Mijn zoon, bewaar het gebod van uw vader, en verlaat de wet van uw moeder niet; bind ze steeds aan uw hart, hecht ze aan uw hals; als ge wandelt, zal dat u geleiden, als gij neerlig, zal het over u de wacht houden, als ge wakker wordt, zal het met u spreken. Spreuken. 6:20-23
Je hebt hier voor je het advies van koning Salomo, die terecht als één van de wijste mensen wordt beschouwd; en hij, die de zoon van David, de koning van Israël, zou kunnen overtreffen, die moet inderdaad en waarlijk wijs zijn. Het is de moeite waard, te luisteren naar wat Salomo heeft te zeggen. Het moet voor het verstandigste jongmens goed zijn te luisteren, en zorgvuldig te luisteren, naar wat zo’n ervaren man als Salomo tot jonge mensen heeft te zeggen. Maar ik moet je eraan herinneren, dat méér dan Salomo hier is, want de Geest van God heeft de Spreuken ingegeven. Zij zijn niet slechts edelstenen uit aardse mijnen, maar zij zijn ook kostbare schatten van de hemelse heuvels, zodat het advies, dat wij hier hebben, niet slechts de raad is van een wijs man, maar het advies van de vleesgeworden Wijsheid, die vanuit het Woord van God tot ons spreekt. Zou je kinderen van die Wijsheid willen worden? Komt dan aan de voeten van Salomo zitten. Zou je geestelijk wijs willen worden? Komt dan horen naar wat de Geest van God heeft te zeggen door de mond van de wijze man.
Bij de overdenking van dit onderwerp ga ik:
1. allereerst aantonen, dat de ware godsvrucht, waarvan de wijze man hier spreekt, velen van ons ten deel valt, doordat zij ons door het voorbeeld van onze ouders wordt aangeprezen: “Mijn zoon, bewaar het gebod van uw vader, en verlaat de wet van uw moeder niet; bind ze steeds aan uw hart, en hecht ze aan uw hals.”
2. Maar daaraan wordt toegevoegd, dat de ware godsvrucht ons ten deel valt, als zij ons ook wordt aangeprezen door haar toepassing in de praktijk, door haar weldadige invloed op ons leven: “Als ge wandelt, zal dat u geleiden; als ge neerligt, zal het over u de wacht houden; als ge wakker wordt, zal het met u spreken. Want het gebod is een lamp, en de Wet is een licht; en de bestraffingen van de tucht zijn de weg van het leven.”
1. Welnu, in de eerste plaats wil ik je aantonen, DAT DE WARE GODSVRUCHT ONS TEN DEEL VALT, DOORDAT ZIJ ONS DOOR HET VOORBEELD VAN ONZE OUDERS WORDT AANGEPREZEN.
Jammer genoeg is dat niet bij je allen het geval. Er zijn sommigen, die in hun kinderjaren een slecht voorbeeld hebben gehad, en die van hun ouders nooit iets goeds hebben geleerd. Ik aanbid de vrijmacht van de Goddelijke genade, dat er vanavond velen onder ons zijn, die da eersten zijn in hun familie, die ooit belijdenis hebben gedaan van het geloof in Christus. Zij werden geboren en grootgebracht te midden van alles, dat tegen de godsvrucht was gekant, en toch zijn zij hier, zelf kunnen zij nauwelijks vertellen hoe, uit de wereld geleid, zoals Abraham uit Ur der Chaldeeën werd geleid.
De Heere heeft in zijn genade er één opgenomen uit een stad, en twee uit een geslacht, en hen naar Sion gebracht. Gij, beste vrienden, hebt een bijzondere reden tot dankbaarheid, maar die moet in je dagboek worden aangetekend, opdat je kinderen niet aan dezelfde nadelen worden blootgesteld, die gijzelf hebt ondervonden. Daar de Heere je in liefde heeft aangezien, laat daarom je gezin heilig zijn voor de Heere, en brengt je kinderen op zo’n wijze groot, dat zij alle voordelen genieten, die een godsdienstige opvoeding kan geven, en alle gelegenheden om de levende God te dienen.
