Geloofsdoop
Vader John en moeder Eliza waren uiteraard bijzonder verheugd over de bekering van hun zoon. Toch nam Charles later datzelfde jaar een besluit dat indruiste tegen de wensen van zijn ouders en ook tegen die van zijn grootvader James. Op vrijdag 3 mei 1850 werd Charles Spurgeon als gelovige door onderdompeling gedoopt. Toen hij terugkeerde naar Newmarket had hij zich aangesloten bij een Congregationalistische kerk, de denominatie van zijn ouders en grootouders, die de kinderdoop praktiseerde. Dit gedeelte zou door zijn familie van harte zijn goedgekeurd. Maar Charles had op school geleerd over de geloofsdoop en toen hij de Bijbel bestudeerde, raakte hij ervan overtuigd dat dit de juiste manier was om gedoopt te worden. Charles ging nooit tegen zijn overtuigingen in en was vastbesloten om zijn beslissing niet uit te stellen.
Zijn ouders waren aanvankelijk niet gelukkig met deze keuze. Na een korte innerlijke worsteling gaven zij echter hun zegen, iets waar Charles als plichtsgetrouwe Victoriaanse zoon ook nadrukkelijk om had gevraagd. Zijn moeder merkte daarbij op dat ze weliswaar vaak had gebeden dat haar zoon een christen zou worden, maar nooit dat hij Baptist zou worden. Charles antwoordde haar met de woorden uit Ef. 3:20: God had niet alleen haar gebeden verhoord, maar was zelfs bereid geweest veel meer te doen dan zij had gevraagd of gedacht. Wat zijn moeder daarop antwoordde, is niet overgeleverd.
De dichtstbijzijnde Baptistenpredikant die Charles kon vinden en die bereid was hem te dopen, was dominee William Cantlow uit Isleham, zo’n dertien kilometer van Newmarket. Op de dag van zijn doop stond de jonge Spurgeon vroeg op, wijdde zich vervolgens twee uur lang aan gebed en stille overdenking, en begaf zich daarna te voet op de twee tot drie uur durende tocht naar de rivier bij Isleham, waar hij samen met twee jonge vrouwen zou worden gedoopt. Deze plaats was geen kerkgebouw, maar de oever van de rivier de Lark bij Isleham Ferry, waar de doop in de open lucht plaatsvond.
Er had zich een aantal mensen verzameld om de doop te aanschouwen. Onder hen waren niet alleen betrokken kerkgangers, maar vrijwel zeker ook nieuwsgierige toeschouwers. Zowel op de oevers van de rivier als in boten was het druk. Het was een koude dag en Spurgeon voelde zich aanvankelijk verlegen en nerveus. Hem werd gevraagd om twee vrouwen het water in te begeleiden en hen naar de plek in de rivier te brengen waar de predikant stond te wachten, op het punt waar het water diep genoeg was voor de doop. Maar Spurgeon weigerde zenuwachtig. Hij had immers nog nooit een doopdienst bij de baptisten bijgewoond en was ‘bang om een fout te maken’. Zijn eigen beschrijving van het moment waarop hij aan de beurt was om gedoopt te worden, is bijzonder levendig en aangrijpend:
‘Toen het mijn beurt was om het water in te gaan, blies er een koude bries over de rivier. Op het moment dat ik echter enkele stappen zette en de mensen op de veerboot, in de boten en aan beide oevers zag, had ik het gevoel dat hemel, aarde en hel hun aandacht op mij hadden gericht. Toch schaamde ik mij er niet voor om mij daar en op dat moment te identificeren als een volgeling van het Lam. Mijn verlegenheid leek als het ware van mij af te spoelen; zij dreef met de rivier mee naar zee en werd waarschijnlijk door de vissen opgegeten, want die onzekerheid heb ik sindsdien nooit meer ervaren. De doop maakte bovendien mijn tong los, en vanaf die dag heeft zij niet meer gezwegen.’
Groei
Een andere belangrijke gebeurtenis – of beter gezegd, een reeks gebeurtenissen – verdient bijzondere aandacht. Zowel vóór als na zijn bekering bracht Spurgeon veel tijd door met Mary King, de kokkin van zijn school in Newmarket. Mary King was een toegewijd christen, zonder formele theologische opleiding, maar met een diepgaande kennis van de Bijbel en een helder inzicht in de christelijke leer. Zij was bereid vele uren met Charles door te brengen en ontmoette hem regelmatig om de grote waarheden van het geloof te bespreken, zoals het genadeverbond, de uitverkiezing, de vereniging met Christus, volharding en ware godsvrucht.
Mary King was een overtuigd calvinist en legde sterk de nadruk op de soevereiniteit van God, zonder daarbij te ontkennen dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen daden. Deze overtuiging zou Spurgeon zelf ook ontwikkelen, in lijn met de traditie van de puriteinen. Spurgeon verklaarde later vaak dat hij meer had geleerd van Mary King dan van zes doctors in de theologie bij elkaar. Haar praktische geloof en diepe inzicht maakten haar tot een onmisbare mentor in zijn vroege geestelijke ontwikkeling. Bovendien vergat Spurgeon haar nooit: toen hij later hoorde van haar financiële zorgen, ondersteunde hij haar tot aan haar dood.
