Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis. Jes. 33:16
De man, aan wie God genade heeft gegeven om onberispelijk te leven, woont in volmaakte veiligheid. Hij woont in de hoogten, boven de wereld, buiten schot voor de vijand, en dichtbij de hemel. Hij heeft hoge bedoelingen en beweegredenen, en hij vindt verheven verkwikking en gezelschap. Hij verheugt zich in de bergen van eeuwige liefde, waarin hij verblijf houdt. Hij wordt beschermd door sterkten van ontzagwekkende steenrotsen. De meest vaststaande dingen in het heelal zijn de beloften en de voornemens van de onveranderlijke God, en die zijn de lijfwacht van de gehoorzame gelovige. Er wordt voor hem gezorgd naar deze grote belofte: „zijn brood wordt hem gegeven”. Omdat de vijand de sterkte niet kan beklimmen, noch het bolwerk afbreken, daarom kan de vesting niet door een belegering of hongersnood worden ingenomen. De HEERE, die manna deed regenen in de woestijn, zal zijn volk goed bevoorraden, zelfs wanneer zij worden omringd door hen, die hen zouden willen uithongeren. Maar wat te doen, als het water zou ontbreken? Dat kan niet gebeuren: “zijn wateren zijn gewis”. Er is een nooit-opdrogende bron in de onneembare vesting. De HEERE ziet erop toe, dat er aan niets gebrek is. Niemand kan de burger van het ware Sion deren. Hoe grimmig de vijand ook moge zijn, de HEERE zal zijn uitverkorenen bewaren.