Een preek die bedoeld is om gelezen te worden op zondag, 13 augustus 1899. Uitgesproken door C.H. Spurgeon in de Metropolitan Tabernacle, Newington op zondagavond, 21 mei 1882.
Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. Hebreeën 1:1-3
Vanavond hoef ik niets anders te doen dan Jezus Christus te verkondigen. Dit was het oude onderwerp van de eerste christelijke predikers, die dagelijks in de tempel waren en van huis tot huis brood braken en Jezus Christus predikten. Toen Filippus naar de stad Samaria afdaalde, predikte hij Christus aan de mensen daar. Later, toen hij met de Ethiopische eunuch in diens wagen zat, predikte hij hem Jezus. Zodra Paulus bekeerd was, begon hij Christus te prediken in de synagogen. Het is opmerkelijk dat onze tekst al zo uitgekauwd is, maar we hoeven ons niet te schamen als we preken wat de apostelen, martelaren en puriteinen predikten.
We hopen dit heerlijke Evangelie van de gezegende God te verkondigen zolang we leven. En we hopen dat er, als onze generatie van predikers overleden is, altijd opvolgers zullen zijn die vastbesloten zijn om niets te weten dan ‘Jezus Christus en Die gekruisigd’, tenzij de Heer terugkomt. Want uiteindelijk is dat het onderwerp dat mensen het meest nodig hebben. Ze kunnen naar andere dingen verlangen, maar niets zal de echte, diepe behoefte van hun natuur verzadigen zoals Jezus Christus en de redding door Zijn kostbare bloed. Hij is het Brood des levens dat uit de hemel neergedaald is en het Water des levens, waarvan iemand die drinkt nooit meer dorst zal hebben. Daarom behoren wij vaak bij dit thema stil te staan, want het is het meest noodzakelijke voor de mensenkinderen.
Dit is ook het onderwerp dat God de Heilige Geest graag zegent. Ik ben ervan overtuigd dat Hij de prediking eert naar de mate waarin die naar Christus smaakt. Andere onderwerpen zijn Hem om het even. Ik kan veel preken over de kerk, maar de Heilige Geest gebruikt niet de dingen uit Christus om de kerk te verheerlijken. Ik kan leer of leven preken, los van Christus, maar dat zou een lege schijn zijn, een bolster zonder vrucht. Echter, als Jezus Christus alles zoet maakt en overal smaak aan geeft, zal de Heilige Geest graag op onze bediening rusten en die levend en krachtig maken tot de bekering van mensen.
En, lieve vrienden, ik weet zeker dat de prediking van Christus altijd zoet zal zijn in de oren van Zijn eigen volk. Zoals in het Hooglied staat: ‘Uw zalfoliën zijn heerlijk van geur, Uw Naam is een uitgegoten zalfolie. Daarom hebben de meisjes U lief’ (Hoogl. 1:3). Dit thema is ook wat God de Vader het meest behaagt; Hij houdt ervan om Zijn Zoon te verhogen en te verheffen, en Hij verheugt Zich in Zijn Zoon. Wie zich in Zijn Zoon verheugt, is een vriend van God. Als Jezus Christus wordt verhoogd, is dat precies zoals God de Vader en de Heilige Geest het willen hebben. En waar dit het geval is, kunnen we verwachten dat we zegeningen op onze bediening ontvangen en zielen winnen voor de dienst.
Vandaag wil ik als het ware Jezus Christus voor Zichzelf laten spreken. Ik kan niet voor Hem spreken zoals Hij dat voor Zichzelf kan. Zou ik mijn kaars bij de zon houden om zijn licht te openbaren? Zeker niet. Daarom zal ik met bestudeerde eenvoud proberen om de tekst u voor te stellen en er zo over te spreken dat u niet zozeer terugdenkt aan wat ik erover heb gezegd als wel aan wat de tekst zelf zegt.
Mijn thema is de Zaligmaker, de enige Zaligmaker. De Zaligmaker moet u redden, anders gaat u verloren. ‘Want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden’ (Hand. 4:12). Ik sta op het punt om over Hem te gaan spreken en ik denk dat iedereen die zich bewust is van de noodzakelijkheid om gered te worden alleen maar over Hem wil horen en wil weten hoe hij tot Hem kan gaan en hoe Hij hun Zaligmaker kan worden. En als hem dit slechts kan worden verteld, zal hij maar al te graag luisteren.
