Opdat nu, door de Gemeente, bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in de hemel de veelvuldige wijsheid Gods. Efeze 3:10
De hele wereld praat de laatste drie dagen over niets anders dan het prachtige schouwspel dat de opening van de Wereldtentoonstelling opluisterde. Massa’s mensen hebben zich in het paleis van de algemene kunsten verzameld. Vertegenwoordigers van alle landen op aarde hebben vele kilometers afgelegd om de wonderen te bekijken. Voorname personen uit alle koninkrijken zijn bij het grandioze spektakel verschenen. Er heeft zich voor de ogen van alle mensen zo’n schitterend tafereel afgespeeld dat het in alle opzichten zijns gelijke nooit gehad heeft en dat het ook waarschijnlijk in vele jaren niet geëvenaard zal worden.
Vanwaar al deze bijeenkomsten? Landen, waarom verzamelt u zich? Wat staat u hier te staren, mensenkinderen? Zeker, uw antwoord zal zijn dat u hierheen gekomen bent om de veelvuldige wijsheid van de mens te zien. Als ze door de gangpaden van de grote tentoonstelling lopen, dan zien ze niets anders dan de bekwaamheid van de mens, eerst op deze afdeling, dan weer op een andere – het ene moment het grootse, het andere moment het gedetailleerde; het ene ogenblik in een werk dat elegant versierd is, het andere ogenblik in een werk dat kunstig en nuttig is. ‘Veelvuldige wijsheid’, het werk en product van vele geesten, de verschillende tinten en kleuren van het denkvermogen, belichaamd in de diverse machines, standbeelden enzovoort die het menselijk vernuft heeft kunnen voortbrengen.
We geven toe dat op de tentoonstelling op zeer passende wijze erkentelijkheid aan God betuigd is, zowel in het plechtige gebed van de aartsbisschop als in het lied van de dichter, maar toch was het grote oogmerk immers de veelvuldige wijsheid van de mens te aanschouwen. Als men de vaardigheid en de kunst van de mens had weggenomen, wat zou er dan overgebleven zijn?
Geliefden, moge deze tentoonstelling geweldige resultaten tot gevolg hebben! We moeten niet verwachten dat de tentoonstelling of iets anders behalve het Evangelie, ooit het wereldomvattende rijk van de vrede zal voortbrengen. We moeten nooit van de kunst en de wetenschap verwachten dat ze de overwinning behalen die voorbehouden is aan de wederkomst van de Heere Jezus Christus. Moge deze tentoonstelling echter gevoelens van welwillendheid verspreiden, moge ze de verstrooide kinderen van Adam aan elkaar verbinden, moge ze de familieleden die in Babel overal heen verspreid waren in een gelukkig en gezegend verbond doen samensmelten. En moge ze de weg bereiden en deuren openen, zodat het Evangelie tot de uiterste einden der aarde mag voortgaan!
Ik ben echter beslist niet van plan om uw aandacht te vragen voor de wonderen die de enorme tempel van 1862 vullen. In plaats daarvan nodig ik u liever uit om me te volgen naar een grootsere tentoonstelling, waar de menigten zich verzamelen – niet van sterfelijke maar van onsterfelijke geesten. De tempel is niet die van kunst en wetenschap, maar die van genade en goedheid, gebouwd met levende stenen, gevoegd met de mooie kleuren van het verzoenende bloed, ‘gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen’ – die tempel, ‘de gemeente van de levende God, een pilaar en vastigheid der waarheid.’
In dit grote paleis verzamelen zich tien duizendmaal tien duizenden van het heerleger van God, ‘cherubijnen en serafijnen’ of wat voor namen die blinkende engelen ook onder elkaar gebruiken – ‘overheden en machten’, de verschillende standen in de hiërarchie van de onsterfelijke geesten, voor zover die er zijn. Zij worden alle voorgesteld als gespannen starend naar het wonderlijke bouwsel dat God heeft gemaakt. Langs de gangpaden van die kerk, langs de eeuwen van haar bloeitijd, staan de diverse trofeeën van Gods genade en liefde, de sieradendoosjes van deugden en genadegaven die de gelovige versieren, de herinneringen aan overwinningen behaald op de zonde en de hardheid van het hart, en aan overwinningen behaald op verleidingen en beproevingen. Terwijl de geesten door deze gangpaden vol met goddelijk handwerk lopen, staan ze stil, met open mond, vol bewondering. Dan snellen ze terug naar de hemel en zingen luider dan voorheen halleluja aan de God Wiens veelvuldige wijsheid zij in de gemeente van God op aarde hebben aanschouwd.
Geliefden, onze tekst is een vreemde tekst. Bedenk dat de engelen, schepselen die ouder zijn dan wij, vele eeuwen bij God geweest zijn, maar toch lees ik nergens dat ze ooit ‘de veelvuldige wijsheid Gods’ hebben geleerd. Ze waren bij Hem toen Hij de hemel en de aarde maakte. Misschien waren de engelen gewend om tijdens die lange periodes toen de aarde zich vormde – ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’ – deze te bezoeken om die vreemde, mysterieuze gedaantes, die we nu als fossielen uit de aarde opgraven, levend en in hun heerlijkheid te zien. Het is zeker dat de engelen toen de aarde woest en ledig was en duisternis op de afgrond lag, haar verborgen schatten kenden. Toen God sprak: ‘Daar zij licht!’ en daar licht werd, toen die eerste lichtstraal als een levende vinger de aarde scheen te beroeren en tot schoonheid te wekken, toen streken de engelenvingers over hun hemelse harpen – ‘toen de morgensterren tezamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten.’
