Heb goede moed en Hij zal uw hart sterk maken, u allen die op de HEERE hoopt! Psalm 31:25, Eng. vert.
Er is geen prediking zo goed als de prediking die uit onze eigen ervaring opkomt. U ziet, lieve vrienden, dat David op de Heere vertrouwde. Uit heel pijnlijke en bijzondere moeilijkheden had God hem verlost. En na die verlossing schreef hij deze psalm om door de gelovigen van alle tijden en alle plaatsen gezongen te worden. Toen gaf hij deze vermaning, die uit zijn eigen ervaring opkwam.
Mijn broeders, wij zullen nooit tot het hart van onze luisteraars spreken als wat wij zeggen niet eerst in ons eigen hart gegraveerd is. De beste zinnen van een preek zijn de zinnen die diep vanuit ons eigen innerlijk voortkomen. Als we spreken over de zaken die we gesmaakt hebben, die we vastgehouden hebben en ons eigen hebben gemaakt, dan spreken we met een zekerheid en met een gezag die God graag gebruikt om Zijn volk te troosten.
Bedenk dus dat u David,die allang te ruste is gelegd, hoort spreken vanuit zijn koninklijke grafkamer. Als gevolg van zijn eigen gelukkige ervaring zegt hij: ‘Heb goede moed en Hij zal uw hart sterk maken, u allen die op de HEERE hoopt!’
I. Als we deze tekst overdenken, wil ik allereerst uw aandacht vragen voor een bijzonder gezelschap tot wie de psalmist spreekt: ‘U allen die op de HEERE hoopt!’
We moeten niet alle gedeelten uit de Bijbel beschouwen alsof ze aan iedereen in dezelfde mate gericht zijn. De Bijbel bevat vele boodschappen gericht aan alle kinderen van Adam, maar bepaalde gedeelten ervan zijn beperkt. Die behoren alleen toe aan het nageslacht dat naar de belofte is, het nageslacht dat door het geloof onderscheiden wordt, waaraan te zien is dat het een verbond met God heeft. De Heilige Schrift maakt onderscheid: hij doet enkele algemene beloften, maar de meer uitgelezen woorden ervan worden aan mensen van een bijzondere soort gegeven. Oordeel voor uzelf in hoeverre de beschrijving van de tekst op u van toepassing is: ‘U allen die op de HEERE hoopt.’
Als eerste ziet u dat dit mensen zijn met hoop. Zij hebben nu nog niet alles wat ze verwachten te hebben. Zij bezitten hun volledige erfenis nog niet. Ze hebben een hoop die hen laat uitzien naar iets dat beter is dan tevoren. Ze hebben een levende hoop die vooruitziet naar de toekomst, zelfs voorbij de donkere doodsrivier. Een hoop die zulke goede ogen heeft dat hij dingen ziet die voor anderen onzichtbaar zijn en dat hij deze mensen naar een heerlijkheid laat uitzien die het menselijk oog uit zichzelf nooit aanschouwd heeft.
Heeft u deze goede hoop? Of ligt alles waar u belang in stelt naast u of achter u? In dat geval spreekt de tekst niet tot u. Deze pijl vliegt u voorbij. Als u inderdaad een kind van God bent, ligt uw hoop daar waar uw oog nu nog niet kan zien en uw hand nu nog niet kan grijpen. Gods volk is een hopend volk. Daarom hopen ze op de vervulling van de beloften die God hun gedaan heeft.
Vervolgens hopen ze op goede dingen. Want dit is erbij inbegrepen als de psalmist spreekt over degenen die op de Heere hopen. Want niemand die op de Heere hoopt, hoopt op kwade dingen. Doordat we op de Heere hopen, wordt onze hoop op tijdelijke dingen getemperd. Wij hopen niet op rijkdom. We hopen niet op een lang verblijf hier, want we hebben een stem tegen ons horen zeggen: ‘Dit is uw rustplaats niet, want hij is verontreinigd.’
