soms al hun geld in Engelse staatsfondsen stopten, met de gedachte: “Wat er nu ook gebeurt, mijn voorspoed is veilig”. Welnu, het is iets gelukzaligs om al uw rijkdom in de hemelse fondsen te investeren. En laat de aarde dan maar naar de vernieling gaan, onze schat is veilig. Laat de wereld maar als een oude volgelopen schuit vergaan – het is eigenlijk een wonder dat ze nog zo lang blijft drijven. Laat haar maar gaan. Ik zit in de reddingsboot die nooit kan zinken en zal weldra op de kust zijn waar stormen niet kunnen waaien. O, om dan te rusten in de verzekerde hoop, de hoop die niet beschaamt, de hoop die nooit schaamrood zal worden, de hoop dat, als de dagen en de jaren voorbij zijn, we Jezus van aangezicht tot aangezicht zullen zien en voor eeuwig met Hem leven! Schep moed, geliefden, ons beste deel en onze rijkste erfenis blijft en kan niet bewogen worden. Verheugt u hierin en weest vandaag welgemoed.
Er zijn echter ook mensen onder u die niets anders hebben dan bewegelijke dingen. En daarom zult u ook alles wat van u is verliezen. Ga maar weg om daarover te treuren. Of, nog beter, ga maar aan de voet van het kruis staan, waar u niet bewogen kan worden. Kijk omhoog naar het bloed van de Zaligmaker, dat stroomt voor u, en geloof in Hem. Dan kan niets u ooit nog aan het wankelen brengen. Wat degenen van ons betreft die onbewegelijke dingen bezitten, laten we vast staan en vol goede moed zijn. Wat er deze week ook staat te gebeuren, laten we dapper zijn. Laten we bewijzen dat we geen kleine kinderen zijn die door alles wat er in dit vluchtige tijdsgewricht gebeurt, terneergeslagen worden. Ons land is Immanuëlsland en onze hoop reikt hoger dan de lucht. Daarom zullen we, zo stil als de oceaan in de zomer, alles schipbreuk zien lijden en ons niettemin verheugen in de God van onze zaligheid.
De Heere vervulle ons met Zijn vrede, om Jezus’ wil.
Amen.
*Deze preek is genomen uit The Metropolitan Tabernacle Pulpiten en is gehouden op zondagmorgen 13 mei 1866.