Hoewel ze met de grote Formeerder waren tijdens de zeven dagen van de schepping, hoewel zij het vee naar zijn aard zagen, het gevogelte naar zijn aard, de vissen der zee en alle bomen en kruiden, toch lees ik nergens dat hun de veelvuldige wijsheid Gods bekendgemaakt werd. Ook niet toen de mens, het laatste scheppingswerk van de Meester, door Eden wandelde, toen hij met zijn schone wederhelft aan zijn zijde opstond om zijn Schepper te prijzen, hoewel hij ‘op een heel ontzagwekkende wijze wonderbaar gemaakt’ was, hoewel er in zijn geest en lichaam een ongeëvenaarde wijsheid tentoongespreid werd, toch lees ik zelfs niet dat aan die mens, als schepsel, toen de veelvuldige wijsheid Gods bekendgemaakt werd.
Ja, zelfs toen de andere werelden gemaakt werden, toen de sterren als gloeiende vlammetjes door het licht van de Godheid aangestoken werden – als er andere volkeren zijn en andere soorten en andere stammen in die talloze vergelegen landen dan vind ik nog niet dat bij de schepping van al die menigten werelden die in de wijde vlakten van het hemelruim gevestigd zijn, aan de hemelse geesten de veelvuldige wijsheid Gods werd bekendgemaakt.
Nee wat meer is, in al de bedelingen van goddelijke voorzienigheid los van de gemeente, in al de verborgen omwentelingen van die wonderlijke raderen die vol ogen zijn, los van de gemeente, is aan deze wezens de wijsheid van God niet ten volle bekendgemaakt.
Ach geliefden, vergeet ook niet dat zij de glorie van Hem Die op de troon zit met een on verduisterd oog aanschouwen, voor zover dat door een geschapen gezichtsvermogen gezien kan worden. Zij hebben een gelukzalige aanschouwing. Ze schitteren in de heerlijkheid van de Godheid en bedekken hun gezicht, terwijl ze aan Zijn voetbank ‘Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige’ roepen. Desondanks, hoewel ze als het ware in de zon staan, hoewel ze de eerste van alle schepselen zijn, het dichtst bij de eeuwige troon, lees ik toch niet dat ze bij dit alles de veelvuldige wijsheid Gods in de hoogste mate geleerd hebben.
Wat een indruk geeft dit ons dan van het belang van de gemeente! Geliefden, laten we nooit meer iemand verachten, ook niet het geringste lid ervan, want er is meer te zien in de gemeente dan in de schepping in haar volle breedte. Meer van de wijsheid van God in het redden van zielen dan in het bouwen van de gewelven van de lucht. Nee, er kan in de gemeente meer van God worden gezien dan zelfs de hemel met al zijn pracht kan openbaren. O, laten we onze ogen openen opdat we die goddelijke geheimenissen niet kwijtraken die de engelen begerig zijn in te zien!
Ik heb hiermee de betekenis van de tekst al uitgelegd. We zullen daarom uw aandacht meteen bepalen bij die punten van interesse waar het verstand van de engelen zeker bij stil zou staan. Terwijl we deze in het kort zullen opsommen, bidden we dat onze harten geleid mogen worden om veel na te denken over de veelvuldige, de gevarieerde wijsheid van God die te vinden is in de gemeente die Christus met Zijn bloed gekocht heeft
1. In de eerste plaats, geliefden, denken we dat het grote aandachtspunt in de gemeente voor de overheden en de machten, het plan is om de gemeente zalig te maken. Dit is het waar zij zo verwonderd en verbaasd over zijn. Anderen hebben zeer terecht eens opgemerkt dat als er een vergadering van alle geesten in de hemel en op de aarde gehouden zou worden en als die vergadering de opdracht gekregen zou hebben om een plan vast te stellen en uit te vaardigen waarmee God rechtvaardig kon zijn en eveneens de goddeloze rechtvaardigen, zij dan allen gefaald zouden hebben om die taak te volbrengen.
Die verheven geesten zien ongetwijfeld met blijdschap dat door Gods manier om Zijn gemeente te behouden, al Zijn eigenschappen met on- ‘ verminderde glans schitteren. God is rechtvaardig. Dat weten ze in de hemel, want ze zagen Lucifer als de bliksem neervallen toen God hem vanwege zijn zonde uit zijn woonplaats wierp. God is rechtvaardig, net zo zeer op Golgotha, waar Zijn Zoon hangt te bloeden, ‘Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen’, als toen Hij de zoon van de dageraad neerwierp. De engelen zien in de zaligmaking het grote wonder waarbij gerechtigheid en vrede elkaar kussen: God zo streng en rechtvaardig alsof er geen greintje genade in Hem was, met alle sterkte van Zijn kracht Zijn Zoon straffend voor de zonden van Zijn volk, en God toch ook zo genadig alsof Hij niet rechtvaardig was, Zijn volk omhelzend alsof zij nooit gezondigd hadden en hen liefhebbend met een liefde die niet groter had kunnen zijn als ze nooit gezondigd hadden. Zij begrijpen hoe zeer God de zonde haatte dat Hij Zijn wraak op Zijn Eniggeborene legde. En nochtans ook: ‘Alzo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’
Zoals in de kronen van oosterse prinsen de meest kostbare edelstenen in een groepje bij elkaar schitterden, zo schijnen als in één wonderlijke krans al de eeuwige eigenschappen van God tegelijk in al hun heerlijkheid rond Uw kruis, o Jezus, wonder van de aarde en wonder van de hemel! Deze moeilijkheid, door de verzoening van Christus zo kostelijk opgelost, zo volkomen weggedaan, doet de engelen de veelvuldige wijsheid Gods zien.