Onze hoop kan, zelfs al zou hij dat willen, niet tevreden zijn met de dingen die gezien worden en die tijdelijk zijn. Wij hopen op een stad wiens Bouwer en Ontwerper God is. (Hebr. 11:10) Wij hopen op de vreugde die het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, die in geen mensenhart opgekomen is. (1 Kor. 2:9) Wij hopen op die dingen die zo goed zijn dat ze alleen bij God Zelf vandaan kunnen komen. Onze hoop op deze dingen is dus volledig op Hem.
Heeft u deze goede hoop? Heeft u hoop die u voor nog geen tienduizenden werelden zou willen inruilen?
Misschien is alles dat tastbaar was wel bij u weggegaan, net als de inhoud van de doos van Pandora. Maar op de bodem ervan ligt de hoop, die niet wegvliegt. Dit is de vogel die dag en nacht binnen in uw ziel zit en zingt, zelfs als u van de normale omgang onder de mensen buitengesloten bent. U heeft hoop, goede hoop. Goede hoop op dingen die nog zullen komen in het hiernamaals, in het land van de zaligen waar u voor altijd thuis zult zijn bij uw God.
Als u bij de personen hoort waarover de tekst spreekt, dan is de hoop die u heeft geworteld, gegrond en bevestigd in de Heere: ‘U allen die op de Heere hoopt.’
U heeft geen hoop buiten de voor eeuwig geprezen Vader, Zoon en Heilige Geest. Naar de Vader kijkt u met de verwachting van een kind dat een erfgenaam is. Naar de Zoon van God kijkt u, terwijl u wacht op de bruiloft die u met Hem zult vieren — met Degene met Wie u een onverbrekelijke relatie van ondertrouw hebt. Naar de Heilige Geest kijkt u, want Hij is ook nu al bij u als het onderpand van uw erfenis. U verwacht dat uw erfenis van dezelfde aard zal zijn als het onderpand waarvan u nu al geniet. U verwacht dat u met Zijn licht, liefde, zuiverheid en zaligheid vervuld zult worden. Hier kijkt u naar uit: ‘Mijn ziel, wacht slechts op God want mijn verwachting is op Hem.’ (Ps. 62:5, Eng. vert.)
Kunt u dat zeggen? Wij zijn mensen met grote verwachtingen, maar onze verwachting is niet gericht op mensen die sterven of die leven. Onze verwachting is van Hem Die nooit sterft, nooit tekortschiet en Die nooit degenen teleurstelt die hun vertrouwen op Hem gesteld hebben. Zeg het eens, lieve luisteraar. Ik kan niet bij u allemaal langsgaan en u de vraag persoonlijk stellen, maar zegt u het eens: hoort u bij dit bijzondere gezelschap van mensen die op de Heere hopen?
Verder kan ik wel zeggen dat sommigen van hen niet veel verder komen dan te hopen. Daar zou ik hen niet om willen veroordelen. Ik moet geen rechter zijn over degenen die God niet veroordeeld heeft.
Ik hoor een kind van God graag vanuit de volle zekerheid van het geloof spreken, want het spreken vanuit de volle zekerheid is de juiste toon van een onderwezen gelovige. Wie gelooft, hoort verzekerd te zijn van dat waarin hij gelooft. Waarom gelooft hij het anders? Het is goed als de melk van het geloof zo lang stil heeft gestaan dat u de room van de volle zekerheid op de oppervlakte ervan kunt zien drijven.
Toch weet ik dat ook als u geen volle zekerheid hebt en als het hoogste wat u zegt, is: Ik hoop’, u toch bij het gezegende gezelschap hoort waartegen de psalmist spreekt: ‘U allen die op de Heere hopen.’ Klein- geloof, Zeerbevreesd, Kleinmoedig, Vrezende, u allen die bij die talrijke familie hoort, u allen die lijkt op farao’s magere vee, God houdt van u! Deze zwakke mensen worden aan de borst van de Zaligmaker gedragen of zachtjes door Zijn liefdevolle hand geleid. Ik vraag u: Sluit uzelf niet uit van elke lieflijke gedachte die in de tekst ligt: ‘U allen die op de Heere hopen.’