I. Eerst zal ik dus spreken over Wie de Zaligmaker is. Laat me de tekst nog eens voor u lezen: ‘De Zoon’ — dat is Gods Zoon — ‘Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord.’ Dat is Wie Jezus is.
II. In de tweede plaats zal ik spreken over wat Jezus deed: ‘nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht.’ lil. In de derde plaats wil ik u vertellen waarvan Hij nu geniet: Hij ‘heeft Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen.’
I. Er bestaat geen taal die volledig uit kan drukken Wie Jezus is. Toch moet ik met het genadige onderwijs van de Heilige Geest vertellen wat ik van Hem ken.
In de eerste plaats is Jezus Gods eigen Zoon. Wat weet ik over die wonderlijke waarheid? Als ik die moet proberen uit te leggen en moet spreken over de eeuwige generatie, zou ik u slechts naar diepten leiden waar ik al spoedig de weg niet meer weet en het is waarschijnlijk dat u daar zou verdrinken in de woordenvloed die ik nodig zou hebben. De godheid kan niet worden uitgelegd, maar moet aanbeden worden. En het zoonschap van Christus moet worden aanvaard als een geopenbaarde waarheid, het moet worden begrepen door het geloof, ook al kan het niet begrepen worden door het verstand. De kerkvaders hebben veel pogingen ondernomen om de relatie tussen de twee goddelijke Personen, de Vader en de Zoon, te verklaren. Maar die uitleg had beter nooit gegeven kunnen worden.
Want de beelden die ze gebruikten, zijn feilbaar en leiden tot misvattingen. Voor ons is het voldoende om in de zo gepaste taal van de geloofsbelijdenis van Nicea te zeggen dat Christus ‘God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God’ is. Hij is gelijk aan de Vader, maar hoe dat is, weten we niet. Hij staat in de meest intieme relatie tot de Vader die maar mogelijk is – een relatie van intense liefde en vreugde, zodat de Vader over Hem zegt: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon.’ Ja, Hij is één met de Vader, zodat je Hen niet scheiden kunt. Toen Filippus Hem vroeg: ‘Toon ons de Vader’, zei Hij Zelf: ‘Geloof Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is’ (Joh. 14:6).
Laat ik hier even stoppen om tot iedereen die redding zoekt te zeggen: ‘Wat moet het een troost voor u zijn dat Hij, Die gekomen is om mensen te redden, goddelijk is! Daarom zal niets onmogelijk voor Hem zijn. Nee, ik zeg niet slechts dat Hij goddelijk is, ik ga een stap verder: Hij is God Zelf. Christus Jezus is God en omdat Hij God is, is niets onmogelijk of zelfs maar moeilijk voor Hem. Hij is in staat om u te redden, wie u ook bent. Ook al bent u gekomen tot aan het uiterste randje van de eeuwige verwoesting, u kunt niet buiten het bereik van almacht zijn. En almacht is inherent aan het God-zijn. O, lieve vrienden, verheug u in deze wonderlijke waarheid.
Hij Die een Baby in Bethlehem was, is de vleesgeworden God! Hij Die zo vermoeid bij de bron in Sichar zat, is de vleesgeworden God. Hij Die geen plek had om Zijn hoofd neer te leggen, is de vleesgeworden God. En het is Hij Die dat indrukwekkende werk om mensen te behouden op Zich genomen heeft. Daarom mogen mensen hopen en op Hem vertrouwen. We hoeven ons niet te verwonderen dat de engelen, toen ze hoorden van de komst van Christus op aarde, zongen: ‘Ere zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.’ Want God had Zelf de menselijke gedaante aangenomen om de mensenkinderen te verlossen. Zo zijn de eerste woorden van onze tekst, ‘de Zoon’, vol vreugde.
