Doch Hanna antwoordde en zeide: Neen, mijn heer, ik ben een vrouw bezwaard van geest. 1 Samuël 1:15
Door bezwaard te zijn van geest, had Hanna leren bidden. Ik wil niet zeggen dat ze niet had gebeden vóór dit grote verdriet haar overkwam, maar dit weet ik wel, dat ze krachtiger heeft gebeden dan eerst, toen ze haar tegenpartij zo vreselijk uit de hoogte hoorde praten, en merkte dat zijzelf zo diep als maar kon werd veracht. O broeders en zusters, als u een stil verdriet hebt, leer het dan te dragen, en stel niet uit er een zaak van gebed van te maken. Leer van Hanna. Zij richtte haar smeekbede tot de Heere. Ze sprak haar zielsgeheim niet uit voor het oor van een sterveling, maar legde haar smart neer voor God in Zijn eigen huis, en op de manier die Hij had aangegeven. Ze sprak in de bitterheid van haar ziel, en bad tot de Heere. Zo moet de bitterheid van de ziel altijd worden verzoet. Velen dragen bitterheid in hun ziel, maar ze bidden niet, en daarom blijft de smaak van de alsem. O dat ze wijs waren, en hun verdriet zouden zien als Gods oproep om te bidden om de wolk die een regen van smeekbeden brengt! Onze beproevingen zouden de strijdrossen moeten zijn waarop we tot God rijden, ruwe winden die onze boot voortjagen naar de haven van een allesomvattend gebed. Als het hart vrolijk is, kunnen we psalmen zingen, maar van de aangevochtene staat geschreven: ‘Dat hij bidde.’ De bitterheid van de geest kan een aanwijzing zijn dat het voor ons nodig is om te bidden, een aansporing tot die heilige oefening.