Maar er zijn ook velen onder ons, ik neem aan het grootste gedeelte van hen, die hier vergaderd zijn, die het buitengewoon grote voorrecht van een Godvrezende opvoeding hebben genoten. Welnu, naar mijn mening schijnt mij de ervaring van een vader het beste bewijs, dat een jongeman voor de waarheid van iets kan hebben. Mijn vader zou nergens en tegen niemand iets zeggen, dat leugenachtig was, maar ik ben er zeker van, dat hij het zeker niet tegen zijn zoon zou zeggen. En als hij, na vijftig jaar God te hebben gediend, had ontdekt, dat de godsdienst een vergissing was, dan ben ik er zeker van, dat hij, zelfs als hij niet de moed had om het aan iedereen mee te delen, toch mij in het oor zou hebben gefluisterd: “Mijn zoon, ik heb je bedrogen. Ik heb mij vergist, en dat heb ik ontdekt.”
Maar toen ik onlangs de oude man bezocht, had hij mij zo’n mededeling niet te doen. Ons gesprek ging over de trouw van God, en hij vond het heerlijk om te vertellen van de trouw van God jegens hem en jegens zijn vader, mijn dierbare grootvader, die nu naar boven is gegaan. Hoe dikwijls hebben zij mij verteld, dat zij in een lang leven van toetsen en beproeven van de beloften, zij die alle waar hebben bevonden, en zij konden zeggen met de woorden van het lied:
“‘t Is de godsvrucht, die kan geven ‘t zoetst genot, terwijl wij leven; godsvrucht moet ons doen verwerven sterke troost, wanneer wij sterven.”
Wat mijzelf betreft, als ik had ontdekt, dat ik me had vergist, dan zou ik niet zo dwaas zijn geweest om mij erover te verheugen, dat mijn zoons dezelfde weg in het leven volgden, en zich met al hun kracht toelegden op de prediking van dezelfde waarheid, die ik met vreugde verkondig. Beste zoon, als je een Godvrezende vader hebt, geloof dan, dat de godsdienst, waarop hij zijn vertrouwen heeft gesteld, wáar is. Hij zegt je, dat het zo is; hij is in elk geval een oprecht en eerlijk getuige voor u; daarom smeek ik je, verlaat de God van je vader niet.
Verder geloof ik, dat één van de teerste banden, die ooit een man of vrouw kunnen binden, de liefde van een moeder is. Velen zouden zich misschien losrukken van de wet van de vader, maar de liefde van de moeder – wie onder ons kan zich daarvan losrukken? Daarom is vervolgens de liefde van een moeder het beste van de bewijzen. Je herinnert je, hoe zij voor je bad. Onder je vroegste herinneringen behoort deze, dat zij je tussen haar knieën nam, en je leerde zeggen:
“Lieve Jezus, mild en teer,
zie op mij, klein kindje, neer.”
Misschien hebt je getracht om niet te geloven, maar het vaste geloof van je moeder verhindert dat. Ik heb van iemand gehoord, die zei, dat hij gemakkelijk een ongelovige had kunnen worden, als leven en dood van zijn moeder er niet mee was gemoeid geweest. Ja, dit zijn krachtige argumenten om tegen in te gaan, en ik vertrouw, dat Je er niet aan voorbij zult gaan. Je herinnert je nog goed haar kalm geduld in het gezin, wanneer er veel was, dat haar onrustig had kunnen maken.
Je herinnert je haar zachtmoedigheid jegens je, wanneer je op het punt stond wat losbandig te worden. Je ben je misschien nauwelijks bewust, welk een diep leed je haar hebt aangedaan, hoe zij haar nachten slapeloos heeft doorgebracht, omdat haar jongen de God van zijn moeder niet liefhad. Bij de liefde, die je haar toedraagt, beveel ik u: als je enige indrukken hebt ontvangen, die goed zijn, koester die, en werp ze niet terzijde. Of als je zulke indrukken niet hebt ontvangen, laat dan in elk geval de oprechtheid van je moeder, voor wie het onmogelijk was ontrouw te zijn – laat de diepe genegenheid van je moeder, die je niet kon en niet wilde bedriegen met een leugen – je ervan overtuigen, dat er waarheid ligt in deze godsdienst, die misschien sommigen van je kameraden thans proberen je te leren bespotten. “Mijn zoon, bewaar het gebod van uw vader, en verlaat de wet van je moeder niet.”
Ik geloof, dat zowel voor elke jongeman, als voor elke jonge vrouw, die een Godvrezende vader en moeder hebben gehad, de beste levenswijze, die zij voor zichzelf kunnen afbakenen, deze is: de weg te volgen, waarop de beginselen van hun vader en moeder hen leiden. Natuurlijk, wij zijn de oude mensen ver vooruit, nietwaar?