En verder, als de engelen zien dat door dit grote plan de algehele vernietiging die de zonde op de mensheid bracht weggenomen wordt, verwonderen zij zich opnieuw over de wijsheid van God. Als zij in het bijzonder de manier opmerken waarop die weggenomen werd, de vreemde en mysterieuze methoden die God gebruikte om de steen weg te rollen van voor de opening van het mensengraf, dan buigen ze zich met nog meer ontzag neer.
Zijn we in Adam het paradijs kwijtgeraakt? Zie, de Heere Jezus Christus heeft ons een beter paradijs gegeven! Zijn we de waardigheid van ons mens-zijn kwijtgeraakt? Zie, vandaag krijgen we haar in Christus terug, want ‘Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen.’ Zijn we onze onbevlekte reinheid kwijtgeraakt? We hebben haar opnieuw verkregen in Christus, want we worden gerechtvaardigd door Zijn gerechtigheid en gewassen in Zijn bloed. Zijn we de gemeenschap met God kwijtgeraakt? We hebben die vandaag verkregen, omdat ‘wij de toelei- ding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan.’ Zijn we de hemel zelf kwijtgeraakt? Ach, de hemel mag de onze weer zijn, want in Hem hebben we een erfenis ontvangen en worden ‘bekwaam gemaakt (…) om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht.’
En al het kwaad zal zichzelf vernietigen, want God verwerpt het zodat het tot zijn eigen afbraak zal dienen. De draak wordt gestoken met zijn eigen prikkel. Goliath wordt gedood met zijn eigen zwaard. De dood wordt verslagen door de dood van de Man Die gekruisigd werd. De zonde wordt weggedaan door het grote Zoenoffer, Dat ‘onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout.’ Het graf wordt door zijn eigen slachtoffer gestraft, aangezien Christus erin gevangen lag. Satan werpt in dit geval satan uit. We verrijzen door een Mens, zoals we door een mens gevallen zijn. ‘Gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden.’ De worm waarin satan triomfeerde is de worm waarin God verheerlijkt wordt. Het was een mens die satan probeerde te maken tot het middel van goddelijke oneer, en het is een Mens in wie God triomfeert over alle doortraptheid en onbarmhartigheid van de hel.
Hierover verwonderen de engelen zich, want zij zien in dit heilsplan de veelvuldige wijsheid Gods, omdat het met alle kwaad afrekent en dat nog wel op zijn eigen erf.
Merk ook op dat God met het grote heilsplan door de Verzoening meer verheerlijkt wordt dan wanneer er geen zondeval en derhalve geen ruimte voor verlossing was geweest. De engelen bewonderen de veelvuldige wijsheid Gods in de hele geschiedenis van de mensheid, beseffend dat daarin, van het begin tot het einde toe, God meer verheerlijkt wordt dan wanneer het allemaal in gouden letters geschreven was zonder één zonde of zonder lijden van de kant van de mens.
O Heere, toen U Uw volk een ogenblik als verloren schapen had laten dwalen, is het misschien stil geworden in de hemel, aangezien Uw vijand getriomfeerd had, aangezien de beminden, die U liefhad, in de hand van de vijand waren overgegeven. Toen de kostbare stenen van Christus voor een kleine tijd midden in het modderige slijk en de resten van de zondeval zoekgeraakt waren, werd Gods banier misschien enigszins opgerold, want wellicht kwam het op de engelen over alsof God in Zijn hoogste eer gedwarsboomd was.
Als Christus echter terugkomt van Edom, ‘met besprenkelde klederen, van Bozra’, met op Zijn koninklijke hoofd de kroon waarin iedere edelsteen vastgezet is die eenmaal in handen van de vijand was – als de Herder terugkomt van de bergen, met het verloren schaap op Zijn schouders, dan is er meer vreugde in de hemel over de verlorenen die gevonden zijn dan wanneer ze nooit verdwaald zouden zijn geweest. De diepe bastoon van de zondeval zal het lied van het herstel doen aanzwellen. Het holle gekreun, zoals het leek te zijn toen het alleen gehoord werd, zal deel uitmaken van het crescendo van het eeuwige gezang, wanneer dat zal weergalmen tot bij de troon van de Heere God der heerscharen.
Geliefden, als u de moeite zou nemen om eens na te denken over het gehele werk van God, daarbij inbegrepen de zondeval als iets wat vooruit gezien en gekend was, tot aan de dag waarop al het uitverkoren zaad rond de troon zal staan, dan denk ik dat u getroffen zult worden door de algehele heerlijkheid ervan. Het lag in Gods macht om schepselen te maken die Hem zouden liefhebben, om wezens te maken die met zeer nauwe banden aan Hem verbonden zouden zijn. Maar – en ik spreek hier met eerbied – ik snap toch niet hoe de Almachtige Zelf, buiten de zondeval om en buiten de verlossing om door het offer van Christus toen Hij Zich voor ons overgaf tot in de dood, zulke schepselen had kunnen maken zoals de vrijgekochten in de hemel zullen zijn.