Zie nu dat Jezus Christus in de tweede plaats de Erfgenaam van alles is. Over welke natuur van Christus spreekt de apostel als hij zegt dat Hij Hem Erfgenaam van alles gemaakt heeft? Ik denk niet dat Paulus hier onderscheid aanbrengt tussen de twee naturen, alsof dit slechts de ene of de andere natuur betrof. Maar hij spreekt over de Persoon van Christus en in die Persoon is Hij God en in diezelfde Persoon is Hij zeer zeker en zeer waarachtig Mens. Maar we moeten deze beschrijving van Jezus Christus, dat Hij gemaakt is tot Erfgenaam van alles, lezen met betrekking tot Zijn Persoon als Mens, en als God en Mens samen. Want als alleen God is Christus noodzakelijk al de Erfgenaam van alles, zonder dat Hij dat gemaakt hoefde te worden. Maar in Zijn complexe Persoon als God en Mens, heeft de Vader Hem gemaakt tot Erfgenaam van alles.
In wat anders kan dit betekenen dan dat Christus alle dingen bezit, zoals een erfgenaam zijn erfenis bezit? Christus is Heere van alle dingen, zoals een erfgenaam heer en meester wordt te midden van zijn broers. Deze benoeming moet stap voor stap werkelijkheid worden, want er staat: ‘Nu zien wij echter nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn’ (Hebr. 2:8). Christus is Heere van alle engelen. Geen seraf spreidt zijn vleugels zonder een gebod van de ‘Erfgenaam van alle dingen.’ Er zijn geen onbekende goede geesten die buiten het machtsgebied van deze Godmens, Christus Jezus, vallen. Zelfs de gevallen engelen zijn verplicht om te buigen voor Zijn almacht. Dat geldt ook voor alle dingen hier beneden, alle materie, alle mensen, of ze nu wel of niet wedergeboren zijn. God heeft Hem macht gegeven over alle vlees, om eeuwig leven te geven aan zovelen als de Vader Hem gegeven heeft.
Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen (1 Kor. 15:27). ‘De heerschappij rust op Zijn schouder’ (Jes. 9:5). Hij is de Erfgenaam, oftewel de Meester en Eigenaar van alle dingen, laat ik zeggen, van alle soorten zegeningen, van alle soorten genade, want ‘het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou’ (Kol. 1:19). Zo zeker als de tijd voortwentelt en je de minuten weggetikt ziet worden op de wijzerplaat, zo zeker komt het uur dat Christus overal erkend zal worden als Koning der koningen en Heere der heren. Ik hoor het geroep al klinken van alle delen van de bewoonbare wereld, en van de hemel en de gehele ruimte: ‘Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden!’ (Openb. 19:6). Ieder moet zich gewillig, en anders tegen zijn zin, onderwerpen aan Zijn invloed, want Zijn Vader heeft Hem tot Erfgenaam van alle dingen gemaakt.
Naar mijn gedachte is ook dit een wonderlijke bemoediging voor iedereen die redding zoekt. Christus heeft alle dingen in Zijn hand die nodig zijn om u te redden, arme zondaar. Soms moet een arts tegen een zieke die hij voor zich heeft zeggen, bijvoorbeeld als hij aan boord van een schip is: ‘Ik denk dat ik uw ziekte zou kunnen genezen als ik maar dat en dat geneesmiddel kon krijgen. Maar helaas heb ik dat medicijn niet voorhanden.’ Of de dokter moet tegen de patiënt zeggen: ‘Ik geloof dat een operatie het gewenste effect zou hebben, maar ik heb het instrument niet dat daarvoor nodig is.’ De grote Zielenarts zal nooit op die manier hoeven spreken, want de Vader heeft alle dingen in Zijn hand gegeven.
O, hebben wij Hem niet gezien als de heerlijkheid van de Vader, vol van genade en waarheid (Joh. 1:14)? U, grote zondaar, u, zwarte zondaar, Christus mist de kracht niet om u te redden. Als u komt en uzelf aan Hem toevertrouwt, zal Hij nooit hoeven zoeken naar een zalf voor uw wonden of naar middelen en lappen om die rottende zweren van u te verbinden! Nee, Hij is Erfgenaam van alle dingen. Dus ik zeg nogmaals: ‘Halleluja!’ als ik Hem aan u preek als de gezegende Zaligmaker van zondaren, de Zoon van God, de Erfgenaam van alle dingen.