De jonge mensen zijn verbazend schrander en verstandig, en de oude mensen komen een heel stuk achter hen aan. Ja, ja; dat is de manier, waarop wij spreken, voordat onze baard is gegroeid. Het is mogelijk, dat wij, wanneer wij meer verstand hebben, ons dat niet meer zo inbeelden. Ik, die niet erg oud ben, en die mijzelf ook niet jong meer durf te noemen, waag het in elk geval om te zeggen, dat ik voor mij niets zo zeer verlang, als de tradities van mijn familie verder te zetten. Ik wens geen andere koers te volgen dan die evenwijdig loopt met die van hen, die mij zijn voorgegaan.
En ik geloof, beste vrienden, die het heilig en gelukkig leven van christen-voorouders hebt aanschouwd, dat Je er verstandig aan zult doen, een flinke poos stil te staan, voordat ge, hetzij naar rechts, hetzij naar links, begint af te wijken van de weg van die Godvruchtigen. Ik geloof niet, dat hij, die begint met de idee om alles omver te werpen, alles wat bij zijn Godvrezende familie behoorde overboord te gooien, het leven begint op een manier, die God graag wil zegenen, en waarvan hij zelf op de lange duur zal oordelen, dat die verstandig is.
Ik streef niet naar het bezit van familiestukken van goud of zilver, maar al zou ik duizend doden sterven, nooit kan ik de God van mijn vader, de God van mijn grootvader, en de God van zijn vader, en de God van diens vader loslaten. Ik moet het ervoor houden, dat dit mijn voornaamste bezit is, en ik bid jonge mannen en vrouwen er ook zo over te denken. Bezoedelt niet de heerlijke tradities van edele levens, die je zijn overgeleverd. Maakt het schild van uw vader niet te schande, bevlekt de familiewapens van je voorouders niet door welke zonden en overtredingen ook van je kant. God helpe je in te zien, dat de beste manier om een edel leven te leiden, deze is, dat Je doet zoals zij deden, die je in de vreze Gods hebben opgevoed!
Salomo beveelt ons twee dingen te doen met de lessen, die wij van onze ouders hebben geleerd. Eerst zegt hij: “Bind ze steeds aan je hart”, want zij zijn een liefdevolle aanhankelijkheid waard. Toon, dat je deze dingen liefhebt, door ze aan je hart te binden. Het hart is het uitgangspunt van het leven; laat de godsvrucht daar haar plaats hebben, heb de dingen van God lief. Als wij jonge mannen en vrouwen konden nemen, en hen ogenschijnlijk godsdienstig maken, zonder een werkelijk liefdevolle godsvrucht, dan zou dat alleen betekenen, dat wij huichelaars van hen maken, en dat is niet wat wij verlangen.
Wij willen je niet laten zeggen, dat je gelooft wat je niet gelooft, of dat je je verheugt in iets, waarin je je niet verheugt. Maar ons gebed – en ach, mag het ook je gebed zijn! – is, dat je mag worden geholpen deze dingen aan je hart te binden. Zij zijn waard ervoor te leven, zij zijn waard ervoor te sterven, zij zijn meer waard dan de rest van de hele wereld, die onsterfelijke beginselen van het Goddelijk leven, dat verder komt uit de dood va n Christus. “Bind ze steeds aan je hart.”
En omdat hij niet zou willen, dat wij deze dingen geheim houden, alsof wij er ons voor schaamden, daarom voegt Salomo eraan toe: “hecht ze aan je hals”, want zij zijn het waard om er moedig voor uit te komen. Hebt je ooit de burgemeester zijn ambtsketen zien dragen? Hij schaamt er zich in het geheel niet voor, dat hij die draagt. En de sheriffs met hun borstspelden!
Ik heb een levende herinnering aan de enorme afmetingen, die deze versierselen hebben, en ook zij zorgen ervoor, dat zij ze dragen. Nu dan, gij, die enige liefde hebt tot God, bevestig je godsdienst om je hals schaam je er niet voor, doe hem aan als een versiersel; draag hem, zoals de burgemeester zijn keten draagt. Wanneer Je je in een gezelschap begeeft, schaam je niet om te zeggen, dat je een christen bent, en als er een gezelschap is, waarin je je als christen niet kunt begeven. Welnu, ga daar in het geheel niet heen.