Geliefden, als we nooit gevallen waren en nooit verlost, zouden we nooit van zaligmakende genade en liefde tot de dood hebben kunnen zingen. We zouden het niet hebben kunnen doen en de engelen ook niet. We zouden niet hebben kunnen weten wat de hoogte en diepte en lengte en breedte van de liefde van Christus is die alle verstand te boven gaat. Ons verlustigend in de hemelse spijze zouden we Zijn overvloed bewonderd kunnen hebben, maar niet zoals we ons nu met het lichaam van Christus laven. Genietend van de wijn, uit de eigen trossen van de hemel geperst, zouden we de Gever van het feest geprezen hebben, maar niet zoals we het nu doen wanneer we het bloed van Jezus als zoete wijn drinken. Rein en heilig zouden we Hem geprezen hebben, en we zouden dat ook hebben moeten doen, maar niet zoals we het nu kunnen, wanneer we onze lange klederen hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam.
Er bestaat nu een nauwere verwantschap dan er ooit op een andere manier had kunnen zijn, als God geen verbond met de mensheid gesloten zou hebben, als het Woord niet vlees geworden was en onder ons gewoond had. Ik denk dat er misschien ook andere plannen geweest zijn, maar geen sterveling kan zelf enig ander plan bedenken. Dit lijkt het meest wonderlijke, het meest goddelijke, het meest hemelse plan te zijn: dat een schepsel volkomen vrij gemaakt kan worden – dat dat schepsel zal zondigen, dat het de rechtvaardigheid van God zal ontdekken doordat de straf op een Plaatsvervanger gelegd wordt, maar dat het ook de liefde van God zal leren kennen doordat die Plaatsvervanger God Zelf is. Dit schepsel was van tevoren toebereid om met een kinderlijke band aan de Eeuwige verbonden te zijn, door liefdesbanden die zo sterk zijn dat de pijn van de marteling en de vlammen van het vuur het niet van de liefde van God zullen kunnen scheiden.
In de hemel zal dit schepsel gewaarworden dat het niets aan zichzelf te danken heeft, niets aan zijn eigen natuurlijke inspanningen, maar alles aan Hem Die het liefhad en Die het kocht met Zijn bloed. Daarom zal dit dankbare wezen God op een wijze loven die alle andere ver te boven gaat.
Geliefden, als we dit onderwerp alleen al een paar uur lang zouden bestuderen, zullen we merken dat er in niets wat God gedaan heeft zoveel van Zijn wijsheid verborgen zit als in het plan van Zijn verzoenende liefde. Engelen des Heeren, gaat rondom haar; zet uw hart op haar vesting, en telt haar torens. Beschouwt onderscheidenlijk haar paleizen. Aanschouw de onaantastbare kracht van de verbondsbeloften. Zie de grootte en breedte van Zijn verkiezende liefde. Aanschouw de oprechtheid en waarachtigheid van Gods beloften. Zie de volheid van genade en de uitwerking ervan in het verzoenende bloed. Zie de getrouwheid en de onwankelbaarheid van Gods genegenheid als die eenmaal op de mens gericht is. Als u zich over alles verwonderd hebt, engelen, gaat dan terug en mengt u zich liefelijker dan tevoren in ons lied: het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de eer, en dankzegging, en majesteit, en kracht, en heerschappij tot in alle eeuwigheid.
2. In de tweede plaats wordt de wijsheid van God zonder twijfel aan de engelen en machten bekendgemaakt in de verschillende bedelingen waardoor de gemeente gegaan is. In het begin was de gemeente inderdaad een kleine kudde, een paar mensen gekozen uit de massa: Abram, de Syriër, op het punt om verloren te gaan, en een paar godvruchtige mensen in zijn familie.
Toen werd de stroom een beetje breder en kwamen er twaalf stammen. Weldra werd de bedeling nog zichtbaarder: Mozes was opgestaan, met Aaron, die God uitverkoren had. Toen verlangden de engelen in te zien in de typische rituelen en ceremoniën van die oude bedeling. Ze werden afgebeeld, staande op het verzoendeksel met uitgebreide vleugels, met hun gezichten neergebogen, alsof ze zeer verlangend waren om het geheim dat onder het gouden deksel verborgen lag te aanschouwen.
Bij het zien van de offers, of het nu een brandoffer, een dankoffer of een zondoffer was, bij het zien van de schitterende ceremoniën van de tabernakel of de nog luisterrijkere rituelen van de tempel, stonden ze ongetwijfeld vol bewondering over de wijsheid van God zoals die uiteengezet werd in een verduisterd teken en een voorafschaduwing.
Hoeveel temeer moeten ze zich erover verwonderd hebben toen de Zon der gerechtigheid opging met genezing onder Zijn vleugels, toen ze het offer vervangen zagen worden door het ene grote offer, de hogepriester vervangen door de Mens Die eenmaal het ene offer voor altijd heeft volbracht en Die zich zette aan de rechterhand van de hemelse Vorst. Wat moeten ze zich verwonderd hebben toen vanaf dat moment waarheid na waarheid toegelicht is in de bevinding van de gelovigen, leerstelling na leerstelling aan de gemeente van Christus geopenbaard is door de verlichting met de Heilige Geest!
Geliefden, wanneer de engelen het verleden met het heden vergelijken, en omgekeerd het heden met het verleden, de verkiezing van de Joodse olijfboom en niet de rest van de bomen en dan weer het inenten van de heidenen uit de wilde olijfboom en het verwerpen van de natuurlijke takken, wat moeten ze zich dan over de opmerkelijke diversiteit van Gods bedelingen verwonderd hebben, in de zekere wetenschap dat Zijn genade niet verandert!
