Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen. Psalm 81:11
Kom met me mee naar het bos waar de zangvogels van het struikgewas hun plekje om te wonen hebben gebouwd. Kijk naar de vogeltjes in het nest, want daar hebben we de tekst. Ze zijn nog maar net uitgekomen; ze kunnen zelf nog niet voor hun eten zorgen en daarom zijn ze helemaal van de oudervogels afhankelijk. Als ik stiekem in hun huisje heb gekeken, lijken ze voor mij alleen maar bekjes en snaveltjes te zijn, met maar een spoortje van een vleugel. Als je je vinger uitsteekt of een worm vlakbij ze laat bengelen, valt je geen trek zó op als die van opengesperde, gretige bekjes. Als de moedervogel voedsel brengt, hoeft ze de kleintjes nooit te vragen hun snaveltjes wijd open te doen. Haar enige probleem is om die grote openingen te vullen die ze heel zeker te zien krijgt! Als u mijn tekst concreet voor u wilt zien, stelt u zich dan alleen maar een nest met vogeltjes voor, die hun snaveltjes ver uitsteken, en die zo ver open doen als ze maar kunnen. In plaats van een arme kleine moedervogel die hard moet werken om een krappe portie voor elk van hen bij elkaar te zoeken, hebt u een oneindige God, Die alle open monden vult, en gebiedt ze opnieuw open te doen. Hij kan ze vullen, hoe veel er ook zijn en hoe veel ze ook nodig hebben. Het is onze verheven Heere, van Wie geschreven staat: ‘Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen.’ Hij is het Die nu tot ons, als tot kleine vogeltjes, spreekt: ‘Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.’ Dat is in ieder geval een fraaie illustratie van de tekst, ook al is het misschien niet precies die welke de psalmist in gedachten had.