Zeg bij uzelf: “Ik wil niet zijn, waar ik mijn Meester niet zou kunnen binnenbrengen; ik wil niet gaan, waarheen Hij niet met mij mee zou kunnen gaan.” Je zult ondervinden, dat dit besluit een grote hulp voor je is bij de keuze, waar je zult heengaan, en waar je niet zult heengaan; bind het daarom aan je hart, en hecht het aan je hals. God helpe je om dit te doen, en zo de Godvrezenden te volgen, die je zijn voorgegaan!
Ik hoop, dat ik niet zwak ben in mijn begeerte, dat enkelen hier mogen worden aangedaan door liefde jegens hun ouders. Ik heb in de loop van mijn bediening soms zeer droevige tonelen aanschouwd. Een beste vader, een eerlijk, oprecht, Godvrezend man is misschien hier aanwezig, maar hij zal er geen bezwaar tegen hebben, wanneer ik zeg, welke verdrietige trekken ik op zijn gezicht zag, toen hij mij kwam zeggen: “O meneer, mijn jongen zit in de gevangenis!”
Ik ben er zeker van, dat het voor zijn jongen, als hij het gezicht van zijn vader had kunnen zien, zoals ik het zag, erger zou zijn geweest dan de gevangenis. Ik heb jonge mensen gekend, die met hun ouders naar deze Tabernakel kwamen – het waren nog fijne jongens ook – maar zij zijn gegaan naar gelegenheden in de stad, waar zij tot diefstal werden verleid, en zij zijn bezweken voor de verzoeker, en zij hebben hun goede naam verloren.
Soms overkwam hun gebrek, maar werden zij van een misdadige loopbaan gered; maar helaas, soms zijn zij in handen gevallen van een slechte vrouw, en dan: wee hun! Nu en dan scheen het enkel baldadigheid en ondeugd te zijn, die maakten, dat zij zondig handelden.
Ik wilde wel, dat ik deze jonge mensen kon bereiken – ik neem niet aan, dat zij vanavond hier zijn – en hun niet alleen de ellende voor te houden, die zij over zichzelf hebben gebracht, maar ook hun moeder te laten zien, toen het nieuws kwam, dat John zijn betrekking kwijt was, omdat hij oneerlijk had gehandeld; of hun een glimp verschaffen van het gezicht van zijn vader, toen de slechte tijding hem bereikte. De arme man stond versteld; hij zei: “Vroeger was er nooit een smet op de goede naam van mijn familie.” Als de aarde zich onder de voeten van de Godvrezende man had geopend, of als de goede moeder regelrecht ten grave had kunnen dalen, dan zouden zij daaraan de voorkeur hebben gegeven boven de levenslange beproeving, die over hen was gekomen.
Daarom beveel ik je, jonge man, of jonge vrouw: dood je ouders niet, die je het leven gaven; onteer hen niet, die je hebben groot gebracht; maar ik bid je, in plaats daarvan de God van uw vader, en de God van je moeder te zoeken, en uzelf aan de Heere Jezus Christus te geven, en geheel voor Hem te leven.
2. Nu moet ik tot mijn tweede punt overgaan, namelijk DAT DE WARE GODSVRUCHT ONS DEEL WORDT, ALS ZIJ ONS OOK WORDT AANGEPREZEN DOOR HAAR NUT IN DE PRAKTIJK.
Dit is minder een gevoelsargument dan wat ik al heb aangevoerd, maar een levende godsvrucht spreekt velen aan vanwege haar enorm nut voor het daadwerkelijke, alledaagse leven van de mensen.
Salomo vertelt nu eerst, dat de ware godsvrucht dient tot onze onderrichting: “want het gebod is een lamp.” Als je alles wilt weten wat je behoort te weten, lees dan dit Boek. Als je in je hart wilt weten wat tot je tegenwoordig en eeuwig welzijn zal dienen, heb dan dit Boek lief, geloofde waarheid, die het leert, en gehoorzaam eraan, “want het gebod is een lamp.”
