Maar de vrucht des Geestes is … blijdschap. Galaten 5:22
Deze blijdschap is van een bijzondere aard. Zij is om deze reden bijzonder, dat zij vaak rijpt onder de merkwaardigste omstandigheden. De christen ervaart de hoogste blijdschap vaak in tijden van de grootste droefheid. Beproefde gelovigen zijn gelukkig geweest toen ze pijn leden, of als gevolg van een kwaal wegteerden. Van veel gelovigen is het ziekbed een troon geweest. Ze waren er bijna bang voor uit de vurige oven te komen, want de tegenwoordigheid des Heeren te midden van het vuur heeft dit voor hun ziel gemaakt tot niets minder dan de poort van de hemel. Behoeftige gelovigen zijn buitengewoon rijk gemaakt, en als ze een droge korst brood hebben gegeten, vonden ze er een smaak in die ze nooit hadden ontdekt in de lekkernijen van hun overvloed. Veel kinderen van God hebben, zelfs wanneer ze van de uitwendige middelen der genade verstoken waren, toch de blijdschap genoten dat God hen bezocht en Gods liefde zich aan hen uitliet, zodat ze zich hebben afgevraagd waar die blijdschap vandaan kwam. In de woestijn zullen wateren uitbarsten, en rivieren in de wildernis. Gelovigen zijn niet afhankelijk van de omstandigheden. Hun blijdschap komt niet van wat ze hebben, maar van wat ze zijn; niet uit wat ze genieten, maar uit wat hun Heere voor hen heeft geleden. Het is dus een bijzondere blijdschap omdat zij vaak knoppen krijgt, in bloei staat en rijpt in de winter – en als de vijgenboom niet bloeit en er geen kudde in de kooi is, verheugen Gods Habakuks zich in de God van hun heil.