Werkelijk, het is mij alsof mijn tekst een arm heeft als die van de goede Herder. ‘Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen’ (Jes. 40:11), alsof Hij Zijn armen om hen heen wil slaan en hen dicht aan Zijn hart wil trekken.
‘U allen die op de Heere hoopt.’ U die zo klein bent, u die zo nutteloos bent, u die zo beeft, u die niet bent wat u zou willen zijn, u die eerder uw eigen tekortkomingen dan iets anders kunt zien, u die eerder kermt dan zingt, omdat u tot nu toe de zonden die u belagen niet kunt overwinnen — hoopt u op de Heere? Mijn tekst spreekt tot een ieder die op de Heere hoopt. Ik zou graag zo over de tekst willen preken dat, ook al zou ik enkelen van u die sterk zijn buitensluiten, ik hem in ieder geval toepas op hen die heel zwak en bevend zijn.
‘U allen die op de Heere hoopt.’ Dit gedeelte raapt de laagst gezonken mensen op. Het lijkt bedoeld om, net als de mannen in de ambulance, voor de gewonden te zorgen en om voort te dragen en zo even snel vooruit te laten komen als degenen die met volle kracht marcheren.
Dit is dus het erkende gezelschap: ‘U allen die op de Heere hoopt.’ Niet: ‘U die op uzelf hoopt.’ Niet: ‘U die op uw priesters hoopt.’ Niet: ‘U die ergens anders op vertrouwt’, maar: u die op God alleen hoopt.
II. Welnu, in de tweede plaats lijkt mijn tekst mee te delen dat er af en toe zwakte is, of ik mag wel zeggen: dat er geregeld zwakte zichtbaar is in hen die hun hoop op God stellen.
Het is een gevaarlijke zwakte, want het is een zwakte van het hart. De tekst zegt: ‘Heb goede moed en Hij zal uw hart sterk maken.’ (Eng. vert.) Dat houdt in dat het hart van hen die op de Heere hopen soms zwak wordt.
Zoals u goed weet, is een hartkwaal een heel gevaarlijke ziekte. Zelfs als er maar heel weinig mis is met het hart is het een serieuze zaak, want elk gedeelte van het lichaam wordt daardoor aangetast. Sommigen van Gods eigen volk zijn geregeld en velen heel vaak onderhevig aan zwakte van het hart. Zij verliezen de moed, hun vreugde verlaat hen en zij worden beschroomd en angstig.
Deze zwakte treedt bij vele gelegenheden op. Soms hebben we hen die op de Heere hopen door groot lijden zwak van hart zien worden. De ene pijn volgt op de andere. Het lijkt of elke snee van het mes dieper gaat dan de vorige en dat het mes elke keer scherper is.
Laat mij u vertellen die in blakende gezondheid verkeert, die geen lichamelijke pijn kent en die niet altijd zozeer met degenen die intens lijden meeleeft als u zou kunnen, dat het niet altijd zo makkelijk is als u denkt om zulke pijn te moeten ondergaan als sommigen van ons te verduren hebben. Laat iemand eens een hele week een onverdraaglijke hoofdpijn hebben of er kan een felle aanval van reuma zijn. Laat hem ischiaspijn overkomen of iets van die verschrikkelijke zenuwpijnen die ons tot op het bot raken. Dan zult u zien of degene die op zijn kracht pochte nog wel enige kracht overhoudt. In zulke tijden zakt de geest in en wordt de hartslag zwakker en zwakker.
Zo is het ook in de strijd van het leven. Een man worstelt hard om zijn levensonderhoud. Misschien heeft hij niet eens de middelen om zelfs maar het brood voor zijn vrouw en kinderen te verdienen. Het stelt een man zwaar op de proef als de kast leeg is en de kleren van de kinderen hen nauwelijks tegen de kou bedekken. In zulke omstandigheden begeeft de moed hem soms. Juist dan beveelt God hem om goede moed te hebben en maakt Hij zijn hart sterk.