Let er ook op dat Jezus Christus de Schepper is: ‘door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.’ Hoeveel werelden er zijn, weten we niet. Het kan waar zijn dat al die majesteitelijke bollen die uitgestrooid zijn over de nachtelijke hemel, werelden zijn die door intelligente wezens worden bewoond. Het is veel makkelijker om te geloven dat dat zo is, dan dat dat niet zo is, want God heeft al die prachtige huizen niet gebouwd om ze onbewoond te laten. Het zou irrationeel zijn om aan te nemen dat al die ontelbare reusachtige werelden die veel groter zijn dan dit kleine spikkeltje in Gods grote universum, allemaal zonder bewoners zouden zijn.
Maar het doet er niet toe hoeveel werelden er zijn. God maakte ze allemaal door Jezus Christus: ‘Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is’ (Joh. 1:3). Ik zie Hem als het ware bij het aambeeld van almacht staan. Hij hamert de werelden, die als vonken naar alle kanten vliegen bij de slagen van Zijn majestueuze arm. Christus was daar, de wijsheid en de kracht van God, zoals Paulus Hem noemt (1 Kor. 1:24).
Hij schiep alle dingen. Ik houd ervan om te bedenken dat Degene Die alle dingen schiep ook onze Zaligmaker is, want daardoor kan Hij in mij een rein hart scheppen en een standvastige geest in mijn binnenste vernieuwen (Ps. 51:12). En als ik een geheel nieuwe schepping nodig heb – en dat heb ik – is Hij tegen die taak opgewassen. Mensen kunnen het kleinste mugje dat in de zomeravondzon danst nog niet scheppen. Mensen kunnen zelfs geen eenvoudig stofdeeltje scheppen. Maar Christus schiep alle werelden. Daarom kan Hij nieuwe schepsels van ons maken door de wonderlijke kracht van Zijn genade.
O zondaars, kijk toch wat een machtige Zaligmaker er voor u beschikt is. Zeg nooit dat u Hem niet vertrouwen kunt! Ik ben het helemaal met meneer Hyatt eens. Op zijn sterfbed werd hem gevraagd: Kunt u met uw hele hart op Christus vertrouwen?’ Hij zei: ‘Als ik een miljoen harten had, zou ik met elk van die harten Christus kunnen vertrouwen.’ U mag dat ook. Als u evenveel harten had als God ooit gemaakt heeft en u stapelde alle zonden die de mensen ooit hebben gedaan op uzelf, zou u Hem, Die de Zoon van God is, nog steeds mogen vertrouwen, ‘die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft.’
Ga nog iets verder en zie hoe Christus vervolgens wordt genoemd: de afstraling van Gods heerlijkheid. Bedek uw ogen, want u kunt dit wonderlijke gezicht niet zien zonder erdoor verblind te worden. De Revised Version noemt het ‘het schijnsel van Zijn heerlijkheid’, maar ik zie niet zo veel meer in die uitdrukking dan in het woord ‘glans’. Sommige commentaren zeggen – en dat is nog niet zo’n slecht beeld, maar we moeten geen enkel beeld te ver doortrekken – dat Jezus hetzelfde is ten opzichte van de heerlijkheid van God als het licht is ten opzichte van de zon. Hij is de glans van die glorie. Dat wil zeggen dat er geen glorie in God is die niet ook in Christus is.
En als die glorie haar climax bereikt, als God, de altijd Heerlijke het meest heerlijk is, ligt die allergrootste heerlijkheid in Christus. O, dit wonderlijke Woord van God, dit toppunt van de godheid, deze verzameling van alle gezegende eigenschappen in al hun oneindige heerlijkheid! Dit zult u allemaal vinden in de persoon van de Godmens, Christus Jezus. In deze woorden ‘de afstraling van Gods heerlijkheid’ zit al een hele preek, maar die kan ik vanavond niet houden, want dan kom ik niet door de rest van mijn tekst heen.
Laten we dus verdergaan met de volgende zin: en de afdruk van Zijn zelfstandigheid. Een minuut geleden zei ik tegen u: ‘Bedek uw ogen’, maar nu ik aan de uitzonderlijke helderheid denk die in deze woorden ‘de afdruk van Zijn zelfstandigheid’ ligt, kan ik wel zeggen: ‘Sluit ze.’