Bovendien: de ware godsdienst dient tot onze leiding”, en de wet is een licht.” Als wij graag willen weten wat wij moeten doen, dan kunnen wij niet beter doen dan ons over te geven aan de leiding van de Geest van God, en zijn Woord te gebruiken als ons richtsnoer, want
“‘t Is als de zon, een hemels licht, dat heel de dag ons leidt;
en in gevaren van de nacht
een lamp, die licht verspreidt.”
Salomo vertelt ons ook, dat de ware godsdienst ons onder alle omstandigheden de weg wijst. Hij zegt in het twee en twintigste vers, dat er, wanneer wij aan het werk zijn, niets zo geschikt is om ons te helpen, als de ware godsvrucht: “Als ge wandelt zal u dat geleiden.”
Hij vertelt ons, dat er, wanneer wij rusten, niets beter is om ons te bewaren dan dit: “als ge neerligt, zal het over je de wacht houden.” En wanneer wij nog maar net wakker zijn, dan is er niets beter om de ziel te verblijden dan dit: “Als ge wakker wordt, zal het met je spreken.”
Het is niet mijn bedoeling deze drie gedachten breder uit te werken, behalve dan, dat ik je er alleen dit van wil zeggen. Wanneer je het drukst bezig bent, zal je godsdienst je beste hulp zijn. Wanneer je je handen vol hebt met je arbeid, en je hoofd vol is met gedachten, dan kan niets je meer van dienst zijn dan dat je een God hebt, tot Wie je gaan kunt, een Zaligmaker om op te vertrouwen, een hemel om naar uit te zien. En wanneer Je naar bed gaat om te slapen, of omdat je ziek bent, dan kunt je niets beters hebben om je peluw te schikken, en je rust te geven, dan te weten, dat je vergeving hebt ontvangen door het kostbaar bloed van Christus, en dat je veilig bent in de Heere met een eeuwig behoud. Wanneer ik in slaap val, zeg ik dikwijls bij mijzelf deze woorden op van Watts:
“Opnieuw besprengd met reinigend bloed leg ‘k mij ter rustte neer, als in d’omhelzing van mijn God, en aan mijns Heilands hart.”
en er is geen zoeter slaap in de wereld, dan de slaap, die ons, zelfs in de dromen, dicht bij Christus houdt. Sommigen van ons weten wat het betekent, zelfs in de omzwervingen van onze geest in de slaap, niet de heilige grond van de gemeenschap met onze Heere te verlaten. Het is niet altijd zo, maar soms wèl, en zelfs dan, wanneer de geest de macht heeft verloren om zijn gedachten in bedwang te houden, schijnen de gedachten, gelijk Mirjam, te dansen tot eer van God.
O gelukkige mensen, voor wie de godsdienst zelfs in hun slaap hun bescherming is. En daarna zegt Salomo: “als ge wakker wordt, zal het met u spreken.”
Deze Bijbel is een wondermooi vertelboek, er is een grote hoeveelheid van gezegende taal in dit kostbare Boek. Het heeft mij heel veel van mijn fouten genoemd, het zal je de uwe noemen, als je dat wilt toelaten. Het heeft mij veel verteld om mij te troosten, en het heeft je veel te vertellen, als je er je oor toe neigen wilt.
Het is een wonderlijk mededeelzaam Boek: het weet alles van je, al de bijzonderheden van de plaats, waar je bent, en waar je behoort te zijn; het kan je alles vertellen. De beste gemeenschap, die iemand kan beoefenen, is deze, te beginnen in het gebed met God, en met de lezing van het Woord: “Als ge wakker wordt, zal het met u spreken.” Ik heb haast gemaakt met dit punt, omdat ik wat anders tot je wil zeggen. Beste vrienden, die nog onbekeerd bent, onze vurige begeerte voor je is, dat je de Heere direct mag leren kennen, en onze reden daarvoor is, dat dit je zal voorbereiden op de toekomende wereld. Wat voor een wereld het ook mag zijn, vol ontzaglijke verborgenheden, toch is niemand er zo op voorbereid, zich op de onbekende zee te begeven, als iemand, die is verzoend met God, die gelooft in de Heere Jezus Christus, die op Hem vertrouwt, en zich verheugt in de vergeving van zijn zonden door het grote zoenoffer, en in zijn eigen hart de wonderbare verandering ervaart, die hem tot een nieuw schepsel in Christus Jezus heeft gemaakt.