Deze zwakte van het hart wordt in het bijzonder in tijden van beproeving gevoeld. Ik heb christenen gekend die tussen goddeloze kameraden moesten werken. Elke dag werd hun geest gekweld door de vuile gesprekken, de beschimpingen, bespottingen en godslasteringen van de goddelozen. In zulke gevallen wordt het hart vaak heel zwaar, ziek en zwak. Degenen onder ons die van het aloude Evangelie houden, kunnen niet om zich heen kijken, al die kansels zien die zich tegen onze God keren en al die zogenaamde denkers die het geloof verlaten, zonder te voelen dat dit een last is die heel zwaar op ons drukt. Ons hart wordt zwaar en misschien wordt het zwak.
Ik heb ook gezien dat sommige christenen met deze klacht werden lastiggevallen tijdens een groot werk voor de Heere. Ze doen alles wat ze kunnen, en toch zien ze niet het succes dat ze verwachtten. Zij zijn het werk niet moe, maar het werk vermoeit hen wel. Zij zien heel duidelijk de onvolmaaktheden van hun dienst en ze raken nog verder bezwaard omdat sommigen die hen behoorden te helpen, hen niet helpen. Ze ontmoeten koude harten waar ze enthousiasme verwachtten en in plaats van gulheid kan er gierigheid zijn. In plaats van veel gebed als de brandende kolen van een jeneverbes is er lauwheid of geestelijke dood. In zulke tijden steekt de mens van God zijn hand in zijn boezem en zegt: ‘Mijn hart, mijn hart ontzinkt mij.’ Dan komt de boodschap van de tekst naar voren: ‘Heb goed moed en Hij zal uw hart versterken, u allen die op de Heere hoopt.’
Legers mensen zijn bij tijden onderhevig aan een aanval van uitputting. Zelfs David werd zwak en uitgeput. Simson riep uitbundig uit: ‘Met een ezelskaak heb ik één hoop, twee hopen, met een ezelskaak heb ik duizend man doodgeslagen’ (Richt. 15:16), maar toen hij daarna gebrek aan water kreeg, stond hij op het punt om te gaan liggen, te bezwijken en te sterven. De besten onder de mensen zijn slechts mensen op hun best. Wie zou daarom verwonderd zijn als de moed hun begeeft op de dag van het lijden, in het uur van de strijd of onder de verzengende zon, als zij voor hun Heere werken?
Als deze zwakte van het hart zou voortduren, is dat heel schadelijk. In deze tijd geloof ik dat het de dingen die voor de Heere ondernomen worden, beperkt.
Die jongeman zou als zendeling naar China gaan, maar zijn hart ontzinkt hem. Er is een ander die naar Kongo zou gaan om daar te proberen Christus te preken, maar hij mist de benodigde moed. Er is een zuster die een Bijbelklas zou overnemen of die bezoeken zou afleggen in de wijk waar ze woont, maar zij kan maar niet besluiten om daadwerkelijk te beginnen. Hoeveel goede bedoelingen en heilige ondernemingen worden nooit iets! We zien ze uitbotten en we zien de bloesem ervan, maar ze groeien niet tot vruchten zoals zou moeten.
Ik durf nauwelijks te denken aan de grote hoeveelheid talent in het Koninkrijk van de Verlosser die daar ongebruikt ligt, vaak vanwege gebrek aan morele moed en vertrouwen op God.
Ik denk dat het ons helemaal niet ontbreekt aan vertrouwen op onszelf — in ieder geval sommigen van ons niet. Maar wat nodig is, is vertrouwen op God. Dat is heel iets anders. Dit vertrouwen maakt de zwakken sterk en de schuchteren dapper. Mogen we allemaal veel van dit vertrouwen ontvangen! Moge God ons verlossen van de zwakte van ons hart, opdat we het Koninkrijk van onze Heere niet beschadigen door Hem onze diensten te onthouden.