Alles wat God is, is Christus. In Christus Jezus vinden we de absolute gelijkenis van God, de godheid van de godheid, de goddelijkheid van de goddelijkheid. Dr. John Owen houdt ervan om de geestelijke betekenis van de brief aan de Hebreeën uit te leggen aan de hand van de typen in het Oude Testament. Dat is precies wat Paulus zelf ook deed onder leiding van de Heilige Geest. John Owen legt uit wat de heerlijkheid van de glorie van de Vader is door de Shechinah te betrekken op de troon van de genade, die in de tabernakel het enige zichtbare teken was van de aanwezigheid van God. Er wordt gezegd dat er een buitengewoon helder licht scheen van tussen de cherubim. Christus is God Die Zich toont in Zijn helderheid.
Ook droeg de hogepriester op zijn voorhoofd een gouden plaat met daarop duidelijk in het Hebreeuws gegraveerd: ‘De heiligheid van de HEERE.’ Dr. Owen denkt dat de uitdrukking ‘de afdruk van Zijn zelfstandigheid’, als het ware de uitgesneden inscriptie van God, refereert aan het bord op het voorhoofd van de hogepriester, dat de heerlijke heelheid of heiligheid van Jehova, Zijn grote heerlijkheid, representeerde. Of de apostel daar nu wel of niet aan refereerde, u en ik moeten de schoenen van onze voeten doen in aanwezigheid van Christus, ‘de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn zelfstandigheid.’ Voor mij zijn deze woorden als de doornstruik waarin God woonde en die toch niet werd verteerd, al staan al deze woorden in vlam. Wat zal ik hier nog meer over zeggen?
Als Christus nu helemaal is zoals Paulus Hem beschrijft, wie durft Hem dan nog de rug toe te keren? Als dit de Herder is Die gekomen is om het verloren schaap te zoeken, o, arm verloren schaap, wil je dan niet door Hem gevonden worden? Als dit Gods gezant is, Die in het karmozijnrode gewaad van Zijn eigen bloed komt om de mensenkinderen te verlossen, wie zal dan de vrede weigeren die Hij brengt?
Let nog eens op wat Christus is als ik het zesde punt uit de beschrijving van de apostel bespreek: Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord. Denk hier eens over na! Deze grote wereld van ons wordt gedragen door het woord van Christus. Als Hij niet sprak om zijn bestaan te doen voortduren, zou hij terugvallen in het niets waaruit hij voortkwam. Er bestaat geen wezen onafhankelijk van de Middelaar, behalve de altijd gezegende Vader en de Geest. ‘Alle dingen bestaan tezamen door Hem’ (Kol. 1:17), dat wil zeggen dat alle dingen door Hem bij elkaar gehouden worden. Zoals deze pilaren de galerij overeind houden, of zoals een fundament een huis overeind houdt, zo draagt Jezus Christus alle dingen door Zijn krachtig woord.
Denk alleen hier al eens over na: die ontelbare werelden van licht die de oneindige ruimte eruit laten zien alsof ze met goudstof besprenkeld was, zouden allemaal uitdoven, zoals zo veel stervende sterren, en ophouden te bestaan als Christus, Die op Golgotha stierf, niet langer wilde dat ze zouden blijven bestaan. Ik kan uit mijn tekst niet alle wonderlijke waarheden halen die erin liggen. Ik wilde wel dat ik dat kon. Maar het is zeker dat als Christus alle dingen kan dragen, Hij mij ook kan dragen. Als Zijn krachtig woord de hemel en de aarde draagt, kan datzelfde woord u zeker houden, arm, bevend hart, als u Hem vertrouwt. Het is niet nodig dat u hier bang voor bent. Kom en beproef het zelf. Mag Zijn gezegende Geest u in staat stellen om dat nu te doen!
Aangezien de zee zo groot is, kan ik gemakkelijk blijven dralen, maar ik moet me haasten naar het volgende punt.
