Dient de Heere. Romeinen 12:11
Wat onze plaats in het leven ook is, we moeten ons gedrag zo laten zijn dat het ons in toewijding en oprechtheid bij kerk en wereld aanbeveelt. De christen moet door zijn godsdienst geen slechtere vakman zijn, maar een betere. Hij moet niet minder kundig zijn in de techniek, maar zorgvuldiger in zijn werk. Het zou heel kwalijk zijn als de tenten van Paulus de slechtste waren in het magazijn, en als Lydia’s purper het slechtst van kleur was. Let er tegelijk op dat het zinnetje ervoor net zo onze aandacht vraagt voor iets dat hoger en geestelijker is: ‘Zijt vurig van geest.’ We mogen het geestelijke niet verwaarlozen vanwege de dringende behoeften van het tijdelijke. Misschien vergeten we dit gebod eerder dan het volgende, en daarom moet het ons temeer ter harte gaan. We moeten het heilige vuur in onze ziel voortdurend brandende houden, want dat is de betekenis van Vurig’. Onze liefde tot God mag er maar niet in beperkte mate zijn, maar zij moet in een krachtige vlam bestaan. We moeten onze ziel in een gloedvolle ijver bewaren, brandend van toegenegenheid. Onze geestelijke natuur moet gloeien als kolen vuur. Het fundament van ons levensgewelf moet het verlangen zijn om God te verheerlijken. Op dit punt moeten het openbare en het persoonlijke, het lichamelijke en het geestelijke, één zijn. Zowel in de toewijding in het zakelijke als in de vurigheid van de geest moeten we de Heere altijd voor ons stellen. Ons werk van elke dag moet gewijd worden tot een priesterlijke offerande, onze gloed vanbinnen moet zijn als wierook in de tempel, en zo zullen we, terwijl onze lichamen tempels zijn van de Heilige Geest, altijd de Heere blijven dienen