Spurgeon nam de hulp van Mary King met grote dankbaarheid aan en verklaarde later dat, afgezien van zijn familie, de ‘eerste lessen die ik ooit in theologie kreeg’ van haar afkomstig waren. Wat hem vooral raakte aan Mary, was dat zij haar geloof niet alleen kende, maar ook daadwerkelijk beleefde. Haar kennis van de christelijke leer was indrukwekkend, maar bleef niet beperkt tot het hoofd; het doordrong haar hele leven en handelen. Spurgeon omschreef haar als ‘een godvruchtige, ervaren vrouw, van wie ik veel meer heb geleerd dan van de predikant van de kapel die wij bezochten’. Onder haar invloed groeide hij in kennis en liefde voor God, waarmee het fundament werd gelegd voor de verdere, opmerkelijke ontwikkelingen in zijn leven.
Dieper graven
Een van de meest opvallende aspecten van Spurgeons bekering en vroege christelijke ervaring is hoe God gewone mensen gebruikte om het leven van deze jonge man diepgaand te beïnvloeden. Op een ijskoude januarimorgen was het niet een begaafd prediker, maar een eenvoudige man die een klein aantal trouwe kerkgangers en één diep ongelukkige bezoeker – Spurgeon zelf – aanspoorde om ‘op Christus te zien’. Tot op de dag van vandaag is de ware identiteit van deze man onzeker. Naarmate Spurgeons bekendheid groeide, claimden minstens drie personen dat zij de spreker waren geweest, maar Spurgeon herkende geen van hen. Historici vermoeden dat de meest waarschijnlijke kandidaat Robert Eaglen is, een predikant die regelmatig preekte in de Primitive Methodist kapellen rond Colchester en Ipswich. Toen Eaglen echter enkele jaren later aan Spurgeon werd voorgesteld, merkte Charles op: ‘Dit is niet de man’ – hoewel het mogelijk is dat Eaglen in de tussentijd sterk was veranderd.
De identiteit van deze prediker zal waarschijnlijk altijd een mysterie blijven. Maar God weet het, en Hij gebruikte deze eenvoudige man en zijn eenvoudige, stamelende boodschap om iemand tot bekering te brengen die later de beroemdste volks-prediker van het Victoriaanse Engeland zou worden.
Ook William Cantlow, de man die Spurgeon doopte, was zo’n gewone maar toegewijde dienaar. Ooit diende hij als zendeling op Jamaica, maar keerde terug naar Engeland om gedurende tweeëndertig jaar de kleine gemeente van Isleham te leiden. Cantlow was geliefd bij zijn gemeenteleden en stond bekend om zijn vriendelijkheid en zijn vermogen om met een ‘zacht antwoord’ spanning te verminderen. De enige reden dat zijn naam vandaag de dag nog bekend is, is het feit dat hij Spurgeon doopte – een gebeurtenis die met trots op zijn grafsteen wordt vermeld. Ondanks zijn bescheidenheid vergat Spurgeon nooit de warmte, gastvrijheid en pastorale zorg van Cantlow. Net als de anonieme Primitive Methodist-prediker was Cantlow een gewone man die door een buitengewone God op bijzondere wijze werd gebruikt.
En Mary King? Zij was nooit predikant, heeft nooit gepreekt en nooit een kerkdienst geleid. Binnen haar tak van de Baptistenkerk zou dat voor een vrouw bovendien onmogelijk zijn geweest. Je zou kunnen zeggen dat zij de meest gewone van deze drie mensen was – en zij zou dat zelf ongetwijfeld ook zo gezegd hebben. Toch was haar kennis van de christelijke waarheid groot, en rustig en doeltreffend droeg zij haar inzichten over aan haar jonge vriend. Haar diepe liefde voor God en Zijn wegen maakte een blijvende indruk, en Spurgeon vergat haar niet. Toen zij op latere leeftijd brozer werd en in financiële nood kwam, hoorde Spurgeon van haar situatie en ondersteunde haar tot aan haar overlijden. Spurgeon bleef haar altijd dankbaar, evenals de anderen die hem in zijn vroege dagen als jonge christen hadden geholpen.
Toepassing
Wanneer we terugkijken op de voorbeelden van de Methodistenprediker, de Baptistenpredikant William Cantlow en misschien wel het meest op Mary King, valt daar een belangrijke les uit te trekken: God gebruikt gewone christenen om grote dingen te doen. De toepassing op ons eigen leven laat zich eenvoudig raden. Misschien voelen wij ons niet bijzonder begaafd en denken we dat we geen grote mogelijkheden hebben om Christus te dienen. We zullen wellicht nooit een Charles Spurgeon, een Billy Graham of een andere bekende figuur worden.
Toch gebruikt God juist gewone mensen die Hem trouw zijn in de kleine dingen van het dagelijks leven. Laat dit ons tot bemoediging zijn en blijf volharden in trouw! Wie weet wie God op ons pad zal brengen en op welke wijze Hij ons wil gebruiken om Hem eer te geven?