Als Hij stil blijft, wie kan dan schuldig verklaren? Als Hij Zijn aangezicht verbergt, wie kan Hem dan waarnemen? Hij regeert zowel over een volk als over een mens alleen. (Job 34:29)
Lees verder 2 Korinthe 10:1—5.
Als sommigen van ons in slaap gevallen waren, en de trouwe gelovigen begraven waren — als de Geest van God weg was, dan zou je zeggen: “We zijn nog steeds een grote invloedrijke gemeente, we kunnen ons een getalenteerde predikant veroorloven, geld zal daar voor zorgen.” Je zou zo’n getalenteerde man te pakken kunnen krijgen en je zou nog veel meer leuke dingen kunnen krijgen die we nu gelukkig niet hebben. Als dat het geval is, zullen al deze vergeefse pogingen tot grootsheid en pracht niet succesvol zijn. Deze kerk zou snel uitgroeien tot een verachtelijk voorwerp van bespotting, of anders alleen maar een blok hout in het water. Dan zou er gezegd worden: “Het bestuur moet veranderd worden.” En dan zou de ene na de andere verandering volgen. Maar als de Heere weg is, wat kun je dan doen? Met welke middelen kun je deze, of elke andere kerk ooit weer doen herleven? Helaas! Wat een vleselijke en krampachtige moeite hebben sommige kerken gedaan! Slecht bezochte gebedsbijeenkomsten, geen bekeringen en toch zeggen ze: “We moeten onze verschijning achtenswaardig houden. We moeten de gemeente verzamelen met ons zingen, ons orgel of een andere uiterlijke aantrekkelijkheid.” De engelen zullen gehuild hebben toen ze de dwaasheid van de mensen zagen die alles behalve de Heere zochten. Hij alleen kan een huis Zijn tempel maken. Hij alleen kan een bediening een bediening van genade maken. Zonder Zijn aanwezigheid is de meest plechtige bijeenkomst niets anders dan een samengedreven kudde mensen op de markt. En het meest melodieuze zingen is zonder Zijn aanwezigheid niets anders dan het aangeschoten geschreeuw op een bruiloft. Zonder de Heere zijn onze plechtige dagen, onze nieuwe manen en onze feesten een gruwel die Zijn ziel haten.
Ter overdenking
Pogingen om de Heere te vrezen met een combinatie van Zijn verordeningen en menselijke uiterlijke aantrekkelijkheden leiden meestal tot het niet vrezen van de Heere (2 Koningen 17:27–34). Toch zal iemand in die positie een zegen verwachten van God (Rechters 17:5–6,12–13). Is jouw kerk in gevaar?
Preek 737, 24 februari 1867