De gewichtige reden, ik zeg het nog eens, waarom wij verlangen, dat ons beste vrienden worden bekeerd, is deze, dat zij mogen worden voorbereid op de toekomende wereld. Je zult weldra sterven, jullie allen. Het was, geloof ik, de vorige zondagavond, dat er in die bank hier precies tegenover, een vriend zat, die hier gemeenlijk des morgens en des avonds aanwezig was, maar woensdag is hij zeer plotseling gestorven. Hij leek goed gezond te zijn, maar hij stierf op het spoorwegstation, ver van huis. De plaats, waar hij gewoonlijk zat, moet een waarschuwende stem zijn voor ons allen, die het luide uitroept: “Schik je, om je God te ontmoeten!” Ik had het zelf kunnen zijn; het had één van deze vrienden rondom mij op het platform kunnen zijn; het had één van je in de gemeente kunnen zijn. Wie kan zeggen, wie deze week zal heengaan? Waarschijnlijk zal de een of ander van ons (ons getal is zo groot) worden weggenomen, voordat de volgende sabbatsklok zal worden gehoord.
Ik meen, dat het een zeer goede reden is om de Heere te zoeken, om zo voorbereid te mogen worden op de eeuwigheid. Op een dag in deze week bezocht ik een bejaarde vriendin, die niet lang meer kan leven; zij is zes en tachtig, en haar verstandelijke vermogens nemen af, maar zij zei tot mij: “Ik ben niet bang, ik ben niet bang voor de dood. Ik sta op de Rots, ik sta op de Rots Christus Jezus. Ik weet in Wie ik geloofd heb, en ik weet waar ik heenga.”
Het was verrukkelijk de bejaarde vrouw zo te horen spreken, en wij horen steeds zulke taal van onze lieve vrienden, wanneer zij naar huis gaan: zij schijnen nooit enige twijfel te hebben. Ik heb sommigen gekend, die vele twijfelingen hadden, zolang zij gezond waren, maar toen zij kwamen te sterven, schenen zij die in het geheel niet te hebben, maar zij vertrouwden met vreugde op Christus.
Maar er is nog een reden, waarom wij graag willen, dat onze vrienden zich bekeren, en die is, dat zij mogen worden voorbereid op dit leven. Ik weet niet, welk soort leven Je uzelf hebt voorgesteld.
Misschien mag ik mij richten tot sommige jonge mensen, die naar de Universiteit zullen gaan. Zij hopen hun leven aan de wetenschap te wijden, en met eer te worden gekroond. Mogelijk hebben sommigen hier geen ander vooruitzicht dan hard werken om in het zweet van hun aanschijn hun brood te verdienen. Sommigen zijn begonnen te metselen, of de schaaf te hanteren, of de pen te voeren.
Voor dit vergankelijk leven zijn er allerlei soorten middelen, maar er is geen betere voorzorgsmaatregel en voorbereiding voor welke leefwijze ook op aarde, dan de Heere te kennen, en een nieuw hart en een vaste geest te bezitten. Hij, die over miljoenen mensen regeert, zal dat beter doen met de genade van God in zijn hart; en hij, die een slaaf moet zijn, zou gelukkiger zijn in zijn lot, wanneer hij de genade van God in zijn hart bezat.
U, die oud bent en die jong bent, u, die meesters bent en jullie die knechten bent, de ware godsdienst kan je niet ongeschikt maken om je rol te spelen in het grote levensdrama. Maar als het een rol is, die gespeeld moet worden, dan is de beste voorbereiding voor die rol, de Heere te kennen, en de kracht te gevoelen van de Goddelijke genade in je ziel.
Laat ik je even aantonen, hoe dit geschiedt. De man, die voor God leeft, die God zijn Vader noemt, en die de Geest van God in zich een haat tegen de zonde, en een liefde tot gerechtigheid voelt werken – hij is de man, die zich nauwgezet van zijn plichten zal kwijten; en dat is, zoals je weet, het soort man, en ook het soort vrouw, dat wij tegenwoordig nodig hebben.
Wij hebben zoveel mensen, die toezicht behoeven: als je hun iets te doen geeft, dan zullen zij dat zeer vlug afwerken, als je ernaar staat te kijken; maar op het ogenblik, dat je je omkeert, zullen zij het zo slordig, of zo langzaam, en zo slecht mogelijk doen. Zij zijn alleen maar ogen-dienaars. Als je per advertentie een ogen-dienaar zou vragen, dan vermoed ik niet, dat zich iemand bij je zou aanmelden. Toch zouden zij in menigten kunnen komen, want zij zijn er bij hopen.