Lieve vrienden, deze zwakte van het hart brengt het succes van de beste werker in gevaar. Wie het dapperst vecht, zou op het punt kunnen staan om te overwinnen en dan toch, als de moed hem zou begeven, verslagen worden. Ongetwijfeld heeft u bij het lezen van de verslagen van vele veldtochten opgemerkt dat men van de ene overwinning naar de andere ging — en dan opeens was er een onderbreking, omdat het hart hun ontzonk, juist wanneer ze, indien ze in lijn met hun vorige successen waren doorgegaan, al hun tegenstanders verslagen zouden hebben.
Pas op, u die God moedig gediend heeft, dat de angst u niet zal aangrijpen, zodat u op de dag van de strijd terugdeinst en mist wat u voor uw Heere had kunnen winnen.
Dit zwakke hart voert vele verontschuldigingen aan. Daarover verbaas ik me niet. Hoe zou ik dat kunnen, als ik mezelf ken? Broeders, zusters, als u naar binnen kijkt, dan zou de moed u wel begeven. Als u naar buiten kijkt naar de beproevingen die u belagen, naar de machten van de duisternis die zo sterk verankerd zijn in hun vestingen, dan zou u wel kunnen bezwijken! Wat een grote taak ondernemen we als we één enkele ziel voor Christus proberen te winnen, hoeveel te meer als we een stad of de wereld voor Christus willen winnen! De moed zou ons wel kunnen begeven als we van God weg beginnen te kijken.
Over Hercules wordt de fabel verteld dat hij met een beroemde reus vocht. Hij kon hem een tijd lang niet overwinnen, omdat hij uit de aarde geboren was. Iedere keer dat hij teruggeslingerd werd op zijn moeder, de aarde, stond hij met vernieuwde kracht op. Hercules zwoegde en worstelde met zijn reusachtige vijand en voelde dat het gevecht hopeloos was, totdat hij het geheim van zijn tegenstander ontdekte. Toen nam hij hem in zijn armen en omklemde het monster totdat het dood was.
U en ik zijn onoverwinnelijk zolang we kunnen terugvallen op God, hoewel er duizenden tegenover ons staan die sterker zijn dan Hercules. De enige hoop die de vijand op de overwinning heeft, is om ons bij God vandaan te houden. Maar zelfs als hij ons zou neerwerpen en als het lijkt of hij ons in stukken breekt, vallen we toch terug op onze God en rusten we op Hem alleen. Wij kunnen op de aarde neergeworpen liggen en roepen: ‘Verblijd u niet over mij, mijn vijandin, want als ik gevallen ben, zal ik weer opstaan.’ (Micha 7:8)
Kom in aanraking met uw God, val op de kracht van God terug en u zult met nieuwe kracht en nieuwe sterkte opstaan. Maar zou u op een keer van Hem gescheiden worden, dan is alles voor u over. Toch zal niets ons kunnen scheiden van de liefde van God die in Christus Jezus onze Heere is. (Rom. 8:39) Geprezen zij zijn Naam!
III. In de derde plaats roep ik u nu ten ernstigste op om acht te slaan op de schallende stem van de vermaning, een gepaste vermaning: ‘Heb goede moed en Hij zal uw hart sterk maken.’
Ik houd van de manier waarop dit gezegd wordt. Het is niet slechts: ‘Heb goede moed.’ Er staat ook ‘en’ bij. ‘En Hij zal uw hart sterk maken.’ Tegelijkertijd is de vermaning niet weggelaten. Hij zegt niet: ‘Hij zal uw hart vertroosten, daarom hoeft u niets te doen.’ Bijbels bezien dwalen degenen die van Gods genade een reden tot nietsdoen maken. Genade is juist de reden om er alles aan te doen. Wie zeggen dat de predestinatie en het werk van de levende God een passief laten zijn, maken een grote fout. Juist deze feiten zorgen ervoor dat een mens aan het werk gaat. De strengste predestinatie is niet in het minst in strijd met de meest volmaakte vrijheid van de menselijke wil. Ik kan u misschien niet uitleggen waarom dat zo is, maar ik weet dat het daadwerkelijk zo is. God vraagt van ons om goede moed te hebben, terwijl Hij tegelijkertijd zegt dat Hij ons hart zal versterken.