II. Volg me met uw oor en uw hart als ik nu spreek over wat Jezus deed.
Hij Die alles is wat ik heb proberen te beschrijven, wat deed Hij? In de eerste plaats bracht Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand. Luister naar deze wonderlijke woorden. Sinds de tijd begon was er niet zo’n moeilijke taak. De oude fabel spreekt over de vuile stallen van Augias, vuil genoeg om een heel land te vervuilen, die Hercules schoonmaakte. Maar onze zonden zijn vuiler dan een augiasstal. Mesthopen zijn lekker, vergeleken met deze gruweldaden. Wat een vernederende taak lijkt het voor Christus om ons van onze zonden te reinigen! Toch ging de heilige Christus, Zelf niet in staat tot zonde, gebukt onder de reiniging van onze zonden. Ik wil dat u mediteert over dat wonderlijke werk. Bedenk dat Hij het deed voordat Hij terugging naar de hemel. Is het niet wonderlijk dat Christus onze zonden wegdeed zelfs voordat we die begaan hadden? Daar lagen ze, voor Gods aangezicht, alsof ze al bestonden in al hun afstotelijkheid. Maar Christus kwam en deed ze weg. Dit moet ons er zeker toe brengen om het Hooglied te zingen. Voordat ik zondigde, deed Hij mijn zonden weg. Hoe vreemd het ook is, het is zo.
Verder zegt de apostel dat Christus ons van zonden reinigde door Zichzelf. Dat wil zeggen dat Hij het deed door Zichzelf plaatsvervangend te offeren. De zonden konden niet worden weggedaan dan alleen doordat Christus de last ervan droeg. En Hij versloeg ze. Hij droeg alles waaraan mensen schuldig waren vanwege hun overtreding van Gods wet, en God aanvaardde Zijn offer als een gelijkwaardige vergoeding. Zo reinigde Hij ons van onze zonde. Hij deed niet iets waardoor onze zonden weggedaan zouden kunnen worden, maar Hij nam ze Zelf weg, werkelijk, daadwerkelijk, echt, volledig. Hoe deed Hij dat? Door Zijn prediking? Door Zijn leer? Door Zijn Geest? Nee, ‘door Zichzelf.’ O, dat is zo’n gezegend woord! De Revised Version heeft het weggelaten, maar de Bijbel leert deze leer keer op keer. ‘Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout’ (1 Petr. 2:24).
Hij is ‘door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om de levende God te dienen!’ (Hebr. 9:12-14). Hij gaf Zichzelf voor ons, niet slechts Zijn bloed, maar alles waaruit Hij bestond: Zijn godheid. Zijn mensheid. Alles wat Hij had en alles wat Hij was, gaf Hij als zoenoffer voor ons. Kan iemand van u die prijs op waarde schatten? De daden van die Ene, goddelijk als Hij is, zijn goddelijke daden. En er is een gewicht en een kracht in die niet in de beste daden van mensen of zelfs van alle heilige engelen kan liggen. Door Zichzelf reinigde Hij ons van onze zonden.
Laat elke gelovige nu op zijn tenen gaan staan en omhoogkijken als hij zijn zonden wil zien. Zal hij ze daar zien? Nee. Als hij naar beneden kijkt, zal hij ze daar zien? Nee. Als hij om zich heen kijkt, zie hij ze dan? Nee. Als hij naar binnen kijkt, zal hij ze daar vinden? Nee. Waar moet hij dan zoeken? Waar hij maar wil, want hij zal ze nooit meer zien, volgens die oude belofte: ‘In die dagen en in die tijd, spreekt de IIEERE, zal gezocht worden naar de ongerechtigheid van Israël, maar die zal er niet zijn, en naar de zonden van Juda, maar ze zullen niet gevonden worden, want Ik zal vergeving schenken aan wie Ik laat overblijven’ (Jer. 50:20). Zal ik u vertellen waar uw zonden zijn? Christus deed ze weg en God zei dat Hij al onze zonden achter Zijn rug geworpen had (fes. 38:17). Waar is dat? Alle dingen liggen open voor God. Ik zou niet weten waar ‘achter Gods rug’ kan zijn. Het is nergens, want God is overal aanwezig en ziet alles. Daar zijn mijn zonden dus. Ik spreek met de grootste eerbied als ik zeg dat ze daar zijn waar Jehova Zelf ze nooit meer zien kan. Christus heeft ze zo weggedaan dat ze niet meer bestaan. De Messias kwam om de overtreding uit te delgen en een einde aan de zonde te maken en dat heeft Hij gedaan.