Welnu, een echt christenman, een man, die daadwerkelijk is bekeerd, ziet in, dat hij God dient, wanneer hij zijn plicht doet jegens zijn naasten. “Gij, o God, ziet mij” is de kracht, die hem aldoor beïnvloedt, en hij begeert nauwgezet zijn plichten te vervullen, welke die plichten ook mogen zijn.
Ik heb je eens het verhaal verteld van het dienstmeisje, dat zei te hopen, dat zij bekeerd was. Haar dominee stelde haar deze vraag: “Welk bewijs kunt je van je bekering geven?” Onder vele andere noemde zij dit bewijs, – en het was niet slecht – zij zei: “Wel, meneer, ik veeg altijd onder de vloermatten.”
Het was een kleinigheid, maar als je in het dagelijks leven het beginsel van het vegen onder de vloermatten uitdraagt, dan is dat hetgeen wij nodig hebben. Veel mensen hebben een hoekje, waarin zij alle pluizen en het stof opbergen. De kamer ziet er dan uit, alsof zij keurig geveegd was, maar zij is dat niet. Er is een manier om alles zó te doen, dat er in werkelijkheid niets wordt gedaan. Dat is echter niet het geval, wanneer er genade in het hart aanwezig is. De genade in het hart geeft een mens het gevoel, dat hij geheel voor God zou willen leven, en God dienen door het dienen van mensen. Als je die genade ontvangt, dan zult je daardoor uitnemend worden voorbereid zowel op het leven als op het sterven.
Het volgende is, dat iemand, die een nieuw hart bezit, deel heeft gekregen aan een reinheid, die hem bewaart te midden van verzoeking. O, deze vreselijke stad Londen! Ik verwonder mij erover, dat God haar onreinheid verdraagt. Ik spreek herhaaldelijk met nette jongelui, die van het platteland naar hun eerste betrekking in Londen komen, en de eerste week, die zij in Londen wonen, is voor hen een openbaring, die hun haren bijna ten berge doet rijzen. Zij zien dingen, waarvan zij nooit gedroomd hebben.
Welnu, jongelui, die zo juist naar Londen bent gekomen – dit is misschien je eerste zondag – ik bid je, geeft je direct aan de Heere. Geeft je vanavond over aan Jezus Christus, want nog een week in Londen kan je verdoemenis inhouden. Slechts één week in Londen brengt je misschien tot onreine handelingen, die je voor eeuwig in het verderf zullen storten. Wijdt uzelf, voordat je daartoe bent overgegaan, aan God, en aan Christus, opdat je met een rein hart en met een vaste geest mag worden bewaard voor “de pestilentie, die in de donkerheid wandelt, en voor het verderf, dat op de middag verwoest” in deze verschrikkelijke goddeloze stad.
Er is voor je jonge mannen en jonge vrouwen in deze grote wereld van verdorvenheid geen hoop, tenzij je hart recht is voor God. Als je je toelegt op een volkomen volgen van het Lam, waar het ook heengaat, dan zal Hij je tot het einde toe behoeden en bewaren. Maar als je je niet aan de Heere geeft, dan ben je – en daar ben ik zeker van – gedoemd, welke goede besluiten je misschien ook hebt genomen, om te worden meegevoerd met de stortvloeden van ongerechtigheid, die vandaag door onze straten stromen. Daarom is de reinheid van hart, die verder komt uit het geloof in Christus, een prachtige voorbereiding voor het leven.
Zo is het ook met het spreken van de waarheid. O, wat is het iets ellendigs, wanneer de mensen leugens vertellen! Welnu, het hart dat is gereinigd door de genade van God, haat zelfs de gedachte aan een leugen. Die man spreekt de waarheid, de volle waarheid, en niets dan de waarheid, en hij is de man, die ongeschonden door het leven zal gaan, en geëerd zal worden, en op de lange duur voorspoedig zal zijn. Hij moet misschien voor een tijd om zijn waarheidsliefde lijden, maar tenslotte zal voor hem niets zo goed de weg vrijmaken als wáar te zijn in gedachte, en woord, en daad.