Lieve vrienden, als u van schroom, vreesachtigheid en moedeloosheid af wilt, moet u uzelf aanvuren. Dit is uw plicht, want de tekst zegt het zo: ‘Heb goede moed.’ Zit niet stil, uw ogen uitwrijvend terwijl u zegt: ‘Ik kan het niet helpen, ik moet altijd zo lusteloos zijn als nu.’ Zo moet u niet zijn. In Gods Naam wordt u in de tekst bevolen: ‘Heb goede moed.’ Als u traag bent, moet u niet verwachten dat de genade van God in u werkt alsof u een blok hout bent en er iets tegen uw wil van u gemaakt kan worden. Nee! U moet uzelf voornemen om goede moed te hebben. Sta daarom op en schud het stof van u af. Geloof, lieve vriend en stel uw vertrouwen op God. Geef uw angsten aan de wind. Neem uw harp van de wilgen. ‘Ik kan er niet op spelen’, zegt u. Haal hem desondanks naar beneden. Zelfs als u er niet op kunt spelen, moet u uw vingers op de snaren leggen. Het is wonderlijk hoe de vingers die er eens aan gewend waren muziek te maken, weer hetzelfde kunnen doen als ze die geliefde snaren weer aanraken. Doe wat u kunt, en God zal voor u doen wat u met geen mogelijkheid voor uzelf kunt doen.
Ik weet dat er hier zeer velen zijn die heel bedroefd en neerslachtig zijn. Hun vrienden zeggen tegen hen: ‘Wij wilden dat we u konden opmonteren.’ Dat zeg ik niet, maar ik zeg wel dit: ‘Heb goede moed. Heb goede moed.’ Dat is het bevel van de Heere aan u. Denkt u niet dat uw God het verdient om vertrouwd te worden? Wat heeft Hij ooit gedaan dat maakt dat u Hem zou wantrouwen? Verdient Hij uw meest vertrouwensvolle geloof niet? Wat denkt u dat u van uw vreesachtigheid kunt verwachten? Wie bang is voor het weer, kan hij het veranderen? Hij zegt dat er een lange vorstperiode zal zijn. Kan hij die periode één enkele dag bekorten door zich er bezorgd over te maken?
Er is een grote crisis in de zakenwereld en een mens dreigt geruïneerd worden. Is het dan minder waarschijnlijk dat hij geruïneerd wordt als hij zich zorgen maakt? Ziet u dus niet in dat uw God uw vertrouwen verdient en dat het de algemene wijsheid is die u beveelt om goede moed te hebben?
Als u geen goede moed hebt, wat zal er dan met u gebeuren? Ik zeg niet dat u een lafaard zult zijn, maar ik zeg wel dat u er erg op zult lijken. Ik heb over iemand gehoord die zei dat hij een teruggetrokken karakter had. Hij kon geen zondagsschoolklasje overnemen of tot iemand een woord voor de Meester spreken, hij was zo teruggetrokken! Ik heb ook gehoord van een soldaat die op de dag van de strijd zo teruggetrokken was dat ze hem als een deserteur hebben neergeschoten!
Ik zou niet willen dat u de vloek van een lafaard verdient terwijl u dat ‘teruggetrokken’ noemt. Nee, ga niet tot dat soort mensen behoren. Ga liever lijken op de soldaat van Alexander die altijd aan het front was. De reden daarvoor was dat hij een ziekte met zich meedroeg waarvan gedacht werd dat die ongeneeslijk was. Hij leed zoveel pijn dat hij er niet om gaf of hij bleef leven of zou sterven. Alexander deed grote moeite om hem te laten genezen. Toen hij weer helemaal gezond was, stelde hij zijn kostbare leven nooit meer aan enig risico bloot.