O gelovige, als Hij er een eind aan gemaakt heeft, is het geëindigd. Wat kan er nog van over zijn? Hier is een mooie tekst voor u. Ik houd ervan om er vaak over te mediteren als ik alleen ben: ‘Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan’ (Ps. 103:12). Dat deed Hij aan Golgotha’s kruis. Daar reinigde Hij heel Zijn volk werkelijk, uiteindelijk, totaal, compleet en eeuwig van hun zonden door die op Zichzelf te nemen. Hij droeg alle afschuwelijke gevolgen. Hij vernietigde en doofde ze uit, gooide ze in de diepe zee en deed ze voor eeuwig weg.
En dat deed Hij allemaal ‘door Zichzelf.’ Het was werkelijk verbazingwekkende genade die Hem deed bukken onder deze reiniging, deze verdelging, deze verzoening van de zonde. Omdat Hij was Wie en Wat Hij was, deed Hij dat grondig, volmaakt. Hij zei: ‘Het is volbracht’, en ik geloof Hem. Ik geef niet toe, dat kan ik niet, dat er ook maar iets van ons aan dat volmaakte werk moet worden toegevoegd of dat er iets van ons gevraagd wordt om de uitdelging van onze zonden te vervolmaken. Degenen voor wie Christus is gestorven, zijn gereinigd van hun schuld en ze mogen hun weg in vrede vervolgen. Hij werd een vloek voor ons gemaakt en er blijft niets dan zegen voor ons over.
III. Nu moet ik het ten slotte hebben over wat Christus nu geniet: Hij heeft Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hemelen. Hier moet ik opnieuw zeggen dat ik niet dieper kan. Ik moet zwemmen, maar ik ben niet zo’n goede zwemmer in zulke gezegende wateren als deze.
Ongetwijfeld wordt hier gerefereerd aan de hogepriester die op de grote verzoendag toen het offer was gebracht, zichzelf voor God stelde. Christus, onze grote Hogepriester, heeft eens en voor allen Zichzelf als offer voor de zonde gegeven en is nu binnengegaan in de meest heilige plaats. Daar zit Hij aan de rechterhand van de Majesteit in de hemelen.
Let er in de eerste plaats op dat dit rust inhoudt. Als de hogepriester achter het voorhangsel ging, mocht hij niet zitten. Hij stond, met heilig beven, en droeg de schaal met offerbloed tot voor de schitterende troon van genade. Maar onze Zaligmaker zit nu aan de rechterhand van de Vader. De hogepriester van vroeger was nog niet klaar met zijn werk. Het volgende jaar was er weer een zoenoffer nodig. Maar onze Heere heeft Zijn verzoening volmaakt en nu ‘is er geen offer voor de zonde meer nodig’ (Hebr. 10:18), want er is geen zonde meer die moet worden weggenomen. ‘Maar deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God.
Verder wacht Hij op het tijdstip dat Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten gemaakt worden. Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt’ (Hebr. 10:12-14). Daar zit Hij en ik weet zeker dat Hij niet zou zitten als Hij de redding van Zijn volk niet had afgemaakt. Jesaja werd lang daarvoor al geïnspireerd om op te schrijven wat de Messias zou zeggen: ‘Omwille van Sion zal Ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal Ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans, en haar heil als een brandende fakkel’ (Jes. 62:1). Maar nu rust Christus. Mijn oog kan Hem door geloof daar zien zitten, en ik weet dat
Het reddend werk van de liefde is gedaan, de strijd gestreden, de overwinning behaald.
Let er vervolgens op dat Christus zit op de plaats van eer: aan de rechterhand van de Majesteit in de hemel. Natuurlijk praten we nu in beeldspraak en u moet dit niet letterlijk opvatten. Jezus zit aan de rechterhand van Zijn Vader. Hij woont daar met de hoogste eer en waardigheid die maar verkregen kan worden. Alle engelen aanbidden Hem en allen die met Zijn bloed gewassen zijn, vereren hem dag zonder nacht. De Vader vindt vreugde in het eren van Hem.
