Doch Hanna antwoordde en zeide: Neen, mijn heer, ik ben een vrouw bezwaard van geest. 1 Samuël 1:15
Wat gingen er bij Hanna een heerlijke dingen gepaard met her bezwaard-zijn van geest! Her eerste was ware godsvrucht. Ze was een godzalige vrouw. Bij het lezen van het hoofdstuk krijgen we een volmaakt getuigenis dat haar hart oprecht was voor God. Bij ons kan er geen enkele vraag rijzen over de oprechtheid van haar gebed, of de kracht ervan. We twijfelen er geen moment aan dat ze een oprecht toegewijde vrouw was. Ze was iemand die méér dan vele anderen God vreesde, een hoogbegenadigde vrouw – en toch ‘bezwaard van geest’. Leid nooit uit het verdriet van iemand af dat hij of zij zeker niet door God wordt bemind. Het zou veiliger zijn vanuit het tegendeel te redeneren, al is dat niet altijd veilig, want uitwendige omstandigheden vormen maar een povere toets voor de geestelijke staat van een mens. God beminde de rijke man in zijn purper en fijn lijnwaad zeker niet, terwijl Lazarus, met de honden die zijn wonden likten, een gunsteling van de hemel was. Toch wordt niet elke rijke verworpen, en niet elke bedelaar door engelen gedragen. De uitwendige omstandigheden kunnen ons tot het ene of tot het andere doen besluiten. Het hart moet geoordeeld, gedrag en daad moeten gewogen, en een oordeel moet gegeven worden, anders dan naar het uiterlijk. Veel mensen voelen zich gelukkig, maar daaruit mogen ze niet afleiden dat God hen liefheeft. Daar waar sommige anderen jammer genoeg terneergeslagen zijn, zou het heel onbarmhartig zijn te suggereren dat God op hen vertoornd is. Er staat nergens: Dien de Heere liefheeft, maakt Hij rijk, maar er staat: ‘Dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij.’