Ik heb liever dat u door buitengewone pijn tot moed geprikkeld wordt dan dat u genezen wordt om een lafaard te zijn! Christus hoort niet gediend te worden door soldaten die in de watten gelegd willen worden. Hij verdient het dat we Hem vertrouwen en dat we ons met onverschrokken moed in Zijn dienst stellen. Laten we desnoods op de spiesen van Zijn tegenstanders het paradijs vinden, want het paradijs zullen we inderdaad vinden als we trouw Christus volgen tot in de dood. God geve ons dan dat wij goede moed zullen hebben!
Waarom bent u bang? Is God met u, en bent u toch bang? Wat scheelt u? Heeft God u verlaten? Is Hij vergeten genadig te zijn? Is Zijn almacht zwak geworden? Waar kunt u zich druk om maken? Is Hij voor u een woestenij geweest? Is er geen manna meer gevallen of stromen de wateren niet meer?
Ga, geef u aan Hem over. Vraag Hem of Hij u door Zijn genade heldhaftig wil maken in plaats van gerekend te worden onder de angstige en ongelovige mensen die Hem op de dag van de strijd de rug toekeren en die hun eigen zelfzuchtige gemak en troost zoeken.
IV. Ik eindig met een bemoedigende belofte: ‘Hij zal uw hart sterk maken.’
God alleen kan het hart sterk maken. Ik veronderstel dat dokters iets voor mensen met een zwak hart kunnen doen, ook al weet ik dat niet. Over het algemeen zeggen ze als iemand plotseling sterft en ze niet weten wat hem liet sterven: ‘Het is een hartkwaal.’ Het hart is een mysterieus deel van ons wezen en heeft grote zorg nodig.
In geestelijk opzicht is het genade dat God Die het hart maakt, het hart ook begrijpt. Hij Die de zwakte ervan ziet, weet hoe Hij het kan versterken.
Hoe versterkt God het hart van de mens? Wel, soms door genadige voorzienigheid. Er gebeurt iets heel onverwachts. Ikzelf heb geleerd om het onverwachte te verwachten. Ik weet wat het is om bijna te wensen in een bergpas te komen waaruit geen ontsnapping mogelijk is, zodat ik kon zien hoe de Heere de heuvels doorklieft of zelfs de zee in tweeën splijt om een weg voor Zijn volk te maken. Het is iets groots om in zulk diep water te komen dat u de bodem niet kunt aanraken en moet zwemmen, om dan te voelen dat het eeuwige drijfvermogen van Gods voorzienigheid u boven water houdt. Het is iets groots om te zwemmen als er tienduizenden vadems oceaan onder u zijn. Dan hoeft u niet bang te zijn om uw voet tegen een rots te stoten. Als u rechtstreeks uitkomt bij een eenvoudig vertrouwen op de levende God en de golven van Zijn eeuwige inwerking om u heen voelt, zult u gelukkig en gezegend zijn.
De Heere heeft ook de gewoonte om het hart van de mensen sterker te maken door het aangename gezelschap van vrienden. Paulus werd vaak bijzonder verkwikt door christelijke metgezellen. De Heere kan iemand zenden die u scherpt zoals men ‘ijzer scherpt met ijzer’ (Spr. 27:17) en die u klaarmaakt voor Zijn dienst. ‘Een woord op het juiste moment gesproken’, of zoals het er in het Hebreeuws staat: ‘een woord op wielen’ — wat is het goed als dat juist op de goede tijd komt! Het ‘is als gouden appels in zilveren schalen.’ (Spr. 25:11) Zo zijn de goede woorden die gelovige mensen met ondervinding ons brengen, die God ons zendt.
