Hebt de HEERE lief, gij, al Zijn gunstgenoten! Psalm 31:24 Verder lezen: 1 Johannes 4:7-12
We proberen Christus’ liefde soms te begrijpen, maar ach, zij gaat in de zoetste ogenblikken van onze meest geestelijke verrukking onze gedachten, onze redeneringen, onze lofprijzingen en ook ons bevattingsvermogen zo ver te boven – wie zou haar kunnen beschrijven? ‘O, wat heeft Hij ons liefgehad!’ Toen Jezus weende bij het graf van Lazarus, riepen de Joden met verbazing uit: ‘Zie hoe lief Hij hem had.’ Werkelijk, jij zou met nog meer nadruk hetzelfde kunnen zeggen. Er was niets in jou om Zijn liefde op te wekken, maar Hij verliet de hemelse troon voor je. Toen Hij vanaf de hemelse heuvels naar beneden kwam, me dunkt dat de engelen zeiden: ‘O, wat heeft Hij hen liefgehad.’ Toen Hij als een kind in de kribbe lag, verzamelden zij zich eromheen en zeiden: ‘O, wat heeft Hij hen lief.’ Maar toen ze Hem zagen zweten in de hof, toen Hij in de smeltkroes geworpen was en in de oven gesmolten begon te worden, toen begonnen de hemelse geesten inderdaad te beseffen hoe lief Hij ons had. O, Jezus! Als ik zie dat U wordt bespot en bespuwd, als ik zie dat Uw dierbare wangen al het vuil en het speeksel van onheilige monden opvangen, als ik zie dat Uw rug door geknoopte zwepen wordt opengescheurd, als ik zie dat zowel Uw eer als Uw leven door het stof wordt gehaald, als ik zie hoe U van krankzinnigheid, van verraad, van godslastering beschuldigd wordt, als ik Uw handen en Uw voeten doorboord zie, Uw lichaam ontkleed en tentoongesteld, als ik U tussen hemel en aarde aan het kruis zie hangen, in ijselijke en ondraaglijke kwellingen, als ik U hoor roepen: ‘Mij dorst’, en ik zie de gal met azijn tussen Uw lippen geduwd, als ik Uw verschrikkelijke kreet hoor: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten’ – dan wordt mijn geest ertoe gedrongen om te zeggen: ‘O, wat heeft Hij lief.’
Ter overdenking
Hoe koud en hard van hart moeten wij zijn om de liefde van de Heere jegens ons ooit te betwijfelen (Mal. 1:2).
Preek nr.325