Een verslag van dhr. O. Funcke uit de Metropolitan Tabarnacle.
De Metropolitan Tabernacle bevat ruim 5000 zitplaatsen, maar er kunnen enkele honderden een staanplaats vinden. Van beelden, gekleurde glazen en andere kerksieraden is geen spoor. Een kansel wordt er evenmin gevonden. Spurgeon staat te spreken op een platform met een balustrade er voor; en terwijl hij soms minuten achtereen stilstaat, hand noch hoofd beweegt, buigt hij zich ook dikwijls over de balustrade heen, of heft zijn handen met een smekend gebaar naar de hemel op, om zijn hoorders aanmoedigend gehoor te geven aan de vriendelijke uitnodiging van het Evangelie. Wie voor ‘t eerst de Tabernacle, als hij reeds met toehoorders gevuld is, binnenkomt, ontvangt bij ‘t zien van al die duizenden een overweldigende, verbijsterende indruk. De bekende schrijver O. Funcke, die alles altijd goed observeert en voor een paar jaar met moeite op een trap een zitplaatsje kreeg, beschrijft aldus het publiek dat hij verenigd zag:
“De duizenden, die ik vóór mij zag, waren blijkbaar uit alle kringen van de maatschappij samengevloeid, en er waren zeker evenveel vrouwen als mannen samengekomen. Al was de middenstand het sterkste vertegenwoordigd, toch zag ik ook mensen, die er lichamelijk en zedelijk zo vervallen uitzagen, dat men hun gelijken in Duitsland niet aantreft; maar ik zag er ook heren en dames, achter wie gepoederde en gekapte bedienden zaten. Ook waren er enkele negers; en ik zag ook een chinees en een indiaan. Daar op de galderij zat een troep forse soldaten, bij wie aan de helm hoofddoeken gebonden waren wat aantoonde, dat zij weldra naar Egypte scheep zouden gaan. Het was voor menigeen waarschijnlijk hun laatste openbare godsdienstoefening op aarde. Wie weet hoe veel van hen thans begraven liggen in het zand van de woestijn!
Daar beneden in de doorloop hebben zeelieden in hun schilderachtige pakken post gevat. Voor het eerst wellicht na lange tijd kunnen zij hier in een grote gemeente God danken. Ginds moeten die beide jonge vrouwen met haar kinderen op schoot de tabernakel verlaten, omdat haar kinderen al te luid met de prediker wedijveren. Meer dan één dame werd doodsbleek en bezweek bijna en werd naar buiten gebracht. Mij verwonderde het alleen, dat dit zo zelde gebeurde, want de lucht in de kerk was op die zwoele dag om er in te stikken. Verder was alles heel stichtelijk, dat terwijl er voortdurend (en niet alleen bij vrouwen) honderden waaiers in beweging waren om koelte aan te brengen.”
De heer Funcke merkt verder op, dat er onder de toehoorders honderden worden aangetroffen, die alleen uit nieuwsgierigheid komen. Spurgeon is een “bezienswaardigheid” in Londen, en onder de wassen beelden van mevr. Tussaud ziet men ook het zijne, zoals hij gewoonlijk staat op zijn platform, zonder bef, zonder toga, in zwarte rok. Het trekt daar evenzeer de aandacht als dat van Cetewayo’, Arabi Pacha, Stanley en andere celebriteiten. Het spreekt van zelf, dat zij, die alleen komen om te kunnen zeggen dat zij Spurgeon ook hebben gehoord, niet bijdragen tot het stichtelijk karakter van de godsdienstoefening maar de overgrote meerderheid komt om de prediking en niet om de prediker; zij luisteren. Funcke zegt: “Ik zag de diepste ontroering op het gelaat van velen, en menige traan biggelde uit de ogen van lieden in mijn nabijheid. Ik was er volkomen zeker van, dat veel van de mannen en vrouwen die daar zaten, heilige indrukken ontvingen, die hun werking tot in de toekomende wereld van de eeuwigheid zouden doen gevoelen.
Nooit zal ik het liefelijke gezicht vergeten van de man, die naast mij zat en den tektst (Psalm 40) opsloeg, en mij zijn Bijbel toereikte. Terwijl hij dat deed, legde hij zijn vinger op de eerste woorden van de psalm, en zei met een onuitsprekelijke blijdschap: “The Lord inclined unto me.” Hij zag mij daarbij zó in de ogen, dat ik tot mijn blijdschap voelde, dat hij mij voor een van hen hield, die weten, wat dat Psalmvers zeggen wil.’ Sinds de Tabernacle in 1861 in gebruik werd genomen tot nu toe is de toeloop van Spurgeon gebleven, het is nog steeds wat het in het begin was. En al mochten sommigen hem in het begin “irreverent” noemen, iemand, die “met opzet overdreef” een “onkundige”, een “aanmatigende”; zij, die hem vergeleken met John Knox, George Whitefield, of Edward Irving, gaven daar mee aan, ook al ging die vergelijking niet helemaal op, dat zij het beter hadden gezien, dan Spurgeon’s bestrijders en benijders. Het Engelse volk, dat zo veel waarde hecht aan integriteit van karakter, heeft opgemerkt dat Spurgeon, hoe ook gevierd en gevleid, zich heeft weten te wachten voor de ijdelheid, die helaas, zovele sprekers als een gewapend man is overvallen en hen gevangen heeft. Spurgeon, hoewel hij van zichzelf bewust is dat hij een buitengewone gave heeft, is toch nederig en eenvoudig van hart gebleven. Hij is nog steeds zichzelf, zonder zichzelf te zoeken.