Zo weet ik ook dat het hart van een mens krachtig versterkt kan worden door een kostbare belofte. Wie kent de wonderbaarlijke kracht van een tekst uit de Schrift? We hadden dertig jaar geleden ‘armeluispleisters.’ Ik weet niet of u ze nu nog gebruikt. Die gebruikten we als we ons zwak in onze rug voelden.
Een belofte uit de Schrift is daadwerkelijk een pleister voor een arm mens. Wat voor kracht geeft zij niet aan de lendenen! Wat lijken we stevig ondersteund te worden als we werkelijk een belofte van God vastgrijpen en als deze werkelijk vat op onze geest krijgt!
Naast al die dingen heeft God de Heilige Geest een geheime manier om de moed van Gods volk te versterken, die niemand van ons kan uitleggen. Hebt u dat nooit gevoeld? U kunt naar bed zijn gegaan, ziek van hart, bezorgd, uitgeput en bedroefd, ’s Morgens wordt u wakker en bent u overal klaar voor. Misschien wordt u midden in de nacht wakker en is het u duidelijk dat God u opzoekt. U voelt zich net zo gelukkig als wanneer alles gaat zoals u graag zou willen. Nee, als dat Gods lieflijke wil is, zult u gelukkiger zijn als alles u tegenwerkt dan wanneer alles goed gaat voor u. U voelt een plotselinge versterking van uw geest, zodat u zich volmaakt overgeeft en volmaakt tevreden en bereid bent.
Ik heb een mens van God gekend die in nijpende moeilijkheden verkeerde. Alles leek verkeerd te gaan. Hij werd bezorgd en verontrust, totdat hij even een stap opzij deed en zich terugtrok voor een kort gebed tot zijn God. Hij was nog geen vijf minuten afwezig geweest. Toch voelde hij toen hij terugkwam: ‘Nu ben ik er klaar voor.’ Alle gejaagdheid was weg, al de zorgen waren weg. God liet zijn geest herleven en versterkte zijn hart.
Ik heb een goede vrouw gezien toen haar man juist gestorven was en toen al haar hoop verkwijnd leek te zijn. De eerste uitbarsting van smart ging voorbij. Ze boog neer aan de bedrand en hief haar hart op tot God.
Toen veegde ze haar tranen weg en gaf ze zich over om voor haar kinderen de strijd van het leven te voeren. God heeft haar hart als in een ogenblik sterk gemaakt.
Geef niet op! U hoeft geen lafaard te zijn, geef niet op! Zeg niet: Ik moet geslagen worden, ik moet altijd moedeloos zijn, mijn leven is verbrijzeld.’ Zo hoeft u niet te zijn. ‘Heb goede moed en Hij zal uw hart sterk maken. ’Ga naar uw kamer en val op uw knieën, stort uw hart uit voor God, vertel uw moeilijkheden aan de Allerhoogste. Zo waar als de Heere leeft, voor Wie ik sta, Hij moet en zal degenen die hun vertrouwen op Hem stellen, helpen. Is Hij ooit tekortgeschoten tegenover hen die Hem vertrouwen? Wie heeft ooit Zijn hand tegengehouden of Hem van Zijn plannen weerhouden? Wie heeft er ooit voor gezorgd dat Hij Zijn belofte niet nakwam of dat Hij Zijn woord heeft ingetrokken?
Als u Hem wilt vertrouwen, is Hij beter voor u dan uw angst. Nee, Hij is zelfs beter voor u dan de dingen waarin u gelooft of dan uw grootste hoop. Steun op Hem, leun tegen de boezem van eeuwige liefde. Leun zwaar, leun met heel uw gewicht en laat dat gewicht daar liggen. De Heere zij met u en zegene u! Gezegend zijn al degenen die hun vertrouwen op de Heere stellen.
Wat zou ik wensen dat iedereen hier op de Heere vertrouwde of dat u Hem nu gaat zoeken als u Hem nog nooit gevonden heeft. De Heere zij eenieder van u genadig om Jezus’ wil!
Amen.