Bij het beklimmen of afdalen van een indrukwekkend hoge berg wordt men verrast door de plotselinge veranderingen van panorama. Net keek je nog naar rechts en zag je een drukke stad op de vlakte; nu gaat u een bocht om en door een open plek in het bos heen zie je een uitgestrekt meer. Enkele minuten later kronkelt de weg opnieuw en ziet u een smal dal met een andere bergketen erachter. Iedere keer dat u een bocht omgaat, openbaart zich een ander vergezicht aan u. Zo zou het ook met de hemelse geesten kunnen gaan. Toen zij in het begin de berg begonnen op te klimmen waarop de kerk staat, ‘Jeruzalem, dat boven is, (…) ons aller moeder’, zagen zij de wijsheid van God geopenbaard zoals Abraham die zag. Na een bocht in de weg zagen ze haar zoals Mozes die aanschouwd had. Weer ergens anders hadden ze een uitzicht zoals David dat gewoonlijk had.
Weldra, toen ze omhoog klommen naar helderder licht en de mist die over de berg hing helemaal opgelost was en in een genadige bui van genade gevallen was, zagen ze haar zoals de apostelen die zagen toen ze op de Olijfberg stonden. En vanaf die tijd, door iedere beproeving van de kerk heen, terwijl de achttien eeuwen voorbijgingen vanaf het moment dat de Meester ten hemel voer, hebben ze voortdurend nieuwe vergezichten gehad en nieuwe openbaringen van de gevarieerde en steeds weer veranderende wijsheid van de onveranderlijke God, zoals die geopenbaard wordt door Zijn handelen ten behoeve van de gemeente. Zowel in de bedelingen als in de mens wordt aan de overheden en de machten de veelvuldige wijsheid Gods bekendgemaakt.
3. In de derde plaats, en we moeten kort zijn, mogen we concluderen dat de engelen zonder enige twijfel de wijsheid van God in Zijn gemeente voornamelijk zien in het Verbondshoofd en de Plaatsvervanger van de gemeente.
O, toen ze voor het eerst hoorden dat de Heere van leven en heerlijkheid vlees zou worden en onder de mensen zou wonen, moeten ze zich wel over het plan hebben verwonderd dat de hemel naar de aarde zou neerdalen opdat de aarde tot de hemel toe verhoogd zou kunnen worden! Het Kindeke in de kribbe beheerste al hun liederen. Toen ze dat Kind een Man zagen worden en Hem hoorden preken, moeten ze zich wel verwonderd hebben over de wijsheid dat God Zichzelf gezonden had om Gods eigen Profeet te zijn! Toen zij die Man een leven van volkomen heiligheid zagen leiden, moeten ze wel met hun vleugels geklapt hebben bij de gedachte dat de mensen de volmaaktheid nu konden zien in God Zelf, gehuld in de gedaante van een mens!
Maar toen het over de verzoening ging en zij begrepen dat Gods volk met Christus gekruisigd moest worden, moeten ze wel zeer getroffen zijn geweest door de gedachte dat de hele menigte uitverkorenen grote druppels bloed moest zweten door één Mens, dat zij gekastijd, gegeseld, verbrijzeld en bespuwd zouden worden in één Mens, dat de menigte van de uitverkorenen het kruis van hun veroordeling op de schouders van één Man moesten leggen, dat die ene Man voor hen allen al hun schuld zou dragen, aan het hout genageld zou worden en Zijn leven voor het hele lichaam zou geven.
O, toen ze die zachtmoedige Man zagen, met al de zonden van de hele menige uitverkoren op Zijn schouders, in de wetenschap dat deze eenzame Man God was, in staat om alles te dragen, moeten ze zich inderdaad wel over de wijsheid van God verwonderd hebben.
En toen die Man zegevierend riep: ‘Het is volbracht!’, nadat Hij de beker van de verdoemenis tot op de bodem toe leeggedronken had, zodat er niemand meer in het graf hoefde te blijven en de hele menigte gelovigen met Hem begraven zou worden, moeten ze zich wel verwonderd hebben! Toen ze de tweede Adam Zijn grafdoeken zagen afleggen en de banden van de dood verbreken alsof Hij, als een nieuwe Simson, de ketenen van de Filistijnen kapot had gemaakt alsof het vlas was, waren ze zo verbaasd toen ze beseften dat de uitverkorenen in die verheerlijkte Persoon werden opgewekt!
En toen die Man in de hemel opgenomen werd en een wolk Hem van de ogen der mensen wegnam, verheugden ze zich zeer om Hem te zien opvaren! En dan te bedenken dat ook wij in Hem verrezen zijn en in Hem opgevaren zijn in de hoge. In Hem had de hele gemeente haar gevangenis gevangen genomen!
Toen de Plaatsvervanger onder onbeschrijflijk gejuich naar de troon van de Vader opvoer en aan de rechterhand van de geduchte Majesteit in de hoge plaatsnam, moet het voor de geesten wel geweldig geweest zijn om te beseffen dat Hij ons mede opgenomen had en ons in Christus Jezus in de hemelse gewesten liet zitten! Misschien is er geen andere leerstelling voor christenen verbazingwekkender dan deze. Ik weet zeker dat als we een onderwerp willen om ons begrip te vergroten, de vereniging van de uitverkorenen met Christus zeker het meest geschikt is om onze gedachten te vermenigvuldigen.