Als je de Heere liefhebt met geheel je hart, dan zult je ook eerlijkheid in de handel leren, en dat is een voornaam hulpmiddel in het leven. Ik weet, dat de bedrieger soms voor een tijd succes schijnt te hebben, maar wat is dit voor een succes? Het is een succes, dat slechts een andere naam is voor ondergang. O, beste heren, als alle mensen eerlijk gemaakt konden worden, hoe veel meer geluk zou er in de wereld zijn! De manier om onder de mensen oprecht te zijn is, dat je oprecht ben jegens God, en dat de Geest van God in je binnenste woont.
Nog eens: de ware godsdienst heeft deze waarde, dat hij iemand troost in grote moeilijkheden. Je verwacht niet veel moeilijkheden, mijn jonge vriend, maar je zult ze wel ondervinden. Je verwacht, dat je zult trouwen, en dat dan je moeilijkheden voorbij zullen zijn, maar sommigen zeggen, dat zij dan beginnen. Ik onderschrijft dat oordeel niet, maar ik ben er zeker van, dat zij dan niet voorbij zijn, omdat er een reeks beproevingen is, die dan begint. Maar je staat op het punt je leerjaren af te sluiten, en dan zal alles in orde zijn, nietwaar?
Werklieden vinden, dat dit niet altijd zo is. Maar je hebt niet de bedoeling, altijd een werkman te blijven, je bent op weg om een kleine baas te worden. Vraag aan de bazen, of in die tijd alles voor hen zo plezierig is. Als je alle moeite geheel wilt ontlopen, dan zou je beter kunnen opstijgen in een ballon, en dan nog ben ik er zeker van, dat zij dan niet voorbij zijn, omdat er een reeks beproevingen is, zou stijgen, of te snel zou neerdalen. Maar moeilijkheden zullen er komen, en wat is er anders, dat iemand kan bewaren te midden van de moeilijkheden, dan het besef, dat de dingen veilig zijn in de handen van zijn Vader?
Als je kunt zeggen: “Ik ben zijn kind, en alle dingen werken mede tot mijn welzijn. Ik heb mij geheel toevertrouwd aan de handen van Hem, die zich niet kan vergissen, en die mij nooit onhebbelijk zal behandelen”, wel, meneer, dan hebt je een borstschild aan, dat de pijlen van de bezorgdheid niet kunnen doorboren, je bent geschoeid met de bereidheid van het Evangelie des vredes, en je kunt treden op de doornen in de woestijn zonder je voet te verwonden.
De ware godsdienst zal in je ook een vast karakter vormen, en dat is nog een eigenschap, die ik tegenwoordig graag in onze jonge mensen zou opmerken. Wij bezitten een aantal prachtmannen hier, en ook een aantal prachtvrouwen. Ik zou er niet bang voor zijn, dat de duivel zelf, als hij hier zou preken, hen van het geloof zou afbrengen. En als alle nieuwe ketterijen, die kunnen opkomen, in hun tegenwoordigheid werden verkondigd, dan weten zij te goed wat de waarheid is, om zich op een dwaalspoor te laten brengen.
Maar aan de andere kant hebben wij ook een aantal mensen, die aan hun oren worden geleid. Als ik hun oor een bepaalde kant uittrek, dan komen zij mij achterna. Als zij bij geval ergens anders heen gaan, en iemand trekt hun oor naar een andere kant, dan gaan zij hém achterna. Er zijn massa’s mensen, die nooit handelen naar eigen inzicht, maar zij besteden het uit, zoals zij hun was buiten de deur doen: zij denken er niet aan om die thuis te doen. Deze mensen nu zijn precies als het kaf op de dorsvloer, en wanneer de wind begint te waaien – weg zijn zij. Wordt daaraan niet gelijk.
Beste jonge zonen en dochters van de kerkleden hier, kent de Heere! Moge Hij zich direct aan je openbaren, en wanneer je Hem kent, en het Evangelie hebt aangegrepen, bindt het dan aan je hart, en hecht het aan je hals, en zeg: “Ja, ik zal de voetstappen gaan volgen van hen, die ik liefheb, en vooral de voetstappen van de Heere Jezus Christus.”
“Door water en vuur, als Jezus leidt, zal ‘k volgen, waarheen Hij ook gaat.”
God helpe je om het te doen. Maar gelooft eerst in de Heere Jezus Christus; vertrouwt je volkomen aan Hem toe, dan zal Hij je genade schenken om ten einde toe standvastig te blijven.
Amen.