Uit de autobiografie van Charles H. Spurgeon
Volgens mijn opvatting van de Heilige Schrift moet de gelovige in Christus met Hem begraven worden in de doop en zo zijn open christelijk leven aanvangen. Daarom ging ik op zoek naar een baptistenpredikant en vond niemand dichterbij dan Isleham, in de Fen, waar een zekere Mr. W. W. Cantlow woonde. Mijn ouders wilden dat ik mijn eigen overtuigingen zou volgen, dus Mr. Cantlow regelde dat ik gedoopt kon worden, mijn werkgever gaf me hiervoor een dag verlof. Ik zal de 3e mei van het jaar 1850 nooit vergeten; het was de verjaardag van mijn moeder en ikzelf was nog maar een paar weken verwijderd van mijn zestiende verjaardag. Ik was vroeg opgestaan om een paar uur in stilte te bidden en mezelf aan God over te geven. Daarna moest ik ongeveer acht mijl lopen om de plaats te bereiken waar ik, volgens het heilige gebod, ondergedompeld zou worden in de Drie-enige Naam. Wat een wandeling was dit! Wat werd mijn ziel gedurende die ochtendreis overspoeld door gedachten en gebeden!
Het was absoluut geen warme dag en daarom was het des te beter voor de twee à drie uur stille voettocht die ik genoot. De glimlach van Mr. Cantlow was een grote beloning voor deze reis. Ik herinner me de goede man en de witte as van het turfvuur waar we bij stonden terwijl we samen spraken over de plechtige taak die voor ons lag. We gingen samen naar de veerboot, want de vrienden van Isleham waren niet gewend om binnenshuis ondergedompeld te worden in een bad dat door mensenhanden gemaakt was, ze gebruikten het grotere doopvont van de stromende rivier. Isleham Ferry, aan de rivier de Lark, is een heel rustige plek, een halve mijl van het dorp en zelden gestoord door verkeer, ongeacht de tijd van het jaar. De rivier zelf is een prachtige stroom, die Cambridgeshire van Suffolk scheidt en populair is bij de plaatselijke vissers. Navigatie op deze kleine rivier de Lark is mogelijk tussen Bury .St. Edmund’s en de zee bij Lynn, maar in Isleham staat dit nog in de kinderschoenen.
Het veerhuis, op de plaat verscholen tussen de bomen, wordt vrijelijk geopend voor het gemak van de prediker en de doopkandidaten. Als de doop op een doordeweekse dag plaatsvindt en er weinig toeschouwers aanwezig zijn, neemt de prediker plaats op de plek waar de schuit voor reparaties wordt opgetakeld. Maar op de dag des Heeren, wanneer er veel toeschouwers zijn, staat de prediker in een schuit die in het midden van de rivier is afgemeerd en spreekt hij het Woord tot de menigte aan beide kanten van de rivier. Dit kan gemakkelijk omdat de rivier niet zo breed is. De gebruikelijke plaats om het water in te gaan is waar men drie mensen kan zien staan. Als men de juiste diepte heeft gevonden en goed kan staan, kan de heerlijke dienst in het zachtjes stromende water worden voortgezet. Er heeft zich nog nooit een incident of een wanordelijk gebeuren voorgedaan. Er worden niet minder dan vijf baptistengemeenten bediend in de zeven of acht mijl die de Lark bestrijkt en zij zouden de doop buiten de deur onder geen enkele omstandigheid opgeven.
De eerste doop in Isleham is als volgt vastgelegd: – 13 september 1798. John Webber, sen., John Webber, jun., William Brown, John Wibrow, en Mary Gunstone werden gedoopt door Mr. Fuller, van Kettering, vlakbij Isleham Ferry.
Het scheen mij toe dat er die dag een grote toeloop was. Ik geloof dat ik gekleed was in een jasje met een omgeslagen jongenskraag en woonde de dienst bij die aan de doop voorafging; maar ik herinner me er niets meer van, mijn gedachten dwaalden af naar het water. Soms was ik in vreugde met mijn Heere en soms beefde ik van ontzag bij het doen van zo’n openbare belijdenis. Er werden eerst twee vrouwen gedoopt, Diana Wilkinson en Eunice Fuller, en mij werd gevraagd om hen door het water naar de voorganger te leiden; maar dit weigerde ik schuchter. Het was een nieuwe ervaring voor mij; ik had nog nooit een doop gezien en ik was bang dat ik iets verkeerds zou doen.
Toen het mijn beurt was om de rivier in te waden, blies er een snijdende wind over de rivier; maar nadat ik een paar stappen had gezet en de mensen op de oever, op de veerpont en in de sloepjes had gezien, voelde ik me alsof hemel, aarde en hel me allemaal aanstaarden; want ik schaamde me er niet voor om mezelf ter plekke een volgeling van het Lam te noemen. Mijn verlegenheid werd weggespoeld; ze dreef de rivier af de zee in en moet door de vissen verslonden zijn, want zoiets heb ik sindsdien nooit meer gevoeld. De doop maakte ook mijn tong los en vanaf die dag is die nooit meer stil geweest. Ik verloor duizend angsten in die rivier de Lark en ontdekte dat het houden van Zijn geboden een grote beloning is. Het was een driedubbele gelukkige dag voor mij. Prijs God voor de bewarende goedheid waardoor ik er nog zo lang met plezier over kan schrijven!
Vele dagen zijn vervlogen,
Veel verandering mocht ik zien,
Dat ik staande bleef tot nu,
Wien toch dank ik het, dan U?
In de pastorie van Isleham, en in het uiterst vriendelijke en hartelijke gezelschap van de dominee, bracht ik een heel gelukkige avond door. Ik herinner me dat het erg koud was, zodat een turfvuur, waarvan ik me de witte aanblik nog herinner, nodig was om de kamer te verwarmen. Mr. Cantlow was enige tijd zendeling in Jamaica en wordt drie keer genoemd in Hinton’s Life of Knibb. Tweeëndertig jaar lang woonde deze voortreffelijke man in Isleham en was hij voorganger van de kerk totdat de leeftijd hem zo verzwakte dat hij onze waardige student, de heer Wilson, verwelkomde als zijn opvolger. Hij was geweldig in het geven van het ‘zachte antwoord dat de grimmigheid afwendt’; hij was geliefd bij de mensen en alom gerespecteerd in het dorp. Zijn dood is een mijlpaal in mijn leven en herinnert me eraan dat het lang geleden is dat er over mij werd gesproken als ‘the boy-preacher’ Een van mijn correspondenten vertrouwde me toe dat ik “gesterkt zal worden in de zwakheid van mijn afnemende jaren,” een vriendelijke wens die ik dankbaar bevestig.
Onderstaande afbeeldingen tonen de hedendaagse locatie.