O gezegende vereniging, sterk en krachtig,
Hoe zoet is de genade, hoe lieflijk het lied,
Dat aardwormen ooit één zouden zijn
Met de mens geworden godheid!
Eén toen Hij stierf, één toen Hij opstond,
Eén toen Hij over Zijn vijanden triomfeerde,
Eén toen Hij in de hemel Zijn zetel innam
En engelen de overwinning op de hel bezongen.
Deze gezegende band verbiedt iedere vrees,
Want alles wat Hij heeft en is van ons.
Met Hem ons hoofd staan we of vallen we,
Ons leven, onze zekerheid en ons alles.
De veelvuldige wijsheid Gods, in al haar verschillende vormen en schaduwen, die Christus het Verbondshoofd en de Plaatsvervanger van de uitverkorenen maakte, moet wel door de engelen opgemerkt zijn. Hoewel dit een thema is dat misschien een volledige preek waard is, laten we het hierbij en gaan over op een ander punt.
4. In de vierde plaats wordt de veelvuldige wijsheid Gods aan de overheden en de machten bekendgemaakt door de bekering van ieder kind van God. Er staan een aantal zeer opmerkelijke voorwerpen in de huidige wereldtentoonstelling, geweldige staaltjes van menselijk vernuft, maar er is één ding dat ze daar niet hebben, dat alleen in de gemeente van de levende God gevonden kan worden: een hartversmelter, een apparaat om steen in vlees te doen veranderen. Er zijn uitvindingen om graniet te versmelten of vuursteentjes vloeibaar te maken, maar ik ken maar één uitvinding, en die vind je niet in een aardse tentoonstelling, die geschikt is om de harde kern van het menselijke hart te versmelten.
Welnu, als de Heere een godslasteraar, een heiden, een trotse, zelfgerechtigde farizeeër of de een of andere opscheppende, snoevende, zorgeloze zondaar beetpakt en diens hart in een fontein vol met het bloed van Jezus werpt, waar het begint te versmelten van berouw, dan zien de engelen de ongeëvenaarde wijsheid van God.
En ik weet zeker dat er op de tentoonstelling ook niet zoiets als een hartverbinder is, een uitvinding om verbroken harten te verbinden en ze weer heel te maken en al hun wonden te genezen. De Heere vindt er echter behagen in om hetzelfde instrument waarmee Hij harten verbreekt ook te gebruiken om harten te genezen. Het bloed dat een vuursteen doet versmelten, vernieuwt ook ons hart van vlees. Nadat Hij het hart eerst versmolten heeft, laat Hij vervolgens Zijn ongeëvenaarde bekwaamheid zien door wanhoop, vertwijfeling en verschrikking weg te nemen en het arme geweten vrede en rust te schenken – nee, beter nog: jubelende vreugde en grenzeloze vrijheid.
Als de engelen een trotse man op zijn knieën zien gaan, als zij hem in zijn stille kamer met zuchten en kreunen zijn hart horen uitstorten, zeggen ze: ‘Het is goed, grote God; het is goed.’ Als zij hem uit die kamer naar beneden zien komen, lichtvoetig en vrolijk van hart omdat zijn zonde vergeven is, zijn gekerm helemaal veranderd in gezang, dan zeggen de engelen: ‘Het is goed, grote God; het is goed. U verwondt, maar U heelt ook. U doodt, maar U maakt ook levend.’
De bekering is het grootste wonder dat we kennen. Als er vandaag de dag geen wonderen meer zouden bestaan, geloof me, dan ben ik blind of doof. Maar zegt u: ‘Wat voor wonderen?’ Goed, geen wonderen als het slaan op een rots waardoor stromen water voortbracht worden of het klieven van de zee door de staf van een profeet, maar wonderen in harten en gewetens gehoorzaam aan de heilige, hemelse macht. Ik heb in mijn korte leven meer en vreemdere wonderen gezien dan Mozes ooit gedaan heeft, en wonderen van hetzelfde soort als Christus Jezus Zelf aan vlees en bloed gedaan heeft, want het zijn Zijn wonderen die ook vandaag door het Evangelie gedaan worden.
Als het gepast zou zijn, zou ik een paar mensen op die galerijen daar en hier op de begane grond kunnen aanwijzen om hun te laten vertellen wat voor wonderen God in hun leven gedaan heeft en hoe ze hier vandaag allemaal eensgezind bijeen zijn om God te loven. Deze mensen waren eens het toppunt van smerigheid, maar zij zijn gewassen, maar zij zijn gerechtvaardigd. De tranen komen hun in de ogen als ze denken aan het glaasje en aan het gevloek waarmee ze eenmaal zo vertrouwd waren. Och, ook aan de holen en kroegen van verdorvenheid en van wellust die ze ooit zo goed kenden. Maar nu zijn ze hier om hun God te loven en te prijzen. Och, er zijn er vandaag in dit gebouw die, als ze de ruimte hadden om te spreken, zouden zeggen dat ze de grootste zondaren uit de hel en de machtigste wonderen uit de hemel zijn. Als ons Evangelie verborgen is, dan is het alleen verborgen voor hen die er halsstarrig hun ogen voor sluiten.