De hoogste plek die de hemel biedt,
is de Zijne, komt Hem toe,
De Koning der koningen en Heere der heren, het eeuwig licht van de hemel.
Jezus zit niet slechts op de plaats van eer, maar Hij bezet ook de plaats van veiligheid. Niemand kan Hem nog pijn doen, niemand kan Zijn doelen verhinderen of Zijn wil negeren. Hij is aan de krachtige rechterhand van God. In de hemel boven en op de aarde beneden en in de wateren onder de aarde en op elke ster is Hij de hoogste Heer en Meester. En wie niet voor Hem wil buigen, zal worden gebroken met een ijzeren roede. Hij zal hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat. Daarom is Zijn zaak veilig. Zijn Koninkrijk staat vast, want Hij zit aan de rechterhand van macht.
En ten slotte betekent Christus’ plaats aan Gods rechterhand de eeuwige zekerheid van Zijn beloning. Het is niet mogelijk dat Hij beroofd wordt van wat Hij kocht met Zijn bloed. Ik beef als ik sommige mensen hoor spreken over de teleurstelling van Christus, Die stierf voor iets wat de de mensen Hem zouden kunnen geven als zij wilden, maar wat zij Hem mogelijk ook zouden kunnen onthouden. Ik beef als ik hen hoor spreken over Zijn dood als iets onzekers om iets tot stand te brengen wat Hij niet kende. Voor zulke uitdrukkingen koop ik niks. Ik verwacht te krijgen wat ik betaal. En Christus zal hebben wat Hij met Zijn eigen bloed gekocht heeft, zeker gezien het feit dat Hij weer leeft om op te eisen wat Hij kocht. De Zaligmaker zal nooit worden verslagen of worden teleurgesteld. Hij had Zijn kerk lief en gaf Zichzelf voor haar. Hij verloste Zijn geliefden uit de mensen. En Hij zal allen krijgen die Hij kocht. ‘Om de moeitevolle inspanning van Zijn ziel zal Hij het zien, Hij zal verzadigd worden’ (Jes. 53:11). Laten we daarom nogmaals zeggen: ‘Halleluja!’ en neervallen om Hem te aanbidden.
Het schijnt me toe dat er geen beter bewijs is voor de natuurlijke blindheid van de mensen dan dat de mensen niet naar Jezus gaan en Hem niet vertrouwen. O zondaren, als de zonde uw hart gezond had gehouden, zou u onmiddellijk komen en neervallen aan Zijn voeten! In Jezus ligt alle kracht verborgen en alle liefde van de Vader is in Jezus geconcentreerd. Kom dus en vertrouw Hem. Als u Hem maar vertrouwde, zou u daarmee aantonen dat Hij Zichzelf voor u gegeven heeft. Dat eenvoudige vertrouwen is het geheime merk dat Zijn volk onderscheidt van alle anderen. ‘Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij’ (Joh. 10:27). Tegen degenen die Hem afwezen toen Hij op aarde was, zei onze Heere: ‘U gelooft niet, want u bent niet van Mijn schapen, zoals Ik u gezegd heb’ (Joh. 10:26). O arme zielen, wilt u echt voor eeuwig dat verdoemde merk van het ongeloof dragen? Als u sterft met dat merk op uw ziel, zult u voor eeuwig verloren zijn.
O, mocht u in plaats daarvan dat gezegende merk van het geloof krijgen, dat het teken is van Gods volk! Mocht u op dit moment het scharlakenrode touw van vertrouwen op het karmozijnrode bloed van Jezus uithangen, zoals Rachab dat touw uit haar raam hing. En terwijl Jericho valt, terwijl de hele aarde vergruisd wordt tot één ruïne, zal uw huis zeker blijven staan, ook al is het op de muur gebouwd, en niemand die er schuilt zal worden geraakt door het vernietigende zwaard. Want iedereen die in Christus is, is eeuwig veilig. Hoe zou het anders kunnen? Hij heeft hun zonden immers weggedaan? God geve ieder van u deel te hebben aan deze gezegende gemeenschap, omwille van Zijn lieve Naam!
Amen.