Als men ziet dat prostituees, dieven, dronkaards en vloekers tot heiligen van de levende God gemaakt worden, dan kunt u ons niet vertellen dat het Evangelie aan kracht ingeboet heeft. Denk maar niet dat we zoiets geloven als we die kracht zelf zien, als we die in onze eigen ziel kunnen voelen, als we elke dag over bekeringen horen, als er nauwelijks een week voorbijgaat of er worden wel tientallen brandhouten uit het eeuwige vuur gerukt.
En als Gods kerk op aarde al verwonderd staat over deze bekeringen, wat moeten de engelen dan wel voelen die meer bekend zijn met de schuld van de zonde, die meer weten over de lieflijkheid van de heiligheid en die het verborgen hart van een mens beter begrijpen dan wij? Wat moeten zij wel blij en juichend in elke afzonderlijke bekering de veelvuldige wijsheid Gods loven, aangezien iedere bekering weer andere aspecten laat zien! Het ingenieuze apparaat dat caleidoscoop wordt genoemd, laat bij iedere draaiing een nieuwe vorm van schoonheid zien. Op dezelfde manier zijn alle bekeerlingen die door de prediking van het Woord tot Christus gebracht worden, allemaal verschillend van elkaar. Elk geval is anders en daardoor wordt onze tekst tot op de letter toe bewezen: de veelvuldige wijsheid, de zeer gevarieerde wijsheid van God wordt geopenbaard.
Ik heb soms het woord veelvuldig opgevat in vergelijking met een kostbare schat die in veel lagen is ingepakt. Om die te ontrafelen moet men eerst deze, dan de volgende en dan weer de daaropvolgende laag wegnemen. En als u zo laag na laag uitpakt, vindt u iedere keer iets kostbaars. Het duurt echter lang voordat u en ik de laatste laag ontvouwd zullen hebben en de wijsheid van God in haar zuivere, prachtige luister vinden, die binnenin verborgen ligt, zoals de engelen die zien in de gemeente van de levende God.
IV. De tijd ontbreekt me helaas, en daarom moet ik punten laten liggen waarover ik ook graag nog iets had willen zeggen. De overheden en de machten vinden tot op de dag van vandaag een geschikte gelegenheid om de wijsheid van God te bestuderen in de beproevingen en ervaringen van de gelovigen, in de wijsheid die hen aan beproevingen onderwerpt, in de genade die hen hierin staande houdt, in de macht die hen eruit voert, in de wijsheid die hun de beproeving voor hun eigen bestwil oplegt, in de genade die de beproeving bepaalt naargelang de sterkte van de rug of die de rug versterkt om de last te kunnen dragen.
Ze zien wijsheid in de voorspoed van christenen, als hun voeten als die van de hinden op hun hoogten staan. Ze zien hetzelfde in de vertwijfeling van de gelovigen als die zelfs vanuit de diepten nog kunnen zeggen: ‘Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?’ Zoals elke dag ons dagelijks brood verschaft, zo geeft elke dag de hemel zijn dagelijkse onderwerp van verwondering.
En de engelen ontvangen een nieuwe voorraad kennis van de altijd weer nieuwe ervaringen van het volk van God. Zij buigen zich vandaag over de tinnen van de hemel om op u te zien, beproefde gelovigen. Ze kijken in uw oven, zoals eenmaal de koning van Babel, en ze zien de vierde man bij u wandelen, de Zoon van God gelijk. Ze volgen u, kinderen van Israël, tot in de woestijn. Ze zien uw legerplaatsen en het land waarheen u zich haast. Terwijl ze de vuurkolom opmerken die u voorgaat en de engel van Gods huis die aan de spits gaat en ook de rijen sluit, ontdekken ze in ieder stap die gezet wordt de wonderlijke wijsheid van God.
5. En ten slotte, boven elke discussie verheven, als de laatste van Gods volk ingebracht is en de blinkende engelen door de hemelse gewesten wandelen en met al de verlosten praten, dan zullen ze de veelvuldige wijsheid Gods zien. Laten we eens even naar een engel luisteren. ‘Hier ’, zegt hij, ‘zie ik mensen uit alle volken, geslachten en talen, van Engeland tot Japan, van de Noordpoolstreek tot het snikhete gebied rond de evenaar. Hier zie ik zielen van alle leeftijden: baby’s die van de schoot en de borst van hun moeder weggerukt werden en geesten die eenmaal ouderdomsverlamming kenden, voor wie de sprinkhaan een last was. Hier zie ik mensen uit alle tijdperken, van Adam en Abel tot aan de mensen die in leven waren bij de komst van de Zoon van God uit de hemel. Hier zie ik mensen uit de dagen van Abraham en van David, uit de periode van de apostelen en uit de tijd van Luther en van Wycliffe, zelfs tot aan de laatste dagen van de kerk.
Hier zie ik mensen uit alle standen van de maatschappij. Daar gaat iemand die eens koning was en naast hem, als zijn makker, staat iemand die als galeislaaf aan de roeiriemen zat. Daar zie ik een handelsmagnaat die zijn rijkdom niets achtte en naast hem een arme man die rijk in het geloof was en een erfgenaam van het Koninkrijk. Daar zie ik de dichter die op aarde kon zingen van Het verloren paradijs en Het herwonnen paradijs en naast hem iemand die nog geen twee woorden kon opschrijven maar die wel het verloren paradijs en het herwonnen paradijs kende binnen de Hof van Eden van zijn eigen natuur, de tuin van zijn eigen hart.
Hier zie ik Maria Magdalena en Saulus van Tarsen, bekeerde zondaren van allerlei schakering en heiligen in alle soorten, zij die hun geduld op een langgerekt ziekbed tentoonstelden, zij die met heilige vrijmoedigheid getriomfeerd hebben te midden van de felle vlammen, zij die in schaapsvellen en geitenvellen hebben gewandeld, verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde, welker de wereld niet waardig was.
Daar is de monnik die de wereld deed schokken en hij die zout in de rivier van de leer strooide om die weer gezond en zuiver te maken. Daar is de man die tot miljoenen preekte en tienduizenden zielen tot Christus gebracht heeft en hier de nederige dorpelinge die alleen wist dat haar Bijbel waarachtig was en zijzelf het leven met Christus deelachtig. Hier zijn ze allemaal.’
En terwijl de engelen rondwandelen en dan weer hierheen kijken en dan weer daarheen, eerst naar het ene gedenkteken van goedertierenheid en daarna naar het andere monument van genade, roepen ze allen uit: ‘Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt.’ De hemel is vol van Uw goedheid, die Gij gewerkt hebt voor de mensenkinderen.
En nu, geliefde vrienden, tot besluit van de verkondiging stel ik u twee vragen. De eerste is een vraag voor de kinderen van God, de andere een voor degenen die Hem nog niet kennen. Als eerste een vraag voor de kinderen van God. Beseffen u en ik wel voldoende dat we altijd door de engelen worden gadegeslagen en dat zij de wijsheid van God via ons begeren te leren? De reden dat onze zusters met bedekt hoofd in het huis van God verschijnen is ‘vanwege de engelen.’ De apostel zegt dat een vrouw een bedekking op haar hoofd dient te hebben, aangezien de engelen in de samenkomst aanwezig zijn en zij merken iedere onbehoorlijke daad op. Daarom dient alles in aanwezigheid van de hemelse geesten met orde en fatsoen te gebeuren.
Denk hier dan aan als we vanmiddag samen praten. Laten we niet op zo’n manier praten dat een bezoeker uit de hemel verdriet aan ons zou beleven. Als we als gemeente zijn samengekomen, laten we dan geen onwaardige onderwerpen behandelen, maar laten de zaken die we bespreken echt tot stichting zijn, toebereid met zout. Zouden we in het bijzonder in onze gezinnen niet meer over Christus kunnen zeggen dan we gewoonlijk doen? Brengen we niet vaak dagen, misschien wel weken, door zonder dit soort zaken te noemen waarvan we zouden willen dat de engelen die hoorden?
U wordt gadegeslagen, geliefden, u wordt gadegeslagen door degenen die u liefhebben. De engelen hebben ons lief en dragen ons op de handen, opdat wij onze voeten aan geen steen stoten. Ze slaan hun tenten op rondom onze woningen; laten we deze koninklijke gasten hartelijk ontvangen. Aangezien ze ons brood niet kunnen eten noch aan tafel van onze feestmaaltijden kunnen genieten, laten we dan praten over onderwerpen die hen op zo’n manier verheugen dat ze zich voldaan zullen voelen. En laat hun aanwezigheid voor ons een reden zijn om ons op zo’n manier te gedragen dat aan de engelen en de mogendheden de wijsheid van God door ons bekendgemaakt wordt.
En ten tweede, wat denken sommigen van u dat de engelen over uw handel en wandel zouden zeggen? U maakt zich daar misschien niet zo druk over, maar dat zou wel moeten. Want wie anders dan de engelen zullen op de jongste dag de maaiers zijn en wie anders dan zij zullen onze ziel over de laatste donkere rivier begeleiden? Wie anders dan zij zullen onze ziel, als die van Lazarus, in de schoot van de Vader dragen? We moeten hen zeker niet verachten. Hoe hebt u zich gedragen?
Ach, het is niet nodig dat ik spreek. Laat uw geweten het werk doen. Er zijn hier mensen over wie de engelen, als ze tranen in hun ogen zouden kunnen hebben, dag en nacht zouden wenen. U bent er bijna toe bewogen om christen te worden. U kent de strijd van uw geweten en u hebt gezegd: ‘Ik zou zo graag als de heiligen zijn!’ maar u bent nog steeds onbekeerd.
Blijf hier, engel, beschermengel, u die over deze zoon van een heilige moeder gewaakt hebt, vlieg niet teleurgesteld terug naar de hemel. Hij geeft toe, hij laat zich vermurwen. Nu beweegt de Geest Gods hem. ‘Het zij zo’, zegt hij, ‘het zij zo. Ik heb berouw en ik geloof in Jezus.’
Maar helaas, engel, het zal u toch tegenvallen, want hij staat op het punt om te zeggen: ‘Binnenkort, ga maar even een tijdje weg; als het mij meer gelegen komt, zal ik u laten halen.’ Engel, u zult toch weer teleurgesteld worden. Echter, als de ziel zegt: ‘Nu, ja nu, in dit huis van gebed werp ik me op het volbrachte verzoeningswerk van Christus; ik geloof dat Hij mij kan zalig maken’ – vlieg dan hemelwaarts, blinkende engel, en vertel de cherubijnen rondom de troon dat de verloren zoon is teruggekomen en geboren is als een erfgenaam van de hemel. Laat het een feestdag in de hemel zijn en laten wij met blijdschap naar huis gaan, want hij die dood was, is weer levend geworden en hij die verloren was, is gevonden.
Moge de Geest van God dit doen, om Jezus’ wil!
Amen.